[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [foutieve geboorteplaats], ter terechtzitting opgegeven te zijn geboren in [werkelijke geboorteplaats],
wonende in Curaçao, adres [adres 1]/ [adres 2],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde]heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder de feiten 1 subsidiair (medeplichtigheid doodslag) en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft zij vrijspraak bepleit van het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:
Feit 1 primair
dat hij op of omstreeks 22 juni 2019, althans in of omstreeks de maand juni 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet - met voorbedachten rade,
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer], tengevolge waarvan die [slachtoffer]meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer]aan die verwondingen is overleden.
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
Feit 1 subsidiair
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 juni 2019, althans in of omstreeks de maand juni 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet - met voorbedachten rade,
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer], tengevolge waarvan die [slachtoffer]meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer]aan die verwondingen is overleden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 juni 2019, althans in of omstreeks de maand juni 2019 te Curacao, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van voormeld misdrijf, hierin bestaande dat hij, verdachte,
· medeverdachte [medeverdachte 1] een vuurwapen heeft verschaft.
(artikel 2:262/259 j° 1:124 onder a/b Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
dat hij op of omstreeks 22 juni 2019, althans in of omstreeks de maand juni2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft betoogd dat de politie de videobeelden op verschillende punten onjuist heeft uitgewerkt. In vier processen-verbaal wordt gerelateerd dat de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit de kruiwagen heeft gepakt en dat de man met het roze shirt en de blauwe korte broek zonder vuurwapen naar de woning van de verdachte is gerend en met een vuurwapen vanuit de woning is gekomen. Dit zijn onjuiste constateringen van de verbalisanten en de processen-verbaal zijn daarom opgemaakt in strijd met de waarheid. Volgens de raadsvrouw kan het niet anders dan dat de verbalisanten dit opzettelijk hebben gedaan. Er is hiermee sprake van onherstelbare vormverzuimen die de verdachte in zijn belangen hebben geschaad. Voor de verdachte is enorm nadeel ontstaan en er is geen sprake meer van een eerlijk proces. Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of ieder geval tot bewijsuitsluiting of strafvermindering, aldus de raadsvrouw.
Bij de beoordeling in deze stelt het Gerecht het navolgende voorop.
Artikel 413 lid 1 Sv bepaalt dat, indien sprake is van een onherstelbare normschending als in dat artikel bedoeld, de rechter na een redelijke afweging van alle in het geding zijnde belangen, kan beslissen tot, kort gezegd, strafvermindering, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Bij de beoordeling van de normschending en de daaraan te verbinden gevolgen alsmede bij de afweging van de in het geding zijnde belangen dient de rechter, zo bepaalt artikel 413 lid 7 Sv, in het bijzonder rekening te houden met het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt en de mate van verwijtbaarheid van degene die de norm schond.
De sanctie van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats indien op de voet van artikel 413 Sv een normschending (vormverzuim) daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, dan wel indien zich de situatie voordoet dat (los van mogelijke vormverzuimen ex artikel 413 Sv) gehandeld is in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Inhoudelijke beoordeling van een verweer zal slechts kunnen plaats vinden indien de verdediging duidelijk en gemotiveerd heeft aangegeven waarom een of meer vermeende verzuimen, mede in het licht van de in artikel 413 lid 7 Sv genoemde factoren, tot het zwaarste rechtsgevolg dienen te leiden.
Het Gerecht deelt de mening van de raadsvrouw niet dat sprake is van bewust omzeilen of benadelen van de rechten van de verdachte. Weliswaar kan het Gerecht de waarneming van verbalisanten op de videobeelden dat de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit de kruiwagen pakte niet onderschrijven, maar er zijn geen aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat verbalisanten opzettelijk een onjuiste waarneming hebben gedaan dan wel opzettelijk onjuist hebben gerelateerd teneinde de waarheidsvinding ten nadele van de verdachte te beïnvloeden. Hooguit kan worden gesproken van een onzorgvuldige waarneming en/of interpretatie. Een en ander geldt overigens niet voor de waarneming van verbalisanten met betrekking tot de man in het roze shirt en de blauwe korte broek die de woning van de verdachte in liep en bij het verlaten van de woning een vuurwapen in zijn hand hield. Het Gerecht neemt op dit punt hetzelfde waar als de verbalisanten.
