ECLI:NL:OGEAC:2020:242

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
500.00101/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • G. Verbeek
  • M. Witteman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer aangenomen bij bedreiging met vuurwapen in Curaçao

Op 2 oktober 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Dickens. De officier van justitie, mr. A. Tiggelaar, eiste een gevangenisstraf van vierentwintig maanden. De tenlastelegging betrof een incident op 30 april 2020, waarbij de verdachte de aangever, [benadeelde 1], bedreigde met een vuurwapen. De verdachte zou het wapen tegen het hoofd van de aangever hebben gehouden en dreigende woorden hebben geuit.

Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Het Gerecht oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de aangever consistent waren en dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging. Echter, het Gerecht overwoog ook de mogelijkheid van noodweer, aangezien de aangever met een kapmes en een steen in de handen naar de verdachte was gekomen. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond en dat zijn handelen gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar was en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De kosten van de benadeelde partij werden begroot op nihil.

Uitspraak

Parketnummer:500.00101/20

Uitspraak: 2 oktober 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboorte datum] 200 in [geboorte plaats],
wonende in Curaçao, adres: [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Dickens, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. A. Tiggelaar, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van
wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening
1931, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk dreigend in de
directe nabijheid van eerder genoemde persoon een vuurwapen tevoorschijn
gehaald en/of tegen het hoofd van die [benadeelde 1] gezet en/ of (vervolgens) tegen
genoemde [benadeelde 1] dreigend gezegd:
- '' bai foi djaki nan pa mi no mata bo" (vrije vertaling: "ga weg van
hier anders vermoord ik je"),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/ of strekking geuit.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 april 2020 te Curaçao, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk dreigend in de directe nabijheid van eerder genoemde persoon een vuurwapen tevoorschijn gehaald en tegen het hoofd van die [benadeelde 1] gezet en (vervolgens) tegen
genoemde [benadeelde 1] dreigend gezegd:
- '' bai foi djaki nan pa mi no mata bo" (vrije vertaling: "ga weg van
hier anders vermoord ik je"),
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen expliciete landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2020 (p. 28-31), inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1]:
Ik doe aangifte van bedreiging met een vuurwapen tegen [bijnaam verdachte] (
het Gerecht begrijpt: [verdachte]), die woonachtig is te [adres].
[zus 1 benadeelde 1], [zus 2 benadeelde 1] en [naam]zijn op 30 april 2020 naar de [adres] gegaan. Kort na hen ben ik ook naar de [adres] gegaan om problemen te voorkomen. De broer van [zus verdachte], genaamd [bijnaam verdachte], kwam op mij af met een lang vuurwapen in zijn hand. Hij had het vuurwapen tegen mijn hoofd aan gezet en uitte de volgende woorden naar mij: ''bai foi djaki nan pa mi no mata bo" (vrije vertaling: "ga weg van hier anders vermoord ik je").
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2020 (p. 19-27), inhoudende als verklaring van aangever [getuige 1]:
Op 30 april 2020 werd ik door mijn dochter gebeld. Zij vertelde mij dat zij problemen had met [broer verdachte] en [zus verdachte] van [adres]. Mijn dochters, [zus 2 benadeelde 1] en [zus 1 benadeelde 1], zijn naar de [adres] gegaan. Mijn man, [slachtoffer], is daar ook naar toe gegaan. Ik zag [bijnaam verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]) met een lang vuurwapen geplaatst aan het hoofd van mijn partner terwijl hij tegen mijn partner zei om weg te gaan voordat hij hem zal vermoorden.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, afgelegd op 11 september 2020, inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik zag dat de man in mijn richting kwam. Ik heb tegen de man gezegd dat hij buiten moest blijven. Ik heb dat met stemverheffing gezegd.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2020 (p. 183-184), inhoudende als verklaring van de verbalisant:
Na aanhouding van de verdachten werd een huiszoeking verricht in de woning gelegen te [adres]. In de slaapkamer van de verdachte [medeverdachte] en de vrouw [naam] werden drie mobiele telefoons van het merk Samsung (wit-, goud- en zwartkleurig) aangetroffen en werden door het Team Digitale Opsporing inbeslaggenomen. Op 2 september 2020 werd de data van de zwartkleurige mobiele telefoon van het merk Samsung bekeken. In de mobiele telefoon werd een foto aangetroffen van een lang bruin vuurwapen. Op 4 september 2020 werd de foto aan de aangever [benadeelde 1] getoond. De aangever herkende het lange vuurwapen op de foto als het vuurwapen die de verdachte [verdachte] op hem gericht had.
Bewijsoverwegingen
Het Gerecht stelt vast dat zich in het dossier uiteenlopende verklaringen bevinden over wat zich heeft afgespeeld op de [adres]in de nacht van 30 april 2020. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het Gerecht het volgende af.
