ECLI:NL:OGEAC:2020:263

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
CUR202001406
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens detentie en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft Damen Shiprepair Curaçao B.V. op 14 april 2020 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 30 december 2019 niet meer op het werk is verschenen. [verweerder] was op 6 januari 2020 aangehouden op Schiphol wegens drugssmokkel en is op 24 januari 2020 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar. Damen stelt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is vanwege gewichtige redenen, waaronder het verlies van vertrouwen in [verweerder] en de negatieve impact van zijn veroordeling op de bedrijfsvoering.

De rechter heeft op 1 september 2020 uitspraak gedaan. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelt dat de enkele omstandigheid van een gevangenisstraf niet automatisch leidt tot een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Echter, in dit geval zijn er bijkomende omstandigheden die de ontbinding rechtvaardigen. [verweerder] heeft geen contact gehouden met Damen en heeft geen duidelijkheid gegeven over zijn terugkeer naar het werk. Dit heeft geleid tot een vertrouwensbreuk, waardoor het Gerecht oordeelt dat de arbeidsovereenkomst per direct kan worden ontbonden.

De rechter heeft besloten dat er geen billijke vergoeding aan [verweerder] wordt toegekend, aangezien de reden voor de beëindiging volledig in zijn risicosfeer ligt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202001406
Beschikking d.d. 1 september 2020
inzake
de besloten vennootschap
DAMEN SHIPREPAIR CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.E. Thomson,
tegen
[VERWEERDER],
wonende in Curaçao, maar thans gedetineerd in Nederland,
verweerder,
niet in rechte verschenen.
Partijen zullen hierna Damen en [verweerder] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Damen heeft op 14 april 2020 een verzoekschrift met producties ingediend.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Damen een nadere productie
toegestuurd. Het verzoek is behandeld op 17 augustus 2020. Namens Damen waren
daarbij de heren [naam 1] en [naam 2] aanwezig, bijgestaan door de
gemachtigde voornoemd, die het woord heeft gevoerd aan de hand
van de overgelegde pleitaantekeningen. [verweerder] is niet ter zitting verschenen. Damen
is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit de overgelegde stukken en/of volgen uit de stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
a. [verweerder] is op 2 maart 2009 in dienst getreden van (N.V. Curaçaose Dok Maatschappij, de rechtsvoorganger van) Damen in de functie van Specialist Crane driver, laatstelijk tegen een brutoloon van NAf 3.257,- per maand, inclusief 6% vakantiegeld en een kerstgratificatie van 6% zijnde NAf 3.647,84 per maand.
b. [verweerder] is sinds 30 december 2019 niet meer op het werk verschenen.
c. Op 6 januari 2020 heeft Damen vernomen dat [verweerder] op Schiphol is aangehouden wegens verdenking van drugssmokkel.
d. Op 24 januari 2020 heeft de ex-echtgenote van [verweerder] Damen geïnformeerd dat [verweerder] tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar was veroordeeld.
e. Op 26 januari 2020 heeft [verweerder] aan Damen bevestigd dat hij was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar. Hij heeft eveneens aangegeven dat hij in hoger beroep zou gaan.
f. Op 17 maart 2020 heeft de advocaat die [verweerder] bijstond in de strafzaak medegedeeld dat de straf van [verweerder] onherroepelijk is geworden.

