ECLI:NL:OGEAC:2020:221

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201802488
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van niet verzekerd zijn onder de Landsverordening Basisverzekering Ziektekosten

In deze zaak heeft eiser, die in dienst is bij het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC), een beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank waarin zijn verzoek om een verklaring van niet verzekerd zijn onder de Landsverordening Basisverzekering Ziektekosten (LvBVZ) werd afgewezen. Eiser was per 14 september 2015 in dienst bij APC en was daarvoor werkzaam bij EY en KPMG. Bij zijn indiensttreding bij APC is hij als verzekerde aangemeld bij de Sociale Verzekeringsbank. Eiser heeft verzocht om een verklaring dat hij per 14 september 2015 niet verzekerd is onder de LvBVZ, omdat hij al voor die datum verzekerd was bij een ander verzekeringsbedrijf.

De Sociale Verzekeringsbank heeft het verzoek afgewezen op basis van de stelling dat eiser niet voldoet aan de uitzonderingsgronden van de LvBVZ. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij al voor de inwerkingtreding van de LvBVZ verzekerd was en dat hij daarom onder de uitzondering valt. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van eiser slaagt, omdat hij inderdaad aan de voorwaarden voldoet om niet verzekerd te zijn onder de LvBVZ. De wetgever heeft beoogd dat personen die al verzekerd waren bij de inwerkingtreding van de LvBVZ, niet onder de kring van verzekerden vallen.

Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Tevens is bepaald dat eiser in de periode in geding niet verzekerd is onder de LvBVZ. De Sociale Verzekeringsbank is opgedragen het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
procederend in persoon
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, jurist bij verweerster