Het verweer faalt.
Nu ook overigens geen omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Vrijspraak van feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord of doodslag. Het Gerecht zal de verdachte dan ook zonder nadere motivering vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1 subsidiair
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op
of omstreeks22 juni 2019,
althans in of omstreeks de maand juni 2019te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk
en -al dan niet - met voorbedachten rade,
van het leven
heefthebbenberoofd, immers
heeft/hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
en/of hun mededader(s)met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met
(een
)vuurwapen
(s) een ofmeerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer], tengevolge waarvan die [slachtoffer]meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer]aan die verwondingen is overleden,
bij en/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte op
of omstreeks22 juni 2019,
althans in of omstreeks de maand juni 2019te Cura
çao, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid,middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft tot het plegen van voormeld misdrijf, hierin bestaande dat hij, verdachte,
· medeverdachte [medeverdachte 1] een vuurwapen heeft verschaft;
Feit 2:
dat hij op
of omstreeks22 juni 2019,
althans in of omstreeks de maand juni 2019te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,een
of meerderevuurwapen
(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 10 december 2019, opgemaakt door [hoofdagent 1], hoofdagent en senior forensisch rechercheur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2], inspecteurs en forensisch specialisten bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van genoemde verbalisanten:
Op 22 juni 2019 omstreeks 00:43 uur hebben wij een forensisch onderzoek ingesteld naar aanleiding van een schietpartij waarbij een persoon in zorgwekkende toestand naar de polikliniek is getransporteerd. Bij aankomst op de [naam weg 1] werden wij te woord gestaan door brigadiers [brigadier 1] en [brigadier 2]. Van hen vernamen wij dat zij bij aankomst een wit gelakte Kia Rio zagen gekentekend [kentekennummer]op de parkeerplaats van de [naam zaak], dat de auto verschillende kogelperforaties had en dat in de auto een man lag met zijn buik op de handrem en zijn benen onder het stuurwiel en dat het slachtoffer omstreeks 01:29 uur vervoerd werd naar het ziekenhuis.
Op plaats delict 1, de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2], werden 8 hulzen kaliber 9 mm met markeringsborden 1 t/m 7 aangetroffen. Op plaats delict 2, [naam zaak], waar de wit gelakte Kia Rio tot stilstaan kwam ten oosten van de linkergevel. In de linkergevel van [naam zaak] zaten vier kogelinslagen.
Op plaats delict 3, ten oosten van [naam zaak], bij een alleenstaande van beton blokken opgetrokken constructie, werden 7 hulzen van het kaliber 9 mm met markeringsborden 9 t/m 13 aangetroffen.
Conclusie:
- Een schietpartij heeft plaatsgevonden op de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2];
- Vanaf de alleenstaande van beton blokken opgetrokken constructie zijn schoten gelost op de linkerzijde van de stilstaande auto;
- Tijdens de schietpartij is tenminste een vuurwapen gebezigd, te weten een pistool kaliber 9 mm;
- De schutters hebben tenminste 15 schoten afgevuurd.
2. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek op een personenauto d.d. 3 januari 2020, opgemaakt door [inspecteur 1], inspecteur en forensisch specialist van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant:
In verband met het schietincident op de [naam weg 1] werd door mij een onderzoek verricht op de personenauto Kia Rio voorzien van kenteken [kentekennummer].
Kogelbeschadiging
Gedeformeerde kogel in linker buitenspiegel, gemarkeerd met nummer 1;
Inschot linker achterportier, gemarkeerd met nummer 2;
Inschot linker achterportier, gemarkeerd met nummer 3;
Inschotbeschadiging kofferbak, gemarkeerd met nummer 4;
Inschotbeschadiging D-stijl, gemarkeerd met nummer 5;
Schotbeschadigingen rechterflank, uitschot gemarkeerd met nummers 2 en 6, inschot gemarkeerd met nummers 7 en 8 (inschot rechter voordeur).
