ECLI:NL:OGEAC:2020:267

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
500.00102/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Verbeek
  • M. Witteman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en bedreiging, veroordeling voor openlijk geweld, vernielingen en bezit van hennep

Op 2 oktober 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 30 april 2020, waarbij de verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, openlijk geweld, vernielingen en bezit van hennep. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven jaren, maar het Gerecht sprak de verdachte vrij van de feiten die verband hielden met het schietincident, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De vrijspraak was gebaseerd op de onbetrouwbaarheid van getuigenverklaringen en het gebrek aan steunbewijs voor de beschuldigingen van poging tot doodslag en vernielingen.

De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan openlijk geweld tegen een persoon genaamd [benadeelde 1], het opzettelijk beschadigen van een auto en het vernielen van een mobiele telefoon. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, die onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor de geleden schade door de vernielingen. De vorderingen van andere benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze verband hielden met de vrijgesproken feiten.

Uitspraak

Parketnummer:500.00102/20

Uitspraak: 2 oktober 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], adres [adres 1],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met vorderingen tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. A.K. Tiggelaar, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van de feiten 1, 3 en 4
Inleidende overwegingen
In de nacht van 30 april 2020 vond appverkeer plaats tussen enerzijds aangever [benadeelde 2] en anderzijds verdachte en zijn vriendin “Vriendin verdachte]”. Uit de inhoud van de appberichten leidt het Gerecht af dat verdachte samen met zijn vriendin onenigheid had met [benadeelde 2] en dat zij elkaar over en weer aan het uitdagen waren. Verdachte heeft op enig moment, rond 01:12, een appbericht naar [benadeelde 2] gestuurd met als inhoud: “je moet op je hoede zijn, wanneer iets gebeurt, blijf met je bek dicht”.
Aangever [benadeelde 4] heeft verklaard dat enige tijd na 01:00 uur zijn huis aan de [adres 2] 55, tevens het ouderlijke huis van [benadeelde 2], werd beschoten. Uit forensisch onderzoek is ook gebleken dat die woning is beschoten, hetgeen heeft geleid tot schotbeschadigingen binnen en aan de buitenkant van de woning.
Uit de verklaring van aangever [benadeelde 4] blijkt verder dat hij zich kort vóór het schietincident samen met zijn kinderen in de ruimte bevond waar de kogelperforaties door de politie zijn waargenomen. Ten slotte heeft aangever [benadeelde 4] in zijn aangifte verklaard dat hij na het horen van de knal zag dat de voor hem bekende man genaamd [verdachte], de verdachte, in een Hyundai I-10 met het kenteken [kentekennummer 1] stapte en vervolgens wegreed. Uit het dossier blijkt dat voornoemde Hyundai aan de vriendin van verdachte toebehoort.
Verdachte heeft ontkend dat hij heeft geschoten op de woning van [benadeeld 4] en [benadeelde 3] en heeft bekend dat hij het appbericht – zoals ten laste gelegd onder feit 3 – heeft verstuurd naar [benadeelde 2].
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft in haar requisitoir betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op de woning van aangevers [benadeelde 4] en [benadeelde 3] heeft geschoten. Daartoe heeft zij aangevoerd dat aangever [benadeelde 4] verdachte kort na het horen van het schieten heeft zien instappen in de Hyundai van zijn vriendin, dat de politie heeft geconstateerd dat er op de woning is geschoten en dat verdachte vóór het schietincident een appbericht heeft gestuurd met als inhoud: “je moet op je hoede zijn, wanneer iets gebeurt, blijf met je bek dicht.” De officier van justitie heeft op grond van het voorgaande geconcludeerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op de aanwezigen in de woning (feit 1 primair impliciet subsidiair), vernielingen van de wand en het plafond van de woning (feit 4) en bedreiging van [benadeelde 2] (feit 3).
Beoordeling
Het Gerecht stelt vast dat het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 en 4 tenlastegelegde in overwegende mate berust op de aangifte en herkenning van verdachte door [benadeelde 4]. In de onderhavige zaak doen de volgende omstandigheden afbreuk aan de waarde van deze herkenning van verdachte door [benadeelde 4].