3.Het geschil

3.1.
Damen verzoekt het Gerecht om:
 “de arbeidsovereenkomst tussen Damen en [verweerder] op grond van gewichtige redenen, zoals in dit verzoekschrift verwoord, met onmiddellijke ingang – althans met ingang van een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen tijdstip – te ontbinden, zonder toekenning aan [verweerder] van een vergoeding;
 Kostens rechtens.”
3.2.
Damen legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Primair is sprake van een omstandigheid welke een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615p lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zou hebben opgeleverd. Subsidiair heeft Damen aangevoerd dat er sprake van veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Damen heeft als gevolg van de veroordeling van [verweerder] alle vertrouwen in [verweerder] verloren. Damen kan de arbeidsovereenkomst niet voortzetten omdat dat in strijd zou zijn met haar General Business Principles. Een van de daarin vastgelegde kernwaarden is dat Damen en haar personeel integer en verantwoordelijk dient te handelen. Verder dienen de werknemers zich te houden aan de wet- en regelgeving in landen waar Damen actief is. Door de kleinschaligheid is bij de leveranciers en afnemers van Damen bekend geworden dat een van haar werknemers is aangehouden voor drugssmokkel, hetgeen een negatieve uitstraling heeft op Damen. Op de werkvloer is bekend geworden dat [verweerder] tot een gevangenisstraf is veroordeeld.
3.3. [
verweerder] heeft geen verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover voor de te nemen beslissing van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 7A:1615w lid 1 BW is de werkgever te allen tijden bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot de rechter te wenden met het schriftelijk verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden, welke een dringende reden, als bedoeld in artikel 7A:1615o eerste lid, BW zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking deswege onverwijld beëindigd ware, alsook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.2.
Ingevolge artikel 7A:1615p lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.3.
Ter beoordeling ligt dan ook de vraag voor of de door Damen gestelde daden, eigenschappen of gedragingen van [verweerder] een dringende reden opleveren, dan wel dat zich veranderingen in de omstandigheden hebben voorgedaan die van dien aard zijn dat niet van Damen kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Dringende reden
4.4.
De enkele omstandigheid dat een werknemer wegens een misdrijf in de privésfeer veroordeeld is tot een gevangenisstraf, is op zichzelf onvoldoende is om een dringende reden voor ontbinding aan te nemen. Per geval zal aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten worden bekeken of, mede gelet op de aard van de werkzaamheden, de zwaarte van het delict, de veroordeling en de opgelegde straf, van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.5.
Het Gerecht is, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, van oordeel dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtvaardigt. Het Gerecht acht daartoe van wezenlijk belang dat er geen verband bestaat tussen de aard van het door [verweerder] gepleegde strafbare feit (drugssmokkel) en de aard van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden (Crane driver). Het strafbare feit heeft niet op de werkvloer plaatsgevonden. Dat sprake is van negatieve gevolgen van de veroordeling voor de functievervulling en/of de werkkring, dan wel dat Damen reputatieschade heeft opgelopen of door het strafbare feit klanten heeft verloren, is niet (voldoende gemotiveerd) gesteld. Wellicht bestaat er een verband tussen de gok- en alcoholverslaving van [verweerder] en het misdrijf dat hij heeft gepleegd maar dat levert niet, zoals door Damen lijkt te worden gesteld, een rechtens relevant verband op tussen het strafbare feit en de werkzaamheden van [verweerder]. Deze gok- en alcoholverslaving heeft immers kennelijk in het verleden ook geen aanleiding gegeven om de continuering van zijn dienstverband ter discussie te stellen. Voor de afwijzing van de primaire grondslag van het verzoek is ten slotte nog redengevend dat [verweerder] meer dan tien jaar bij Damen werkzaam is geweest en dat niet gesteld of gebleken is dat er in al die jaren ooit iets op zijn functioneren was aan te merken.
Veranderingen in de omstandigheden
4.6.
Daarmee komt het Gerecht toe aan de vraag of er, zoals subsidiair door Damen wordt gesteld, sprake is van veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen.
4.7.
Weliswaar levert de enkele omstandigheid dat een werknemer veroordeeld is tot een gevangenisstraf wegens het plegen van een strafbaar feit in beginsel nog geen grond voor ontbinding op. Zoals onder 4.4 reeds is overwogen neemt dat echter niet weg dat zulks onder bijkomende omstandigheden anders kan zijn. Dergelijke bijkomende omstandigheden acht het Gerecht in het onderhavige geval aanwezig. Vast staat dat [verweerder] sinds 30 december 2019, zonder een voor Damen bekende reden, niet meer op het werk is verschenen en dat Damen op 6 januari 2020, via zijn ex-echtgenote, moest vernemen dat [verweerder] in Nederland was aangehouden in verband met verdenking van betrokkenheid bij de invoering van drugs. Ook het feit dat [verweerder] tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar was veroordeeld, is door zijn ex-echtgenote aan Damen gemeld. [verweerder] heeft bijna een maand, te weten tot 26 januari 2020, voorbij laten gaan voordat hij zelf contact met Damen opnam. Weliswaar heeft [verweerder] Damen tijdens dat gesprek op de hoogte gesteld van zijn voornemens om in hoger beroep te gaan maar hij heeft, ook achteraf, niet laten weten wanneer hij weer beschikbaar zou zijn om zijn werkzaamheden te verrichten of dat hij überhaupt van plan was om na zijn detentie terug naar Curaçao te keren om zijn werkzaamheden te hervatten. Damen heeft daarna, behalve via een e-mail van zijn Nederlandse gemachtigde, waarin zij melding maakt van het feit dat de veroordeling van [verweerder] onherroepelijk was geworden, niets meer van [verweerder] vernomen. Van een goed werknemer mag worden verwacht dat hij tekst en uitleg geeft of in ieder geval contact blijft houden met zijn werkgever en deze blijft informeren over de voortgang van zijn strafproces en zijn bereidwilligheid om zijn werkzaamheden te hervatten. Zijn werkgever moet immers weten waar hij aan toe is in verband met aanpassingen in de bedrijfsvoering. Door niets meer van zich te laten horen heeft [verweerder] in de hand gewerkt dat Damen het vertrouwen in hem heeft verloren, hetgeen een zodanige verandering in de omstandigheden oplevert dat het Gerecht aanleiding ziet om de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn te ontbinden. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst dan ook per heden (1 september 2020) ontbinden.
4.8.
Nu de reden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst volledig in de risicosfeer van [verweerder] ligt, is er geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Dat heeft als gevolg dat het Gerecht geen termijn zal bepalen waarin Damen het verzoek kan intrekken.
4.9.
Hetgeen Damen verder naar voren heeft gebracht, hoeft niet nader te worden besproken, omdat dit in het licht van wat in deze beschikking al reeds is vastgesteld en overwogen, niet tot een ander oordeel kan leiden.
4.10.
Het Gerecht zal, gelet op de aard van de zaak, de hoedanigheid van partijen en de gebleken omstandigheden van het geval, de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
ontbindtde tussen Damen en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2020;
5.2.
compenseertde proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 1 september 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.