3. Een proces-verbaal van lijkherkenning van [slachtoffer] d.d. 22 juni 2019, opgemaakt door [hoofdagent 2] en [inspecteur 3], respectievelijk hoofdagent en inspecteur bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van genoemde verbalisanten:
Op 22 juni 2019 omstreeks 00:42 uur ontving de centrale meldkamer van politie een telefonische melding waarbij de melder aangaf dat een wit voertuig tegen de muur van [naam zaak] aanreed met vermoedelijk een gewonde. Bij aankomst van de eerste politiepatrouille werd een witgelakt voertuig gekentekend [kentekennummer]waargenomen met daarin een bewusteloze manspersoon die inschotwonden vertoonde. Op 22 juni 2019 om 07:30 uur kwam het slachtoffer in leven genaamd [slachtoffer] naar aanleiding van zijn opgelopen verwondingen te overlijden. De dood van het slachtoffer werd door dr. Van Putten geconstateerd.
Op 22 juni 2019 om 09:15 uur werd een lijkherkenning verricht met onder andere de moeder en een zus van voornoemd slachtoffer. [moeder slachtoffer] en [benadeelde] herkenden het aan hen getoonde lijk als dat van hun zoon en broer genaamd [slachtoffer], geboren op 20 januari 1995 te Curaçao.
4. Een geschrift, te weten een autopsierapport no. S19-041 d.d. 29 juni 2019, opgesteld door dr. L. Althaus, forensisch patholoog bij het Analytisch Diagnostisch Centrum (ADC) te Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van genoemde patholoog:
Autopsy on [slachtoffer], 26 juni 2019 09:30-12:30, ADC Mortuarium, Otrobanda. During the autopsy 1 graze shot, 1 penetrating and 1 perforating gunshot could be found:
perforating gunshot on the left head with entry wound D on the left back head, perforating the left cerebral hemisphere with exit wound A on the middle upper forehead. Fatal gunshot injury.
1 penetrating gunshot of the upper leg with entry wound C and end position of the bullet inside the left upper leg.
1 graze shot of the right hip.
Cause of death: severe brain injury due to a gunshot. Manner of death: non-natural, homicide.
5. Eigen waarneming van de rechter, gedaan ter terechtzitting van 28 oktober 2020, voor zover inhoudende:
De rechter bekijkt de tot het dossier behorende videobeelden en neemt het volgende waar, voor zover van belang:
Titel onderzoek “Solar”, schietpartij [wijk 1], 22 juni 2019 N07003235:
De camera biedt zicht op het erf van de woning van de verdachte [verdachte] (rechts in beeld) en de naastgelegen [naam minimarket] (links in beeld) en de [naam weg 1] (boven in beeld). De kruising van de [naam weg 1] met de [naam weg 2] is links naast de Minimarket gelegen (buiten beeld).
00:35:56 - een grijskleurige personenauto komt aanrijden van links naar rechts, stopt net buiten beeld naast de witte poort die toegang geeft tot het erf van de woning van [verdachte]; één van de mannen die voor de Minimarket stond loopt richting de auto;
00:36:36 tot 00:36:43 - drie mannen stappen uit de grijskleurige auto, lopen samen met de ene man die al bij de Minimarket was naar links en gaan praten met de aanwezige mannen voor de Minimarket. Eén van drie mannen is gekleed in een bruine lange broek en een donker shirt (= [medeverdachte 2]), één man is gekleed in een roze shirt en een blauwe korte broek (= [medeverdachte 1]) en één man is gekleed in een donker shirt met korte mouwen met daarop witte banden en donkere korte broek (= [medeverdachte 3]);
00:38:01 - een Chinese man (= [verdachte]) loopt de witte poort binnen en het erf op, kort daarop gevolgd door [medeverdachte 1]; [medeverdachte 1] en [verdachte] praten met elkaar;
00:38:43 - [medeverdachte 1] maakt een schietbeweging met zijn rechterarm schuin richting de grond van het erf;
00:38:53 - [medeverdachte 1] verlaat al pratende met [verdachte] het erf van [verdachte];
00:39:17 - een witte personenauto (auto van het latere slachtoffer) rijdt langs over de [naam weg 1] van links naar rechts;
00:39:41 - vanaf dit tijdstip ontstaat er onrust, de aanwezige personen beginnen te rennen;
00:40:01 - [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rennen door de poort het erf van [verdachte] op en rennen een paar seconden later weer door de poort naar buiten;
