In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 juli 2020 uitspraak gedaan over de terugvordering van onjuist gedeclareerde bedragen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van een zorgaanbieder. De SVB had in een beschikking van 23 november 2017 bepaald dat de zorgaanbieder over het jaar 2016 een bedrag van NAf 1.052.858,91 moest terugbetalen, omdat bij controle was vastgesteld dat dit bedrag ten onrechte was gedeclareerd. De zorgaanbieder heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij zij stelde dat de SVB geen belangenafweging had gemaakt en dat het bestreden besluit niet berustte op een draagkrachtige motivering.
Het Gerecht oordeelde dat de SVB in beginsel bevoegd is om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, maar dat zij daarbij wel een belangenafweging dient te maken. De zorgaanbieder betoogde dat zij al sinds 2009 met instemming van de SVB op een bepaalde wijze declareerde, maar het Gerecht oordeelde dat de zorgaanbieder niet had aangetoond dat er uitdrukkelijke toestemming was gegeven door de SVB. Het Gerecht concludeerde dat de SVB de belangen van de zorgaanbieder niet had meegewogen in haar besluitvorming, wat in strijd was met het evenredigheidsbeginsel.
De uitspraak leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit, omdat het niet berustte op een draagkrachtige motivering. Het Gerecht gaf de SVB de opdracht om bij een nieuw terugvorderingsbesluit rekening te houden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de SVB veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de zorgaanbieder en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door bestuursorganen bij het nemen van besluiten die ingrijpende gevolgen hebben voor betrokken partijen.