Procesverloop

Bij beschikking van 8 januari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 juni 2018 (bestreden besluit), heeft verweerster het verzoek van eiser om een verklaring (vnvz) dat hij per 14 september 2015 niet verzekerd is ingevolge de Landsverordening Basisverzekering Ziektekosten (LvBVZ) afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
30 september 2020. Eiser is verschenen, vergezeld door [P.A.]. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is per 14 september 2015 in dienst getreden bij het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC). Daarvoor was hij van 2010 tot zijn indiensttreding bij APC werknemer bij EY en KPMG. Werknemers van APC worden gelijkgesteld met ambtenaren. Bij zijn indiensttreding heeft APC eiser bij verweerster als verzekerde ingevolge de LvBVZ aangemeld. Sinds 1 augustus 2010 is eiser onafgebroken verzekerd tegen ziektekosten bij verzekeringsbedrijf Guardian Group Fatum. Op 5 januari 2016 heeft eiser verweerster verzocht om een vnvz.
Verweerster heeft het verzoek afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft verweerster ten grondslag gelegd dat eiser niet voldoet aan een of meer van de uitzonderingsgronden van artikel 2.1, tweede lid, van de LvBVZ. Per 1 september 2015 zijn ambtenaren en gelijkgestelden verplicht verzekerd op grond van de LvBVZ. Als werknemer van APC is eiser dus vanaf 14 september 2015, de datum van indiensttreding bij APC, verplicht verzekerd ingevolge de LvBVZ.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij al voor de inwerkingtreding van de LvBVZ tegen ziektekosten was verzekerd bij een verzekeringsbedrijf als bedoeld in de Landsverordening Toezicht verzekeringsbedrijf met een minstens vergelijkbare dekking als de LvBVZ. Voor hem geldt dus de uitzondering van artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de LvBVZ. Deze beroepsgrond slaagt.
Op 1 februari 2013 is de LvBVZ in werking getreden (P.B. 2013, no. 3). Deze is per 1 november 2014 gewijzigd bij de Landsverordening van 30 oktober 2014 tot wijziging van de LvBVZ (wijzigingsverordening; P.B. 2014, no. 94).
4.1.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, is verzekerd degene die ingezetene is.
Op grond van artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder a, zijn, in afwijking van het eerste lid, niet verzekerd zij die bij inwerkingtreding van deze landsverordening tegen ziektekosten verzekerd zijn bij een verzekeringsbedrijf als bedoeld in de Landsverordening Toezicht verzekeringsbedrijf of een buitenlands verzekeringsbedrijf met wereldwijde dekking tegen ziektekosten, alsmede de met hen meeverzekerde gezinsleden en nagelaten betrekkingen, mits die verzekeringen minstens dezelfde dekking bieden als bij of krachtens deze landsverordening bepaald.
Op grond van artikel 12.5 zijn overheidsdienaren en de met hen gelijkgestelden (…) niet verzekerd ingevolge deze landsverordening.
Op grond van artikel 12.8 vervalt op het tijdstip dat wordt vastgesteld bij het landsbesluit, bedoeld in artikel 12.9, tweede lid, (…) artikel 12.5. Bij landsbesluit van 28 juli 2015 no. 15/2540 (P.B. 2015, no. 35) is genoemd tijdstip vastgesteld op 1 september 2015.
4.2.
In de memorie van toelichting bij de wijzigingsverordening is over artikel I, onderdeel B, dat ziet op de wijziging van artikel 2.1 het volgende opgemerkt:
“In het artikel regelende de kring van verzekerden is als uitgangspunt genomen om enkel de personen die verzekerd waren bij een publieke zorgverzekeraar mee te nemen in de basisverzekering ziektekosten alsmede personen die niet elders verzekerd zijn tegen ziektekosten. Privé verzekerden en ingezetenen die verzekerd zijn bij hun werkgevers blijven als zodanig verzekerd” (blz. 3) en “De wijziging van de kring der verzekerden op grond van artikel 2.1, tweede lid, onder a, betreft een correctie waarmee wordt beoogd een specifieke verschuiving van de privé of anderszins verzekerden naar de publieke verzekeraars tegen te gaan. Die correctie heeft geen betrekking op personen die op of na 1 februari 2013 tot de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening, verzekerd zijn krachtens de Landsverordening basisverzekering ziektekosten” (blz. 29).
5. Gelet op de tekst van artikel 2.1 van de LvBVZ, zoals gewijzigd, zijn alle ingezetenen verplicht verzekerd ingevolge LvBVZ, tenzij zij behoren tot een van de in artikel 2.1, tweede lid, bedoelde uitzonderingscategorieën. Als dat zo is, zijn deze ingezetenen niet verzekerd. De omstandigheid dat per 1 september 2015 de in artikel 12.5 neergelegde uitsluiting van de verzekering van overheidsdienaren en de met hen gelijkgestelden is komen te vervallen, laat onverlet dat zij tot de in artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder a, bedoelde uitzonderingscategorie kunnen behoren als zij voldoen aan de in die bepaling gestelde voorwaarden.
6. Gelet op de memorie van toelichting heeft de wetgever uitdrukkelijk beoogd dat personen, zoals eiser, die bij de inwerkingtreding van de LvBVZ op
1 februari 2013 particulier verzekerd waren en op die datum of op een datum tot 1 november 2014, toen de wijzigingsverordening in werking trad, niet waren verzekerd ingevolge de LvBVZ, uit te sluiten van de kring van verzekerden van de LvBVZ.
7. Het betoog van verweerster dat eiser de aan de LvBVZ-verzekering gekoppelde verzekeringspas heeft ontvangen en gebruikt, is onvoldoende om daaruit af te leiden dat eiser tot de kring van verzekerden van de LvBVZ behoort. Zoals het Gerecht eerder heeft geoordeeld is de verzekeringspas een administratief (bewijs)stuk dat nodig is om aanspraken onder de LvBVZ geldend te kunnen maken, terwijl aan de hand van artikel 2.1 van de LvBVZ dient te worden beoordeeld of iemand tot de kring van verzekerden behoort (zie de uitspraak van 13 juni 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:285). Dat eiser de verzekeringspas heeft ontvangen en gebruikt, wat daarvan ook zij, maakt dat niet anders. Aan verweerster kan worden toegegeven dat het vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt niet wenselijk is dat zij, nadat van de verzekeringspas gebruik is gemaakt en verweerster op basis daarvan declaraties heeft vergoed, verzoeken om een vnvz ontvangt die in voorkomende gevallen met terugwerkende kracht moeten worden gehonoreerd. Het is echter aan de wetgever om met het oog hierop maatregelen te treffen.
8. De slotsom is dat het beroep gegrond is, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het Gerecht ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar gegrond te verklaren. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de door eiser afgesloten ziektekostenverzekering voldoet aan de daaraan in artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de LvBVZ gestelde voorwaarden, ziet het Gerecht uit het oogpunt van definitieve geschilbeslechting tevens aanleiding om te verklaren dat eiser in de periode hier in geding niet verzekerd is ingevolge de LvBVZ.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
gegrond;
-
vernietigthet bestreden besluit;
-
verklaarthet bezwaar
gegrond;
-
bepaaltdat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
-
draagtverweerster
ophet betaalde griffierecht van NAf 50,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiser te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.