Op 2 oktober 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Dickens. De officier van justitie, mr. A. Tiggelaar, eiste een gevangenisstraf van vierentwintig maanden. De tenlastelegging betrof een incident op 30 april 2020, waarbij de verdachte de aangever, [benadeelde 1], bedreigde met een vuurwapen. De verdachte zou het wapen tegen het hoofd van de aangever hebben gehouden en dreigende woorden hebben geuit.
Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Het Gerecht oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de aangever consistent waren en dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging. Echter, het Gerecht overwoog ook de mogelijkheid van noodweer, aangezien de aangever met een kapmes en een steen in de handen naar de verdachte was gekomen. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond en dat zijn handelen gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar was en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De kosten van de benadeelde partij werden begroot op nihil.