00:40:01 – de witte auto rijdt met hoge snelheid weer langs over de [naam weg 1] van rechts naar links richting de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2];
Beelden [medeverdachte 2]
00:40:09 – [medeverdachte 2] loopt vanaf rechts in beeld met een vuurwapen in zijn rechterhand, hij loopt naar links langs de Minimarket richting de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2];
Beelden [verdachte] en [medeverdachte 1]
00:40:23 [verdachte] gaat vanaf het erf de aangrenzende woning binnen, rechtsonder in beeld gaat een deur open en dicht;
00:40:29 [medeverdachte 1] loopt via de poort het erf op en loopt direct weer naar buiten;
00:40:43 [medeverdachte 1] loopt weer door de poort het erf op;
00:40:46 [medeverdachte 1] gaat vanaf het erf de woning binnen, rechtsonder in beeld gaat een deur open en dicht;
00:41:08 rechtsonder in beeld gaat een deur open en dicht en [medeverdachte 1] loopt vanuit de woning het erf op en de poort uit;
00:41:13 [medeverdachte 1] loopt vanuit de poort, blijft buiten de poort even staan, hij heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand langs zijn lichaam naar beneden gericht;
00:41:16 [medeverdachte 1] rent naar links voor de Minimarket langs richting de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2];
Beelden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]:
00:41:11 [medeverdachte 2] komt van links vanaf de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2] naar rechts weer aanlopen voor de Minimarket langs, [medeverdachte 2] treft [medeverdachte 3] voor de Minimarket, pakt iets van hem aan;
00:41:13 tot 41:16 [medeverdachte 3] heeft een vuurwapen in zijn rechterhand en laadt deze door;
00:41:17 [medeverdachte 3] schiet met het vuurwapen in de lucht;
00:41:18 de resterende mannen die bij de minimarket zaten/ aanwezig waren rijden weg in hun auto’s;
00:41:23 [medeverdachte 2] loopt terug naar links voor de Minimarket langs richting de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2];
00:41:36 [medeverdachte 3] rent van rechts naar links voor de Minimarket langs;
00:41:44 [medeverdachte 3] rent terug van links naar rechts richting zijn auto;
00:41:55-00:42:10 de auto van [medeverdachte 3] rijdt achteruit naar links in beeld voor de Minimarket langs en stopt geheel links in beeld;
00:42:12 de auto van [medeverdachte 3] rijdt weg naar rechts;
00:43:27 de witte auto van het slachtoffer komt hard aanrijden vanaf rechts naar links, remt links in beeld naast de Minimarket ter hoogte van de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2], de remlichten zijn zichtbaar;
00:44:18 [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rennen vanaf de kruising [naam weg 1] en [naam weg 2] voor de Minimarket langs van links naar rechts.
6. De verklaring die [medeverdachte 3] heeft afgelegd als getuige in de zaak van de verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2020, voor zover inhoudende:
U vraagt mij wie op 22 juni 2019 op het slachtoffer Francisca (hierna: het slachtoffer) heeft geschoten. De verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben geschoten. De een heeft het eerste schot gelost en heeft het vuurwapen overgedragen aan de andere, die ook een schot heeft gelost. U vraagt mij van wie het vuurwapen is waarmee is geschoten. Het vuurwapen is van verdachte [verdachte]. U vraagt mij hoe alles die avond is gegaan. Ik was thuis aan het slapen, toen ik op mijn raam hoorde kloppen. Het was verdachte [medeverdachte 2] en hij was aan het huilen. Hij zei tegen mij dat [broer medeverdachte 1], de broer van verdachte [medeverdachte 1], eerder die avond was vermoord. Ik ben toen samen met "[medeverdachte 2]" (= verdachte [medeverdachte 2]) in de auto gestapt. Toen wij in de auto zaten, kwam "[bijnaam slachtoffer]" (= het latere slachtoffer) naar mij toe. Hij zei: "Sorry dat ik op een verkeerd moment ben gekomen", en vroeg of ik een vloeitje voor hem had. Ik zei toen nee en ben vervolgens weggereden met "[medeverdachte 2]". We zijn naar een Chinese toko gegaan om "[medeverdachte 1]" (= verdachte [medeverdachte 1]) op te halen.