Op 30 april 2020 heeft bij de woning van verdachte een vechtpartij plaatsgevonden, waarbij onder andere aangever [benadeelde 2], verdachte en medeverdachte [medeverdachte] betrokken zijn geweest. Kort na de vechtpartij heeft aangever [benadeelde 1], de stiefvader van aangever [benadeelde 2], met een kapmes in zijn ene hand en een steen in zijn andere hand de tuin van verdachte betreden, althans is hij de verdachte tot een korte afstand genaderd.
[benadeelde 1] en [getuige 1] verklaren dat verdachte op dat moment een lang vuurwapen heeft gepakt, dat vuurwapen tegen het hoofd van aangever [benadeelde 1] heeft gezet en vervolgens dreigend tegen [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij de tuin moest verlaten en hem anders zou vermoorden.
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad tegen aangever [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij de tuin moest verlaten, doch had hij geen vuurwapen had en ook geen dreigende woorden daarbij heeft geuit.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de aangiftes van [benadeelde 1] en [getuige 1] onbetrouwbaar zijn en onvoldoende steun vinden in het dossier.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verklaringen van [getuige 1] en [benadeelde 1] vinden – voor zover deze zien op de bedreiging door verdachte - steun in elkaar. Zij hebben beiden consistent verklaard over dat verdachte een lang vuurwapen pakte en aangever [benadeelde 1] daarmee bedreigde op het moment dat aangever [benadeelde 1] verdachte naderde. Dat andere aanwezigen niet hebben gezien dat verdachte aangever [benadeelde 1] met een vuurwapen heeft bedreigd, kan verklaard worden door de hectische situatie in en buiten de tuin van de [adres] Het is goed voorstelbaar dat de aandacht van de aanwezigen verdeeld was over de verschillende gebeurtenissen in en buiten de tuin, waardoor het voorval tussen verdachte en aangever [benadeelde 1] niet door iedereen werd waargenomen.
De raadsman heeft opgemerkt dat tijdens de huiszoeking op de [adres], kort na de vechtpartij, geen lang vuurwapen is aangetroffen. Het Gerecht overweegt dat de omstandigheid dat bij de doorzoeking geen lang vuurwapen is aangetroffen niet tot de conclusie noopt dat eerder die avond geen lang vuurwapen in de woning aanwezig is geweest. Het Gerecht constateert in dat verband dat er na het incident enige tijd verstreken was alvorens er een doorzoeking in de woning aan de [adres] heeft plaatsgevonden Het Gerecht neemt voorts in aanmerking dat op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte], waarvan vaststaat dat hij ook op de [adres] verbleef, een foto is aangetroffen van een lang vuurwapen en dat aangever [benadeelde 1] dit vuurwapen herkende als het vuurwapen dat verdachte op hem had gericht.
Het Gerecht overweegt ten slotte dat in het door de verdediging gestelde geen aanleiding wordt gezien om aan te nemen dat de getuigen [getuige 1] en [benadeelde 1] leugenachtig hebben verklaard ten aanzien van de bedreiging door verdachte. Uit het dossier blijkt immers dat de woede van aangevers zich richtte op medeverdachte [medeverdachte]en “[zus verdachte]” en niet op verdachte. Het Gerecht ziet aldus geen reden waarom de aangevers verdachte ten onrechte zouden belasten.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [benadeelde 1] met een vuurwapen heeft bedreigd.
De strafbaarheid
Ambtshalve overweegt het Gerecht ten aanzien van de strafbaarheid het volgende.
Het Gerecht heeft zich de vraag gesteld of sprake is geweest van een noodweersituatie. De voorwaarden voor het aannemen van een noodweersituatie zijn dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Uit de verklaringen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris volgt dat aangever [benadeelde 1] een kapmes en een steen in zijn handen had toen hij op de betreffende avond in de tuin van verdachte aanwezig was. Aangevers [benadeelde 1] en [getuige 1] hebben beiden verklaard dat verdachte het vuurwapen tegen het hoofd van [benadeelde 1] hield, zodat het Gerecht het ervoor houdt dat [benadeelde 1] met het kapmes en de steen dicht in de buurt was van verdachte. Het Gerecht oordeelt dat aangever [benadeelde 1], mede gelet op het confronterende gedrag van [benadeelde 2] jegens in ieder geval [medeverdachte]
en verdachte vlak daarvoor, een situatie in het leven riep waardoor verdachte gerechtvaardigd mocht vrezen voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van hemzelf of anderen. Verdachte heeft zichzelf en de andere aanwezigen, door een vuurwapen te pakken en daarmee te dreigen, verdedigd tegen die dreigende aanranding. Verdachte heeft met zijn handelen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden, zodat het Gerecht noodweer zal aannemen.
Het Gerecht zal, nu het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is, de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. Deze bedragen respectievelijk Naf 4.000,00 en Naf. 2.200,00.
Nu aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel wordt uitgesproken, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen worden ontvangen.
Het Gerecht zal de benadeelde partij veroordelen in de proceskosten van de verdachte voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Verbeek, bijgestaan door mr. M. Witteman, zittingsgriffier, en op 2 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Veel Voorkomende Criminaliteit) d.d. 4 september 2020, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2020016753 /2020018375/ 2020018790 en de onderzoeksnaam “Schietincident [wijk])”.