Aangever [benadeelde 4] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij na het horen van het schieten heeft gezien dat “de voor hem bekende man genaamd” [verdachte]in de Hyundai van [vriendin verdachte] stapte en wegreed. Uit een latere verklaring van [benadeelde 4], afgelegd bij de fotoconfrontatie van [verdachte], blijkt evenwel dat aangever [benadeelde 4] verdachte op het moment van het schietincident nog niet kende. Uit die verklaring volgt namelijk dat hij pas later die nacht, bij de woning van verdachte, van [benadeelde 2] hoorde dat de man die hij daar zag worstelen met [benadeelde 1], verdachte [verdachte]is. Het Gerecht houdt het er aldus voor dat niet kan worden vastgesteld dat aangever [benadeelde 4] verdachte direct na het horen van het schieten heeft herkend, maar dat die herkenning is gebaseerd op gebeurtenissen later die nacht. Daarbij kan naar het oordeel van het Gerecht niet worden uitgesloten dat die herkenning (mede) is ingegeven door aannames in verband met de ruzie tussen [benadeelde 2] en verdachte eerder die avond.
Het Gerecht overweegt voorts dat het op het tijdstip van het schietincident donker was en dat het dossier onvoldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen in hoeverre een herkenning die nacht van verdachte en de auto waarin de schutter wegreed op die plaats mogelijk was.
Het Gerecht overweegt dat, gelet op de beperkte waarde die gelet op het voorgaande aan de herkenning van verdachte door [benadeelde 4] kan worden toegekend, voldoende overtuigend steunbewijs is vereist, dat specifiek ziet op de aanwezigheid van verdachte bij de woning aan de [adres 2] 55 ten tijde van het schietincident. In dat verband is het Gerecht van oordeel dat het appbericht van verdachte aan [benadeelde 2] met als inhoud “je moet op je hoede zijn, wanneer iets gebeurt, blijf met je bek dicht” niet als zodanig steunbewijs kan worden aangemerkt. Het appbericht is immers niet concreet en kan niet zonder meer worden gelinkt aan het schietincident. Nu het dossier ook overigens geen bewijsmiddelen bevat waaruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij het schietincident bij de [adres 2] 55, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van poging tot doodslag op de aanwezigen in de woning en van de vernieling van het plafond en de wand van de woning (feiten 1 en 4 van de tenlastelegging).
Het Gerecht zal verdachte ook vrijspreken van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging. Anders dan de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat de inhoud van het bericht niet van dien aard is, en ook niet onder zodanige omstandigheden is verstuurd, dat bij aangever [benadeelde 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar mishandeld zou worden. Dit vindt nog eens bevestiging in de omstandigheid dat [benadeelde 1] kort na het ontvangen van het appbericht naar de woning van verdachte is gegaan.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2:
hij op 30 april 2020, te curaçao, openlijk, te weten op het erf behorende bij het adres [adres 3], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde 1], welk geweld bestond uit het
- ( met kracht) bij de schouders en/of armen pakken van die [benadeelde 1] en
- ( met kracht) in het gezicht van die [benadeelde 1] slaan en
- tegen het lichaam van die [benadeelde 1] schoppen/ slaan en
- ( met kracht) in de buik van die [benadeelde 1] slaan
waarbij het door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
Feit 5:
hij op 30 april 2020, te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto van het merk Honda Edix met kenteken [kentekennummer 2], toebehorende aan [benadeelde 3], heeft beschadigd;
Feit 6:
hij op 30 april 2020, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon van het merk Iphone 7, kleur zwart, toebehorende aan [benadeelde 1], heeft vernield;
Feit 7:
dat hij op 22 mei 2020 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk in zijn bezit heeft gehad en aanwezig heeft gehad, 46 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2020 (p. 55-58), inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1]:
In de nacht van donderdag 30 april 2020 werd ik door mijn moeder in kennis gesteld dat mijn zus [zus benadeelde 1] problemen had met [vriendin verdachte] van [adres 3]. Ik werd woedend en ben naar de woning aan de [adres 3] gegaan. Ik nam een stuk van een houten balk mee. Bij die woning trof ik meerdere buurtjongens aan. Toen ik dichterbij [vriendin verdachte] kwam, werd ik tegengehouden door [medeverdachte 1] met een krachtige stoot. Ik stootte hem terug. Tegelijktijdig kwam [verdachte] met een zeer agressieve houding op mij af en vroeg wat mijn probleem was. Op dat moment stompte [verdachte] mij plotseling met een gebalde vuist in het gezicht. Plotseling werd ik door iemand van achteren vastgehouden. Op dat moment kwam iedereen op mij af, onder andere [verdachte], en kreeg ik verschillende vuistslagen in mijn buik en gezicht. Door de op mij gepleegde mishandeling, heb ik veel pijn gevoeld en heb nog steeds pijn.
