In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Koendjibiharie, schadevergoeding van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.V.G. Rooijer, wegens de mishandeling van zijn geitenbok. De mishandeling vond plaats op 17 mei 2016, toen gedaagde, in een panieksituatie, de geitenbok met een ijzeren staaf sloeg. Eiser stelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld, omdat de geitenbok door de mishandeling letsel had opgelopen en uiteindelijk moest worden ingeslapen. Gedaagde voerde verweer en beroept zich op noodweer en noodweerexces, stellende dat hij handelde uit zelfverdediging tegen de agressieve geitenbok die zijn eigendommen bedreigde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2020 werd het standpunt van beide partijen uiteengezet. Het Gerecht oordeelde dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld, omdat hij in een noodsituatie verkeerde en zijn reactie op de geitenbok niet als disproportioneel kon worden aangemerkt. Het beroep op noodweerexces werd geaccepteerd, wat betekende dat de onrechtmatige daad gedaagde niet kon worden toegerekend. De vordering van eiser tot schadevergoeding werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde tot op heden waren begroot op NAf 200.
Het Gerecht verleende gedaagde tevens toestemming om kosteloos te procederen, gezien zijn onvermogen om de proceskosten te dragen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.M. Christiaan op 13 juli 2020.