ECLI:NL:OGEAC:2020:177

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
500.00127/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke veroordeling van een rechtspersoon wegens niet-registratie bij de Financial Intelligence Unit

Op 27 januari 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte rechtspersoon die niet geregistreerd was bij de Financial Intelligence Unit (FIU). De zaak betreft een overtreding van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties (LvMOT), waarbij de verdachte rechtspersoon in de periode van 4 december 2015 tot en met 6 december 2019 opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de registratieplicht. De officier van justitie, mr. J.P. Rozemeijer, eiste een geldboete van NAf 2.500,-, waarvan NAf 1.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich binnen een maand na het onherroepelijk worden van het vonnis moet registreren bij de FIU.

Tijdens de openbare terechtzitting op 13 januari 2020 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De verdachte rechtspersoon werd vertegenwoordigd door de directeur. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte rechtspersoon opzettelijk niet geregistreerd was bij de FIU, ondanks herhaalde waarschuwingen. Het verweer van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de regelgeving werd verworpen, aangezien kleurloos opzet voldoende is voor een bewezenverklaring.

Het Gerecht legde de verdachte rechtspersoon een geldboete op en bepaalde dat een deel van deze boete voorwaardelijk is. De uitspraak benadrukt het belang van registratie bij de FIU voor het waarborgen van transparantie in financiële transacties en het voorkomen van witwassen. De verdachte rechtspersoon werd schuldig bevonden aan opzettelijke overtreding van de registratieplicht, en het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00127/19

Uitspraak: 27 januari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte rechtspersoon:

[VERDACHTE RECHTSPERSOON].,

Gevestigd aan de [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2020. De verdachte rechtspersoon werd vertegenwoordigd door de heer [directeur verdachte rechtspersoon], directeur van de verdachte rechtspersoon voornoemd.
De officier van justitie, mr. J.P. Rozemeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het te laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte rechtspersoon daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van NAf 2.500,- waarvan NAf 1.000,- voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarde geldt dat verdachte rechtspersoon zich binnen 1 maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te registreren bij de FIU.
Tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd dat:
zij in de periode 4 december 2015 tot en met 6 december 2019, te Curacao, als degene die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verricht en/of het voornemen heeft een dienst te verrichten als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder a, sub 13 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 15a lid 1 en/of lid 3 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, niet geregistreerd staat bij de FIU (financiële inlichtingen eenheid) en/of de Toezichthouder (financiële inlichtingen eenheid).
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode 4 december 2015 tot en met 6 december 2019, te Curacao, als degene die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verricht en
/ofhet voornemen heeft een dienst te verrichten als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder a, sub 13 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 15a lid 1 en
/oflid 3 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, niet geregistreerd staat bij de FIU (financiële inlichtingen eenheid) en
/ofde Toezichthouder (financiële inlichtingen eenheid).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte rechtspersoon meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte rechtspersoon het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1. Verklaring verdachte rechtspersoon ter terechtzitting d.d. 13 januari 2020, inhoudende als verklaring van de verdachte rechtspersoon:

U, rechter, vraagt mij of de verdenking klopt.
Ik heb mij inmiddels laten inschrijven. Ik heb niet zoveel waarde gehecht aan de oproepen. Het klopt dat ik wel eens een woning verkoop, misschien één per jaar.

2. Schriftelijk Bescheid, ander geschrift inhoudende een brief met bijlagen (kenmerk: MOT-TZ-0105-2019-AMK/AHA) d.d. 5 april 2019 van [hoofd FIU], hoofd FIU Curacao, aan het openbaar ministerie, inhoudende:

Hierbij ontvangt u aangifte van strafbare gedragingen welke zich naar de mening van de Toezichthouder hebben voorgedaan vanwege het niet nakomen door bepaalde personen en organisaties van de registratieplicht op grond van art. 15a lid 1 en lid 3 LvMOT.
De Toezichthouder heeft een KvK-selectie gemaakt van dienstverleners die vallen onder artikel 1 onder a sub 12 (tussenpersonen terzake van het aan- of verkopen van onroerende zaken). Uit deze selectie zijn zij die de registratieplicht voor beide instanties nog niet waren nagekomen, aangeschreven. Aan hen die na een daartoe verstrekte periode nog immer niet (volledig) aan de registratieplicht hadden voldaan, is een tweede brief verzonden. Aan hen die daarna slechts bij één instantie hadden geregistreerd, is nog een derde brief verzonden. De onder toezicht gestelden die daarna nog immer niet hadden geregistreerd, zijn thans door middel van een aangifte aangeboden aan het Openbaar Ministerie.
Bijlage 1
Brief (kenmerk: MOT-TZ-133-2018-SML/AHA) d.d. 5 november 2018 van FIU gericht aan The Legal representative of [verdachte rechtspersoon]
Topic: Topic Registration Requirements NORUT.
The supervisor has established that you are providing or intend to provide the services mentioned under A (persons and institutions acting as intermediairies for the purchase and sale of immovable property (Real Estate) and of rights to which immovable property is subject to) but that you have not registered with the Analysis Department of the FIU and/or the Supervision Department of the FIU.
Bijlage 2
Brief (kenmerk MOT-TZ-133-2-2018-SML/AHA) d.d. 19 december 2018 van FIU gericht aan the legal representative van [verdachte rechtspersoon]
Topic: Reminder of registration requirements NORUT
As you were informed by letter dated November 5th 2018 the Supervisor has established that you are a service provider that has the obligation to register with the FIU.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (parketnummer 500.00153/19) d.d. 6 december 2019, opgemaakt door plv. officier van justitie mr. J.P. Rozemeijer, inhoudende:
Met een brief van 5 april 2019 heeft het Hoofd FIU Curacao aangifte gedaan bij het openbaar ministerie. Uit KvK gegevens blijkt dat [verdachte rechtspersoon] een dienstverlener is die geregistreerd moet staan bij de FIU.
Na ontvangst van de aangifte heeft het OM op 16 april 2019 een brief verzonden aan de verdachte. Op de werklijst van de bode is op 25 april 2019 getekend voor ontvangst van deze stukken. Het transactieaanbod gold tot 31 mei 2019. De transactie is niet betaald voor die datum. Op 6 december 2019 vernam ik van de FIU dat tot en met die dag de dienstverlener niet geregistreerd stond bij de FIU.

4. Een schriftelijk bescheid, ander geschrift te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 13 maart 2019, inhoudende:

In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curacao is de dienstverlener ingeschreven onder nummer [Kamer van Koophandel nummer] als volgt:
Handelsnaam [verdachte rechtspersoon]
Rechtsvorm Naamloze Vennootschap
Officiële benaming [verdachte rechtspersoon]
Statutaire zetel Curacao
Datum oprichting 14 augustus 2012
Bedrijfsomschrijving 1. De exploitatie van een makelaars- en taxatiekantoor;
2. Het bemiddelen bij onroerend goed transacties alsmede de bemiddeling bij hypotheken en verzekeringen;
3. Het optreden als tussenpersoon, vertegenwoordiger of belangenbehartiger bij transacties in onroerend goed;
4. Het geven van advies in verband met het bovenstaande;
5. Het exploiteren waaronder mede begrepen het kopen en verkopen, huren en verhuren, beheren, vervreemden en bezwaren van registergoederen;
6. Het deelnemen in andere vennootschappen en ondernemingen met een soortgelijk of aanverwant doel;
7. Het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin des woords verband houdt.
Bewijsoverwegingen
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het Gerecht vast dat de verdachte rechtspersoon diensten verleent (handelen en bemiddelen in onroerend goed) zoals omschreven in artikel 1 onder a sub 13 LvMOT, alsmede dat de verdachte rechtspersoon voornemens is deze diensten te verlenen. Het Gerecht stelt verder vast dat de verdachte rechtspersoon sinds de inwerkingtreding van artikel 15a LvMOT tot en met 6 december 2019, aldus in de ten laste gelegde periode, niet geregistreerd stond bij de FIU en Toezichthouder.
De verdachte rechtspersoon heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zij in de veronderstelling was dat de regelgeving niet op haar van toepassing is, nu zij niet professioneel acteert. Het Gerecht begrijpt het verweer zo dat de verdachte rechtspersoon niet opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de geldende regelgeving.
Het Gerecht verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. In het economisch strafrecht geldt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “opzet”, kleurloos opzet toereikend is. Bij kleurloos opzet hoeft niet bewezen te worden dat de verdachte rechtspersoon wist dat haar gedraging in strijd was met de wettelijke voorschriften. Met andere woorden: dat de verdachte rechtspersoon niet zou hebben geweten van de regelgeving, staat aan het bewijs voor het opzet op het niet nakomen van de registratieplicht bij de FIU niet in de weg. Ten overvloede overweegt het Gerecht dat uit de verklaring van de verdachte rechtspersoon ter terechtzitting blijkt dat zij kennis had genomen van het transactieaanbod en dus op de hoogte was dat zij zich moest registreren bij de FIO. Dat de verdachte rechtspersoon zich uiteindelijk – na enkele reminders en het transactieaanbod - alsnog heeft geregistreerd of bezig is met de registratie, doet aan het voorgaande niets af.
Strafbaarheid en kwalificatie van de feiten
Het bewezenverklaarde feit is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 23 lid 1 LvMOT. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 15a lid 1 en lid 3 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon opheffen of uitsluiten. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte rechtspersoon heeft nagelaten om zich te registreren bij de FIU en Toezichthouder, ondanks dat de FIU haar meerdere malen heeft geattendeerd op de registratieplicht. Zij heeft door haar handelen de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en (in het verlengde daarvan) maatregelen te nemen om witwassen van opbrengsten uit misdrijven tegen te gaan. Het Gerecht neemt dit de verdachte rechtspersoon kwalijk.
Het Gerecht acht het – conform de eis van de officier van justitie – passend dat aan de verdachte rechtspersoon een geldboete wordt opgelegd met een voorwaardelijk deel en een bijzondere voorwaarde. De bijzondere voorwaarde zal inhouden dat de verdachte rechtspersoon zich binnen één maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal registreren bij de FIU.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:54 en 1:55 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte rechtspersoon daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot
een geldboete van NAf. 2500,00 [vijfentwinghonderd Antilliaanse Guldens];
bepaalt dat een gedeelte van deze geldboete, groot NAf. 1000,00 (duizend), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte rechtspersoon zich voor het einde van een proeftijd van een (1) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- verdachte zal binnen één (1) maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis geregistreerd staan bij de FIU (Financial Intelligence Unit).
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door M.A.J. Schoof (zittingsgriffier), en op [datum] in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: