In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte rechtspersoon aangeklaagd voor het niet registreren bij de Financial Intelligence Unit (FIU) in de periode van 4 december 2015 tot en met 6 december 2019. De zaak werd behandeld op 13 januari 2020, waarbij de verdachte werd vertegenwoordigd door de directeur van de rechtspersoon en zijn raadsman, mr. O.A. Martina. De officier van justitie, mr. (naam officier), eiste een geldboete van NAf 1.500,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het Gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk in strijd had gehandeld met de registratieplicht zoals vastgelegd in de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties (LvMOT).
Het Gerecht stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte rechtspersoon had, ondanks meerdere herinneringen van de FIU, nagelaten zich te registreren, wat de overheid belemmerde in haar toezicht op mogelijke criminele geldstromen. Het Gerecht achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte rechtspersoon voldoende.
Uiteindelijk werd de verdachte rechtspersoon veroordeeld tot een geldboete van NAf 1.500,-. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. M.J. de Kort op 27 januari 2020, in aanwezigheid van de griffier M.A.J. Schoof. Het Gerecht benadrukte de ernst van de overtreding en de noodzaak voor naleving van de registratieplicht.