Lopend naar de auto van mijn moeder kwam ik tot de ontdekking dat mijn mobiele telefoon niet meer in mijn broekzak zat. Ik zag de telefoon liggen op de plek waar ik zojuist was mishandeld. Een vrouw pakte de telefoon op van de grond. [verdachte] rukte de telefoon uit haar handen en met kracht sloeg hij de telefoon, een zwarte Iphone 7, kapot tegen de grond.
2. Ander Geschrift, te weten een vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1] t.b.v. zittingsdatum 11 september 2020, opgemaakt door Slachtofferhulp, inhoudende:
Bijlage 4
De verdachten hebben openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Ze werd bont en blauw geslagen. Zij heeft littekens aan haar hoofd en buik overgehouden aan het voorval.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2020 (p. 28-31), inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 4]:
[dochter benadeelde 3] en [zus benadeelde 1] begaven zich naar de [adres 3] waar [vriendin verdachte] [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] wonen. Kort daarna ging ik ook naar de [adres 3]. Toen ik daar aankwam, zag ik hoe voornoemde jongens [dochter benadeelde 3] aan het mishandelen waren. [dochter benadeelde 3] lag op de grond en deze jongens waren haar aan het schoppen en aan het slaan met de vuisten.
Toen mijn vrouw met de auto, een witte Honda Edix, aan kwam rijden, begon [verdachte] die auto met stenen te bekogelen. Ten gevolge hiervan werd het linker voor portier van de auto gedeukt.
Daaropvolgend zag ik hoe [verdachte] de telefoon van [dochter benadeelde 3], een witte Iphone, tegen de grond sloeg.
4. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2020 (p. 19-27), inhoudende als verklaring van [benadeelde 3]:
Op 30 april 2020 kwam ik bij de [adres 3] aan en ik zag dat de jongens [verdachte] en [medeverdachte 1] mijn dochter [dochter benadeelde 3] aan het mishandelen waren. Ze gaven haar schoppen en vuistslagen.
[verdachte] begon mijn auto te bekogelen met stenen. Een van de stenen raakte het linker voorportier van mijn auto met als gevolg dat gedeukt raakte.
Ik zag hoe [verdachte] de Iphone van [dochter benadeelde 3] tegen de grond kapot sloeg.
5. De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 september 2020, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik zat op het terras van mijn woning toen er een vrouw aan kwam lopen. Wij kregen ruzie. Ik heb de vrouw geslagen. [medeverdachte 2] was ook bij de vechtpartij betrokken.
Er kwamen twee vrouwen aan in een auto. Ik heb een steen in de richting van de auto gegooid.
De hennep die is aangetroffen is van [vriendin verdachte]. Ik wist wel dat het er lag. Het lag er al vief of vijf maanden. Wij pakten beiden van de marihuana en rookten het samen. [vriendin verdachte] had het gekocht en ik heb meebetaald.
6. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 22 mei 2020 (p. 241 – 246), inhoudende als verklaring van verhoor [vriendin verdachte]:
Ik moet verklaren dat [verdachte] de Iphone van [dochter benadeelde 3] van het erf van mijn woonadres had gezwaaid en [verdachte] had twee stenen richting het voertuig van [benadeelde 3] gegooid.
7. Een proces-verbaal van huiszoeking d.d. 24 mei 2020 (p. 76- 88), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Wij, verbalisanten, begaven ons op 22 mei 2020 naar de [adres 3] voor een huiszoeking. In slaapkamer 1, de slaapkamer van [verdachte]en [vriendin verdachte]], werd onder andere een aantal kleine doorzichtige plastic zakjes aangetroffen inhoudende een kruid op hennep gelijkend.
8. Een proces-verbaal van weging, testen en opsturen monsters Laboratorium d.d. 22 mei 2020 (p. 119-120), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik, verbalisant, heb 90 plastic zakjes, elk inhoudende een geringe hoeveelheid op hennep gelijkend kruid, overgenomen. Bedoelde verdovende middelen zijn aangetroffen bij een huiszoeking op de [adres 3]. Bij weging bleek de in beslag genomen 90 zakjes een gezamenlijk brutogewicht van 46 gram te hebben.
Ik, verbalisant, heb twee monsters genomen en deze onder het nummer 49/2020 code I-D-1 en I-D-2 ter beschikking gesteld aan het Analytisch Diagnostisch Centrum.
9. Ander geschrift, Toxicologisch Rapport van het Analytisch Diagnostisch Centrum d.d. 20 augustus 2020 (los stuk), inhoudende:
Onderwerp: 49/I-D1 & I-D-2
Het materiaal bestond uit twee plastic potjes met dopje, elk inhoudende een plastic zak bevattende een geringe hoeveelheid op hennep gelijkend kruid. Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het
materiaal Hennep bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960
Bewijsoverwegingen
Feit 2: openlijke geweldpleging
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het Gerecht vast dat in de nacht van 30 april 2020 op het erf van de [adres 3] een vechtpartij heeft plaatsgevonden, waarbij in ieder geval verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en aangever [benadeelde 1] betrokken waren.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat openlijke geweldpleging niet kan worden bewezen, omdat de geweldshandelingen niet hebben plaatsgevonden in een openbare ruimte. Een en ander moet leiden tot vrijspraak, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht passeert het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt. Voor een bewezenverklaring van openlijk geweld is onder meer relevant de (mogelijke) waarneembaarheid van de ten laste gelegde gedragingen vanaf de openbare weg. Op grond van het dossier stelt het Gerecht vast dat er vanaf de openbare weg goed zicht was op wat zich in de tuin van de [adres 3] heeft afgespeeld. Aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 2] konden immers zien wat er in de tuin gebeurde toen zij met de auto langs het erf van de [adres 3] reden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever [dochter benadeelde 3] een vuistslag heeft gegeven toen zij de tuin van de [adres 3] betrad. Uit onder meer de verklaringen van aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 4] blijkt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geweldshandelingen hebben verricht tegen aangever [benadeelde 1].
Gelet op het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 1].
Feiten 5 & 6: vernielingen auto en Iphone
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte de auto van [benadeelde 3] beschadigd heeft en de Iphone van [benadeelde 1] heeft vernield, zodat verdachte van die feiten moet worden vrijgesproken.
Uit de verklaringen van aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 4] volgt dat verdachte stenen in de richting van de auto van [benadeelde 3] gooide en dat daardoor de auto is beschadigd. Het Gerecht overweegt dat de aangiftes van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] steun vinden in de verklaringen van verdachte en [vriendin verdachte], inhoudende dat verdachte stenen in de richting van de auto van [benadeelde 3] heeft gegooid. Dat die stenen het voertuig niet hebben geraakt, zoals verdachte en [vriendin verdachte] hebben verklaard, acht het Gerecht ongeloofwaardig gelet op de bij de aangifte bijgevoegde foto van het beschadigde voorportier van de auto.
Ten aanzien van de vernieling van de Iphone van [benadeelde 1] overweegt het Gerecht dat aangevers [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte de telefoon op de grond kapot gooide. Die verklaringen vinden steun in de verklaring van [vriendin verdachte]. Zij verklaarde dat verdachte de telefoon van [benadeelde 1] van haar erf zwaaide.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7: bezit/aanwezig hebben hennep
Verdachte heeft het onder feit 7 ten laste gelegde bekend, zodat het Gerecht volstaat met een verwijzing naar de inhoud van de bewijsmiddelen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Feit 2: noodweer
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde een beroep op noodweer toekomt, mist dat betoog feitelijke grondslag.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat aangever [benadeelde 1] de tuin betrad met een houten balk met uitstekende spijker en dat zij daar verdachte mee heeft geraakt, ten gevolge waarvan verdachte tot bloedens toe gewond is geraakt. Uit het dossier blijkt niet dat de houten balk waarmee aangever [benadeelde 1] de tuin betrad een uitstekende spijker had, noch dat verdachte daardoor tot bloedens toe gewond is geraakt.
Het Gerecht overweegt dat ook anderszins een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. De voorwaarden voor het aannemen van een noodweersituatie zijn dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. Op grond van het dossier stelt het Gerecht vast dat aangever [benadeelde 1] met een houten balk de tuin van verdachte betrad om verhaal te halen. Het Gerecht wil aannemen dat aangever [benadeelde 1] op dat moment agressief was en er mogelijk ook geweldshandelingen door haar zijn gepleegd. Het Gerecht neemt evenwel bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging in aanmerking dat verdachte samen met (in ieder geval) twee volwassen heren tegenover aangever stond en dat gelet daarop de aanval van aangever/de dreiging van een aanval door aangever enigszins gerelativeerd moet worden. Een en ander leidt ertoe dat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden.
Er zijn aldus geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het onder 2, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Feit 2:
Openlijke geweldpleging tegen personen
Feit 5:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit 6:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Feit 7:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder B van de Opiumlandsverordening 1960
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Daarnaast heeft verdachte een Iphone vernield en een auto beschadigd. Dergelijke feiten veroorzaken onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving, omdat het misdrijven zijn met een agressief, gewelddadig en openbaar karakter. Het Gerecht rekent dit verdachte aan. Voorts heeft verdachte hennep aanwezig gehad.
De officier van justitie heeft – uitgaande van een andere bewezenverklaring – een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren gevorderd. Het Gerecht zal aanzienlijk afwijken van deze eis, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten die in relatie staan tot het schietincident. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn eveneens laakbare feiten, doch rechtvaardigen een minder lange gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd liep. Voorts heeft het Gerecht acht geslagen op het rapport van de reclassering van 29 juni 2020.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben zich in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding.
Deze vorderingen bedragen:
- [ benadeelde 1]: Naf. 2.200,00;
- [ benadeelde 2]: Naf. 1.500,00;
- [ benadeelde 3]: Naf. 3.024,00;
- [ benadeelde 4]: Naf. 4.000,00.
Nu het Gerecht verdachte zal vrijspreken van de feiten die verband houden met het schietincident (feiten 1, 3 en 4), kunnen de benadeelde partijen – voor zover hun vorderingen zien op die feiten – niet in hun vordering worden ontvangen. De benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] zullen gelet op het voorgaande integraal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft rechtstreekse schade geleden door het onder de feiten 2 en 6 bewezenverklaarde. Zij heeft gevorderd de vergoeding van haar Iphone ad Naf. 600,00 en Naf. 1.600,00 aan immateriële schade.
Het Gerecht oordeelt dat uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat benadeelde partij [benadeelde 1] een nieuwe telefoon heeft gekocht, althans een offerte heeft aangevraagd. Dat de benadeelde partij de telefoon (mogelijk) nog niet heeft betaald, wettigt niet de conclusie dat zij niet voor vergoeding van de vernielde telefoon in aanmerking komt. Het Gerecht acht de hoogte van de gevraagde vergoeding niet onredelijk en zal derhalve de vordering – voor wat betreft het materiele deel – toewijzen tot een bedrag van ad Naf. 600,00.
Ten aanzien van het immateriële deel overweegt het Gerecht dat een matiging van de vordering op grond van redelijkheid en billijkheid op zijn plaats is. Het Gerecht zal de vordering – voor wat betreft het immateriële deel – toewijzen tot een bedrag ad Naf. 400,00.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft rechtstreekse schade geleden door het onder feit 5 bewezenverklaarde. Zij heeft een vergoeding gevraagd van Naf. 350,00 ten behoeve van de reparatie van de schade van de auto. De raadsvrouw heeft de hoogte van de gevraagde vergoeding niet betwist. Het Gerecht komt de hoogte van de gevraagde vergoeding voor de reparatie van de schade aan de auto niet onredelijk voor, zodat een bedrag van Naf. 350,00 zal worden toegewezen. De overige kostenposten staan niet in rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten, zodat de benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het Gerecht ziet aanleiding de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 6 bewezen verklaarde is toegebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat het slachtoffer als gevolg daarvan rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Naf 1.000,00. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 6 bewezen verklaarde is toegebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat het slachtoffer als gevolg daarvan rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Naf 1.000,00. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 1] zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 1:78, 1:123, 2:82, 2:334 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 4 en 11 van de Opiumlandsverordening 1960 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder de feiten 1, 3 en 4 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
3 (drie) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de
benadeelde partij [benadeelde 1]geleden schade toe tot een bedrag van
Naf 1.000,00 (zegge: duizend gulden)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2020 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet -ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de
benadeelde partij [benadeelde 3]geleden schade toe tot een bedrag van
Naf. 350,00 (zegge: driehonderdenvijftig gulden)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2020 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet -ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 2] niet -ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 1]. gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Naf. 1.000,00 (zegge: duizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot aan de dag van de voldoening;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Naf. 350,00 (zegge: driehonderdenvijftig gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Verbeek, bijgestaan door mr. M. Witteman, zittingsgriffier, en op 2 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:
BIJLAGE 1
De tekst van de tenlastelegging
Verdachte wordt ten laste gelegd:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks april 2020 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan
niet - met voorbedachten rade [benadeelde 4] en/of (een) andere perso(o)nen,
van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en
rustig overleg eenmaal of meermalen de trekker heeft overgehaald van een
geladen vuurwapen, terwijl dat wapen gericht was op de woning waarin
genoemde [benadeelde 4] en/of (een) andere perso(o)n(en) aanwezig was/waren,
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen
misdrijf niet voltooid
subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2020 althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] opzettelijk één of meermalen
- ( met kracht) tegen haar borst heeft gestoten en/of
- ( met kracht) bij de schouders en/of armen heeft vastgepakt/vastgegrepen
en/of
- ( met kracht) met zijn (tot vuist gebalde en/ of vlakke) hand(en) in het gezicht
en/of het hoofd en/of in de bulk, althans lichaam, heeft geslagen en/of
geschopt ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
Feit 2
Primair
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, openlijk, te weten op het erf behorende bij het adres [adres 2], in elk geval op of aan de openbare weg en/ of op een voor het
publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon genaamd [benadeelde 1], welk geweld bestond uit het
- stoten tegen de borst van die [benadeelde 1] en/ of
- ( met kracht) bij de schouders en/of armen pakken/ grijpen van die [benadeelde 1]
en/of
- ( met kracht) in het gezicht, althans lichaam van die [benadeelde 1] slaan en/ of
- tegen het lichaam van die [benadeelde 1] schoppen/ slaan en/of
- ( met kracht) in de buik, althans tegen het lichaam van die [benadeelde 1] slaan
waarbij het door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel
voor die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2020 althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] opzettelijk één of meermalen
- ( met kracht) tegen haar borst heeft gestoten en/of
- ( met kracht) bij de schouders en/of armen heeft vastgepakt/vastgegrepen
en/of
- ( met kracht) met zijn (tot vuist gebalde en/ of vlakke) hand(en) in het gezicht
en/of het hoofd en/of in de bulk, althans lichaam, heeft geslagen en/of
geschopt
ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
Feit 3
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks april 2020 te
Curaçao [benadeelde 2] (schriftelijk) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid
van artikel 1 van de Wapenverordening 1931, immers heeft hij, verdachte,
opzettelijk een (What's app) bericht verzonden aan genoemde [benadeelde 2] met de dreigende tekst:
"wak pa bo ta bibu, wak pa ora kos pasa bo keda smul sera" (vrije vertaling:
"je moet op je hoede zijn, wanneer iets gebeurt, blijf met je bek dicht"),
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Feit 4
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een woonkamerraam en/of een
plafond en/of een woning wand, in elk geval enige) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/ of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 5
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto van het merk
Honda Edix met kenteken [kentekennummer 2], in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 6
hij op of omstreeks 30 april 2020, althans in of omstreeks de maand april 2020
te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon van het merk
Iphone 1, kleur zwart, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/ of
weggemaakt;
Feit 7
dat hij op of omstreeks 22 mei 2020 in Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk in zijn bezit heeft
gehad en/of aanwezig heeft gehad en/ of heeft aangewend, ongeveer 46 gram,
in elk geval een hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt
getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep
wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel
als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking
van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Veel Voorkomende Criminaliteit) d.d. 4 september 2020, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2020016753 /2020018375/ 2020018790 en de onderzoeksnaam “Schietincident [wijk])”.