Daarna zijn wij drieën op zoek gegaan naar de plaats waar [broer medeverdachte 1] werd
doodgeschoten. U vraagt mij of wij de plek hadden gevonden. Ja. We gingen vervolgens weg. Onderweg zagen [medeverdachte 2] en ik dat wij achtervolgd werden door een onbekende auto. Ik stopte de auto, stapte uit en haalde een vuurwapen uit de kofferbak. Ik gaf het vuurwapen aan [medeverdachte 2]. Daarna zijn we doorgereden naar [wijk 2]. In [wijk 2] spraken wij over wat er met [broer medeverdachte 1] was gebeurd. Opeens verscheen het slachtoffer in zijn auto. Het vuurwapen dat ik aan [medeverdachte 2] had gegeven, richtte hij op het slachtoffer. Deze wilde echter niet afgaan.
De getuige verklaart op vragen van de officier van justitie als volgt:
Ik richtte mijn vuurwapen in de lucht. Ik ging toen naar huis. Eenmaal thuis bleef ik in de richting van de Chinese toko kijken. Ik zag de auto van het slachtoffer bij [naam zaak] staan. [medeverdachte 1] (mede)verdachte [medeverdachte 1]) rende naar de Chinese toko. Toen ik thuis was, merkte ik dat de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] in mijn auto was achtergebleven. Ik ging naar zijn huis om de telefoon te brengen. Op dat moment vertelde hij zijn neef Christopher over het slachtoffer en wat er was gebeurd.
De getuige verklaart op aanvullende vragen van de rechter als volgt:
U vraagt mij hoe ik weet dat verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met het vuurwapen van medeverdachte [verdachte] hebben geschoten. Ik was erbij toen "[medeverdachte 2]" aan zijn neef Christopher vertelde dat "[medeverdachte 1]" had geschoten. U vraagt mij hoe ik weet dat het vuurwapen van verdachte [verdachte] was. Ik weet het. Ik woon in [wijk 2].
[medeverdachte 2] kwam de volgende dag bij mij thuis en zei tegen mij om mijn auto te verkopen en mijn kleren te verbranden. [medeverdachte 2] heeft gezegd dat verdachte [medeverdachte 1] eerst op het slachtoffer heeft geschoten, dat hij hem daarna het vuurwapen afhandig heeft gemaakt en ook op het slachtoffer heeft geschoten.
De getuige verklaart op aanvullende vragen van de officier van justitie als volgt:
U vraagt mij wat [medeverdachte 1] tegen mij heeft verteld over het schieten. [medeverdachte 1] heeft tegen mij gezegd dat de man zijn broer heeft doodgeschoten. U vraagt mij of het slachtoffer werd gedood omdat wij dachten dat hij de broer van medeverdachte [medeverdachte 1] had doodgeschoten. Het slachtoffer had niks te maken met de dood van de broer van verdachte [medeverdachte 1]. Een onschuldige persoon is vermoord die avond.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte J.M. [medeverdachte 3] d.d. 14 december 2019, opgemaakt door [hoofdagent 3] en [recherche assistent], hoofdagent en recherche assistent van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3]:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geschoten met een Glock daar “[bijnaam verdachte]” over een Glock beschikte. Opmerking verbalisanten: met “[bijnaam verdachte]” wordt de verdachte [verdachte] bedoeld. Ik moet verklaren dat “[bijnaam verdachte]” in de gevangenis tegen mij had verteld dat [medeverdachte 1] op de bewuste nacht bij hem was gekomen en het volgende tegen hem (“[bijnaam verdachte]”) gezegd had: “nami e koi tira, nami e koi tira”: vrije vertaling verbalisant: geef mij het schiet ding, geef mij het schiet ding.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]d.d. 17 oktober 2019, opgemaakt door [hoofdagent 4] en [recherche assistent], hoofdagent en recherche assistent van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige]:
Ik was op 22 juni 2019 aanwezig bij de [naam minimarket]. Ik zat op een stoel toen er een auto merk Hyundai kwam aanrijden. In die auto zaten, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Zij waren boos omdat even tevoren een familielid van hen in [wijk 2] werd doodgeschoten. Ik zei tegen hen dat een witgelakte auto al een tijd op en neer aan het rijden was. De manier waarop de witgelakte auto reed, roekeloos en met hoge snelheid, wekte argwaan. Op een gegeven moment kwam de witgelakte auto Kia Rio weer aanrijden en kwam in de buurt van [naam minimarket] tot stilstand. Daarna reed die auto met hoge snelheid weg. Vraag: om 00:40 uur is op de camerabeelden die aan jou getoond werden te zien dat toen jij uit dekking kwam, jij langs [medeverdachte 2] liep, terwijl [medeverdachte 2] iets in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat [medeverdachte 2] een vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen dat hij zou gaan kijken wie als bestuurder van de witgelakte Kia Rio optrad.
