ECLI:NL:OGEAC:2020:241

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
Lar CUR202002434
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering bij aanvraag van een tewerkstellingsvergunning

In deze zaak heeft eiseres op 4 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van verweerder om te beslissen op haar bezwaar van 26 maart 2020. Dit bezwaar was gericht tegen de weigering van verweerder om binnen de wettelijke termijn van zes weken te beslissen op haar aanvraag van 7 februari 2020 voor een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van een persoon. Verweerder heeft op 7 oktober 2020 een verweerschrift ingediend. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijk gestelde termijn van vier maanden na het indienen van het bezwaarschrift heeft beslist. Hierdoor kon de fictieve weigering niet in stand blijven. Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard en de fictieve weigering vernietigd. Tevens is bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak inhoudelijk op het bezwaarschrift moet beslissen. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op NAf 175,-, en moet het Land Curaçao het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W.H. Bel en openbaar uitgesproken op 4 november 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op grond van artikel 79, eerste lid, van de Lar in het geding tussen:

[eiseres],

gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, advocaat,
en

[verweerder],

verweerder,
gemachtigde: mr. L.M. Pietersz, werkzaam bij het betrokken ministerie.

Procesverloop

Bij beroepschrift van 4 augustus 2020, bij het Gerecht ingediend op 18 augustus 2020, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om te beschikken op haar bezwaar van 26 maart 2020 (het bezwaarschrift), gericht tegen de weigering van verweerder om binnen de daarvoor op grond van artikel 5, achtste lid, van de Landverordening arbeid vreemdelingen geldende termijn van zes weken te beschikken op haar aanvraag van 7 februari 2020 (de aanvraag) om een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van [persoon].
Verweerder heeft op 7 oktober 2020 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven. Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 69, eerste lid, beslist het bestuursorgaan uiterlijk vier maanden na de datum van indiening van het bezwaarschrift. Deze termijn kan, onder kennisgeving aan de bezwaarde en de andere partijen, eenmaal met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.
Op grond van artikel 79, eerste lid, sub d kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroepschrift hem niet nodig voorkomt, omdat de bestreden beschikking kennelijk niet in stand kan blijven.
2. Het Gerecht acht verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig, omdat vaststaat dat verweerder niet binnen de daarvoor staande maximale wettelijke termijn van vier maanden na het indienen van het bezwaarschrift daarop heeft beslist. De als beschikking aan te merken weigering te beschikken op het bezwaarschrift (de fictieve weigering) kan dan ook kennelijk niet in stand blijven.
3. Het Gerecht zal het beroep gegrond verklaren en de fictieve weigering vernietigen. Voorts zal het bepalen dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak bij de te nemen beslissing op het bezwaarschrift inhoudelijk op de aanvraag moet beslissen.
4. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Het Gerecht begroot de proceskosten op NAf 175,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700,-, wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak). Voorts zal het Gerecht bepalen dat het Land het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van NAf 150,- aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde fictieve weigering;
  • bepaaltdat verweerder binnen twee weken alsnog bij de te nemen beslissing op het bezwaarschrift inhoudelijk moet beslissen op de aanvraag;
  • veroordeeltverweerder in de proceskosten tot een bedrag van
NAf 175,- (zegge: honderdvijfenzeventig Nederlands-Antilliaanse guldens), te betalen aan eiseres;
-
draagthet Land Curaçao
ophet betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiseres te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020 te Curaçao, in tegenwoordigheid van A.T. Marión, griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80 van de Lar.