In deze zaak heeft de besloten vennootschap Cocobana Beheer B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wegens het niet betalen van huur voor een appartement in Curaçao. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van twaalf maanden, ingaande op 1 januari 2020, met een huurprijs van NAf 2.450 per maand. De gedaagden hebben de huur voor de maanden januari en februari 2020 betaald, maar zijn vanaf maart 2020 in gebreke gebleven. Cocobana heeft de huurovereenkomst op 2 april 2020 ontbonden en vordert nu betaling van een schadevergoeding van NAf 23.877,67, bestaande uit huurpenningen en geleden schade.
De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat zij door de Covid-19 pandemie hun werk hebben verloren en daarom niet in staat waren om de huur te betalen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagden in beginsel verplicht zijn de huur over de gehele huurperiode te vergoeden, maar dat de schadeplicht beperkt wordt tot achterstallige huur tot 1 september 2020. Het Gerecht heeft de vordering van Cocobana toegewezen tot een bedrag van NAf 12.250, vermeerderd met wettelijke rente, en de gedaagden in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om zich te verzekeren van voldoende inkomsten om aan hun verplichtingen te voldoen, zelfs in het licht van onvoorziene omstandigheden zoals de Covid-19 pandemie. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun beroep op overmacht en onvoorziene omstandigheden.