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]d.d. 21 oktober 2019, opgemaakt door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 5], hoofdagenten van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige]:
Op 22 juni 2019 had ik [medeverdachte 2] met een vuurwapen gezien toen hij op een gegeven moment langs mij liep. Ik heb gezien, in mijn auto zittende, dat [medeverdachte 2] het vuurwapen dat hij had aan [medeverdachte 3] overhandigde. Ik zag na deze overhandiging dat [medeverdachte 3] trachtte het te laden en daarna een schot in de lucht loste. Toen ik wegreed zag ik [medeverdachte 2] in de buurt van de nis staan van de [naam minimarket], naast de hoofdweg [naam weg 1]. Ik zag dat [medeverdachte 1] de weg overstak en bij de ingang van de straat welke ik inreed ging staan. De straat waar ik inreed ligt min of meer schuin tegenover de nis waar [medeverdachte 2] stond.
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 oktober 2019, omstreeks 12.40 uur, opgemaakt door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 5], hoofdagenten van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte]:
De man in het blauw gekleed die naast een kruiwagen staat op de videbeelden van 22 juni 2019 om 00:38 uur ben ik. De man in het roze kleurige shirt en blauwkleurige driekwartbroek die om 00:38 uur mijn terrein opliep en naar mij toe kwam is [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vertelde mij dat men even tevoren zijn broer had doodgeschoten.
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 oktober 2019, omstreeks 10:55 uur, opgemaakt door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 5], hoofdagenten van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Op 22 juni 2019 kwam ik na twaalven thuis. Men was aan het zeggen dat er een auto was die met hoge snelheid heen en weer bleef rijden.
Voor bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een door een ander gepleegd misdrijf is, naast het bewijs van een zekere mate van feitelijke betrokkenheid bij dat misdrijf, onder meer vereist dat verdachte het opzet had op het door diegene gepleegde misdrijf en voorts het opzet had op de ondersteuning van het misdrijf.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte [medeverdachte 1], in het tumult dat was ontstaan door het langsrijden van de witte auto, de verdachte om een vuurwapen heeft gevraagd en, nadat hij zonder vuurwapen verdachtes woning was ingegaan, kort daarna naar buiten is gekomen in het bezit van een vuurwapen. Het Gerecht gaat er daarom vanuit dat de verdachte in zijn woning [medeverdachte 1] het vuurwapen heeft gegeven. Vervolgens is [medeverdachte 1] met dat vuurwapen in de hand naar de plaats delict gerend, alwaar hij op het slachtoffer heeft geschoten.
Dit alles vond plaats nadat de verdachte had vernomen dat men even tevoren [medeverdachte 1]’ broer had doodgeschoten en dat er een auto was die met hoge snelheid heen en weer bleef rijden, en had meegemaakt dat de aanwezigen dekking hadden gezocht, onder meer op de binnenplaats van verdachtes woning.
De verdachte heeft, door onder deze omstandigheden een vuurwapen aan medeverdachte [medeverdachte 1] te geven, minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vervolgens met dat wapen iemand van het leven zou beroven. Het opzet op de ondersteuning van het misdrijf is gezien de genoemde omstandigheden ook een gegeven.
Verklaringen [medeverdachte 3]
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen van [medeverdachte 3], inhoudende dat het vuurwapen waarmee is geschoten van [verdachte] is, niet op eigen wetenschap zouden berusten, volgt het Gerecht dit betoog niet. [medeverdachte 3] heeft verklaard van [verdachte] zelf te hebben gehoord dat [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) aan de verdachte had gevraagd om hem het vuurwapen te geven. Dit betreft een eigen waarneming. Deze wordt voorts bevestigd door de in de bewijsmiddelen opgenomen beschrijving van gebeurtenissen, zoals deze te zien zijn op de videobeelden.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:124 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd: