ECLI:NL:OGEAC:2020:178

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
500.00153/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
  • M.A.J. Schoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen rechtspersoon wegens niet registratie bij de Financial Intelligence Unit

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte rechtspersoon aangeklaagd voor het niet registreren bij de Financial Intelligence Unit (FIU) in de periode van 4 december 2015 tot en met 6 december 2019. De zaak werd behandeld op 13 januari 2020, waarbij de verdachte werd vertegenwoordigd door de directeur van de rechtspersoon en zijn raadsman, mr. O.A. Martina. De officier van justitie, mr. (naam officier), eiste een geldboete van NAf 1.500,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het Gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk in strijd had gehandeld met de registratieplicht zoals vastgelegd in de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties (LvMOT).

Het Gerecht stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte rechtspersoon had, ondanks meerdere herinneringen van de FIU, nagelaten zich te registreren, wat de overheid belemmerde in haar toezicht op mogelijke criminele geldstromen. Het Gerecht achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte rechtspersoon voldoende.

Uiteindelijk werd de verdachte rechtspersoon veroordeeld tot een geldboete van NAf 1.500,-. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. M.J. de Kort op 27 januari 2020, in aanwezigheid van de griffier M.A.J. Schoof. Het Gerecht benadrukte de ernst van de overtreding en de noodzaak voor naleving van de registratieplicht.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00153/19

Uitspraak: 27 januari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte rechtspersoon:

[VERDACHTE RECHTSPERSOON].,

Gevestigd aan de [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2020. De verdachte is verschenen en werd vertegenwoordigd door de heer [directeur verdachte rechtspersoon], directeur van de verdachte rechtspersoon voornoemd, bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.A. Martina.
De officier van justitie, mr (Officier), heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte rechtspersoon daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van NAf 1.500, -.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte rechtspersoon zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd dat:
zij in de periode 4 december 2015 tot en met 6 december 2019, te Curaçao, als degene die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verricht en/of het voornemen heeft een dienst te verrichten als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder a, sub 13 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 15a lid 1 en/of lid 3 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, niet geregistreerd staat bij de FIU (financiële inlichtingen eenheid) en/of de Toezichthouder (financiële inlichtingen eenheid).
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode 4 december 2015 tot en met 6 december 2019, te Curaçao, als degene die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verricht en
/ofhet voornemen heeft een dienst te verrichten als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder a, sub 13 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 15a lid 1 en
/oflid 3 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties, niet geregistreerd staat bij de FIU (financiële inlichtingen eenheid) en/of de Toezichthouder (financiële inlichtingen eenheid).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte rechtspersoon meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte rechtspersoon het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

1. Verklaring verdachte rechtspersoon ter terechtzitting d.d. 13 januari 2020, inhoudende als verklaring van de verdachte rechtspersoon:

U, rechter, houdt mij voor dat de FIU en het OM mij een aantal keer heeft geadviseerd en erop heeft gewezen dat ik mij moest registreren bij de FIU en u vraagt mij hoe het kan dat ik tot 6 december 2019 niet geregistreerd was.
Ik heb ervan geweten dat ze mij de transactie hebben aangeboden. Ik wist toen dat ik iets moest regelen.
U, rechter, vraagt mij wat de status is van het bedrijf.
Het is een lopend bedrijf.

2. Schriftelijk Bescheid, ander geschrift inhoudende een brief met bijlagen (kenmerk: MOT-TZ-01-05-2019-AMK/AHA) d.d. 5 april 2019 van mr. A.M. Ch. Kemna, hoofd FIU Curacao, aan het openbaar ministerie, inhoudende:

Hierbij ontvangt u aangifte van strafbare gedragingen welke zich naar de mening van de Toezichthouder hebben voorgedaan vanwege het niet nakomen door bepaalde personen en organisaties van de registratieplicht op grond van art. 15a lid 1 en lid 3 LvMOT.
De Toezichthouder heeft een KvK-selectie gemaakt van dienstverleners die vallen onder artikel 1 onder a sub 12 (tussenpersonen terzake van het aan- of verkopen van onroerende zaken). Uit deze selectie zijn zij die de registratieplicht voor beide instanties nog niet waren nagekomen, aangeschreven. Aan hen die na een daartoe verstrekte periode nog immer niet (volledig) aan de registratieplicht hadden voldaan, is een tweede brief verzonden. Aan hen die daarna slechts bij één instantie hadden geregistreerd, is nog een derde brief verzonden. De onder toezicht gestelden die daarna nog immer niet hadden geregistreerd, zijn thans door middel van een aangifte aangeboden aan het Openbaar Ministerie.
Bijlage 1
Brief (kenmerk: MOT-TZ-133-2018 SML/AHA) d.d. 31 oktober 2018 van FIU gericht aan [verdachte rechtspersoon]
Topic Registration Requirements NORUT.
The supervisor has established that you are providing or intend to provide the services mentioned under B (persons and institutions that trade in vehicles or mediate in the trade of vehicles) but that you have not registered with the Analysis Department of the FIU and/or the Supervision Department of the FIU.
Bijlage 2
Brief (kenmerk: MOT-TZ-133-2-2018-SML/AHA) d.d. 19 december 2018 gericht aan (verdachte)
Reminder of registration requirements NORUT
As you were informed by letter dated November 5th 2018 the Supervisor has established that you are a service provider that has the obligation to register with the FIU.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (parketnummer 500.00153/19) d.d. 6 december 2019, opgemaakt door plv. officier van justitie mr. (naam officier), inhoudende:
Met een brief van 5 april 2019 heeft het Hoofd FIU Curacao aangifte gedaan bij het openbaar ministerie. Uit KvK gegevens blijkt dat [verdachte rechtspersoon] een dienstverlener is die geregistreerd moet staan bij de FIU. Na ontvangst van de aangifte heeft het OM op 17 april 2019 een brief verzonden aan de [verdachte rechtspersoon]. Op de werklijst van de bode is op 9 mei 2019 getekend voor ontvangst van deze stukken. Het transactieaanbod gold tot 31 mei 2019. De transactie is niet betaald voor die datum. Van de FIU vernam ik dat deze dienstverlener tot dat moment niet geregistreerd stond bij de FIU.
Op 6 december 2019 vernam ik van de FIU dat tot en met die dag de dienstverlener niet geregistreerd stond bij de FIU.

4. Een schriftelijk bescheid, ander geschrift te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 21 maart 2019, inhoudende:

In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curacao is de dienstverlener ingeschreven onder nummer 64106 als volgt:
Handelsnaam [verdachte rechtspersoon]
Rechtsvorm Naamloze Vennootschap
Officiële benaming [verdachte rechtspersoon]
Statutaire zetel Curaçao
Datum oprichting [datum oprichting verdachte rechtspersoon]
Bedrijfsomschrijving 1. De verhuur, leasing, aan- en verkoop en het reparatiebedrijf van voer- en vaartuigen in de ruimste zin des woords;
2. Het importeren van onderdelen en accessoires voor het sub a gemelde doel;
3. Het samenwerken met-, deelnemen in-, financieren van andere ondernemingen met een soortgelijk of aanverwant doel en het verrichten van alles wat met het vorenstaande verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn.
Bewijsoverwegingen
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het Gerecht vast dat de verdachte rechtspersoon voornemens is diensten te verlenen - handel in voertuigen - zoals omschreven in artikel 1 onder a sub 13LvMOT, alsmede dat de verdachte rechtspersoon deze diensten ook daadwerkelijk verleend. Het Gerecht stelt verder vast dat de verdachte rechtspersoon sinds de inwerkingtreding van artikel 15a LvMOT tot en met 6 december 2019, aldus in de ten laste gelegde periode, niet geregistreerd stond bij de FIU en Toezichthouder.
De raadsman van de verdachte rechtspersoon heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte rechtspersoon opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de geldende regelgeving.
Het Gerecht verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt. In het economisch strafrecht geldt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “opzet”, kleurloos opzet toereikend is. Bij kleurloos opzet hoeft niet bewezen te worden dat de verdachte rechtspersoon wist dat haar gedraging in strijd was met de wettelijke voorschriften. Met andere woorden: dat de verdachte rechtspersoon niet zou hebben geweten van de regelgeving, staat aan het bewijs voor het opzet - op het niet nakomen van de registratieplicht bij de FIU - niet in de weg. Ten overvloede overweegt het Gerecht dat uit de verklaring van de verdachte rechtspersoon ter terechtzitting blijkt dat zij kennis had genomen van het transactieaanbod en dus op de hoogte was dat zij zich moest registreren bij de FIU. Dat de verdachte rechtspersoon zich uiteindelijk – na enkele reminders en het transactieaanbod - alsnog heeft geregistreerd, doet aan het voorgaande niets af.
Strafbaarheid en kwalificatie van de feiten
Het bewezenverklaarde feit is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 23 lid 1 LvMOT. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 15a lid 1 en lid 3 van de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon opheffen of uitsluiten. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte rechtspersoon heeft nagelaten om zich te registreren bij de FIU en Toezichthouder, ondanks dat de FIU haar meerdere malen heeft geattendeerd op de registratieplicht. Zij heeft door haar handelen de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en (in het verlengde daarvan) maatregelen te nemen om witwassen van opbrengsten uit misdrijven tegen te gaan. Het Gerecht neemt dit de verdachte rechtspersoon kwalijk.
Het Gerecht acht de door de officier van justitie gevorderde geldboete passend en geboden en ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:54 en 1:55 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een geldboete van NAf 1500,00 [vijftienhonderd gulden].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door M.A.J. Schoof (zittingsgriffier), en op 27 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: