ECLI:NL:OGEAC:2020:301

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
CUR202001922
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van curatoren om mee te werken aan levering appartementsrecht in kort geding

In deze zaak, die op 2 september 2020 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, vorderde de naamloze vennootschap POS CABAI OFFICE PARK N.V. (hierna: PCOP) in kort geding dat gedaagde sub 1, de notaris, zou worden verplicht om een leveringsakte te passeren voor een appartementsrecht dat PCOP had verkocht aan Tax Boutique B.V. De curatoren van de gefailleerde gedaagde sub 2, vertegenwoordigd door [naam 1], weigerden mee te werken aan de levering, omdat zij twijfels hadden over de juistheid van het aandeelhoudersregister van PCOP. PCOP stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de levering, omdat de opbrengst van de verkoop nodig was voor noodzakelijke reparaties aan het gebouw.

De rechter oordeelde dat de curatoren niet konden worden verplicht om mee te werken aan de levering, omdat er voldoende aannemelijk was gemaakt dat het gereconstrueerde aandeelhoudersregister vals was opgemaakt. De rechter merkte op dat de verklaringen van de betrokkenen innerlijk tegenstrijdig waren en dat er belangrijke documenten ontbraken die de inhoud van het aandeelhoudersregister konden onderbouwen. Hierdoor kon de notaris de akte van levering niet passeren, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen van PCOP.

De uitspraak benadrukt het belang van de Compliance regelgeving en de noodzaak voor curatoren om zich te houden aan de identificatievereisten bij transacties. De rechter veroordeelde PCOP in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden tot op heden op nihil waren begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202001922
Vonnis in kort geding van 2 september 2020
inzake
de naamloze vennootschap POS CABAI OFFICE PARK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.A. Diaz,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1];

2.
[NAAM 1] in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [GEDAAGDE SUB 2],
beiden wonend in Curaçao,
gedaagden,
beiden procederend in persoon.
Partijen zullen hierna PCOP, [gedaagde sub 1] en [naam 1] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 8 juli 2020;
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling ingekomen producties van [naam 1], ingediend op 18 augustus 2020;
  • de mondelinge behandeling van 19 augustus 2020;
  • de overgelegde pleitnota van [naam 1].
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
PCOP heeft de eigendom van een gebouw gelegen op een perceel grond aan de Schouwburgweg zonder nummer. Dit gebouw heeft PCOP doen splitsen in 22 appartementsrechten.
2.2.
De heer [naam 2] is bestuurder van PCOP. Hij is de broer van [gedaagde sub 2]. [Gedaagde sub 2] is bij vonnis van 19 september 2016 failliet verklaard. [Gedaagde sub 2] heeft twee curatoren, mr. [naam 3] ( [naam 3]) en [naam 1].
2.3.
Op basis van een in 2017 gereconstrueerd aandeelhoudersregister houdt [gedaagde sub 2] 20% van de aandelen in PCOP. De overige 80% van de aandelen staat sinds 7 september 2018 op naam van [naam 2].
2.4.
Tussen PCOP en Tax Boutique B.V. is een koopovereenkomst tot stand gekomen betreffende een appartementsrecht voor NAf 200.000. Op 15 juni 2020 zou de levering van het appartementsrecht, via een notariële leveringsakte door [gedaagde sub 1], plaatsvinden.
2.5.
Bij e-mailbericht van 12 juni 2020 heeft [naam 1], in haar hoedanigheid als curator van de gefailleerde [gedaagde sub 2], de notaris [gedaagde sub 1] medegedeeld dat de curatoren van de heer [gedaagde sub 2] niet meewerken aan enige handeling waaruit direct of indirect de conclusie zou kunnen worden getrokken dat het gereconstrueerde aandeelhoudersregister van PCOP correct is.
2.6.
Bij brief van 19 juni 2020 heeft Tax Boutique B.V. aan PCOP aangekondigd af te zien van de koop van het appartementsrecht, indien niet spoedig kan worden geleverd.

3.Het geschil

3.1.
PCOP vordert bij vonnis in kort geding, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring om:
  • [gedaagde sub 1] te bevelen over te gaan tot het passeren van leveringsakte tussen PCOP en Tax Boutique B.V. conform haar concept in het geding gebracht;
  • [naam 1] te verbieden enige handeling te ondernemen om de onderhavige levering van het appartementsrecht te frustreren en/of tegen te houden althans te gehengen en te gedogen dat onderhavige levering plaats vindt, althans het gerecht die (orde)maatregelen beveelt welke het belang van PCOP waarborgen en die het gerecht in goede justitie opportuun acht;
  • het voorgaande op straffe van een door [gedaagde sub 1] en [naam 1]/ hoofdelijk te verbeuren dwangsom voor elke dag dat [gedaagde sub 1] en [naam 1] de door het gerecht te geven bevel en/of verbod niet nakomen en/of overtreden.
  • [gedaagde sub 1] en [naam 1] in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
3.2.
PCOP legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam 1] niet de bevoegdheid heeft om een bevel aan de notaris uit te geven om de levering van het appartementsrecht tegen te houden.
3.3. [
gedaagde sub 1] en [naam 1] hebben verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
PCOP legt aan de vorderingen ten grondslag dat zij een spoedeisend belang heeft bij levering van het appartementsrecht. Met de opbrengst van de verkoop kan PCOP een noodzakelijke reparatie aan het dak uitvoeren. PCOP stelt dat [naam 1] ten onrechte een bevel heeft gegeven aan de notaris om de levering niet te laten plaatsvinden. Daartoe is [naam 1] niet bevoegd. De verkoop is een bevoegdheid van het bestuur van PCOP en PCOP heeft daarbij geen toestemming nodig van de aandeelhouders. [naam 1] heeft haar stelling dat het aandeelhoudersregister onjuist is bovendien niet hard gemaakt. Door de verkoop te frustreren handelt [naam 1] onrechtmatig jegens PCOP.
4.2. [
Gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat zij de akte van levering niet kan passeren omdat zij op basis van de voor haar als notaris geldende Landsverordening identificatie bij dienstverlening en de Landsverordening Melding Ongebruikelijke Transacties (hierna: Compliance regelgeving) verplicht is alle aandeelhouders die 10% of meer van de aandelen bezitten te identificeren. De curatoren van [gedaagde sub 2] hebben zich niet geïdentificeerd. De notaris gaat in beginsel uit van het gereconstrueerde aandeelhoudersregister, los van de vraag of dit aandeelhoudersregister juist is. Bij twijfel over de gang van zaken neemt de notaris contact op met de toezichthouder FIU om een en ander te bespreken. Of in deze zaak advies is ingewonnen bij de FIU kan [gedaagde sub 1] vanwege de geheimhouding niet verklaren.
4.3. [
naam 1] heeft allereerst aangevoerd dat PCOP ten onrechte alleen haar in het geding heeft betrokken, terwijl [naam 3] eveneens curator is in het faillissement van [gedaagde sub 2]. Om die reden dient PCOP niet ontvankelijk te worden verklaard. Daarnaast heeft [naam 1] betwist dat zij een bevel heeft gegeven aan de notaris om niet te leveren. Dat is een beslissing geweest van de notaris zelf. [naam 1] heeft wel aan de notaris meegedeeld dat het aandeelhoudersregister waarvan de notaris uitgaat hoogst waarschijnlijk valselijk is opgesteld. De curatoren zijn van mening dat [gedaagde sub 2] 100% aandeelhouder is maar dat hij door listige trucs zijn aandeelhouderschap probeert schuil te houden voor zijn schuldeisers. Om die reden willen de curatoren geen handelingen verrichten waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat het aandeelhoudersregister dat in 2017 is gereconstrueerd een werkelijke weergave is van het aandeelhouderschap van [gedaagde sub 2] in PCOP. Ook de curatoren zijn gebonden aan de Compliance regelgeving.
4.4.
Tegen de koopovereenkomst tussen PCOP en Tax Boutique B.V. zijn geen inhoudelijke bezwaren naar voren gebracht door [gedaagde sub 1] en [naam 1]. Waar het in deze zaak om gaat is de vraag of de mogelijke onjuistheid/valsheid van het aandeelhoudersregister van PCOP in de weg kan staan aan levering van het appartementsrecht. De Compliance regelgeving heeft als doel om de integriteit van het financiële systeem te bevorderen en fraude, voorwetenschap en witwassen te voorkomen. Mede om die reden dienen aandeelhouders zich bij een transactie als de onderhavige te identificeren. Als deze identificatie plaats zou vinden op basis van een onjuist/vals opgemaakt aandeelhoudersregister, gaat dit het doel van de Compliance regelgeving volledig voorbij en maakt het deze regelgeving in feite tot een lege huls. Daaraan doet niet af dat het in dit geval zo zou zijn dat, uitgaande van de juistheid van de stellingen van [naam 1], [gedaagde sub 2] 100% aandeelhouder zou zijn en ook dan de curatoren zich (enkel) zouden moeten identificeren. Dat betekent dat, indien in dit kort geding in voldoende mate aannemelijk wordt dat het gereconstrueerde aandeelhoudersregister vals is opgemaakt, niet van de curatoren kan worden verwacht dat zij meewerken aan identificatie. Dat zou tot gevolg hebben dat dan ook de koopovereenkomst niet verder kan worden uitgevoerd en geen leveringsakte kan worden gepasseerd.
4.5.
Daarmee komt het gerecht toe aan de vraag of [naam 1] inderdaad voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gereconstrueerde aandeelhoudersregister vals is opgemaakt. [naam 1] heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het aandeelhoudersregister is in 2017 gereconstrueerd, dus nadat [gedaagde sub 2] failliet is verklaard. In 2009 is aan Stichting Belastingaccountantsbureau tijdens een onderzoek bij Caribbean Executive Suites N.V. (verhuurder van de units in onroerend goed van PCOP, hierna CES) verklaard dat [gedaagde sub 2] enig aandeelhouder is van PCOP in de jaren 2004 tot en met 2006. Later wordt echter verklaard dat [gedaagde sub 2] 40% aandeelhouder is en mevrouw [naam] 60% aandeelhouder. De situatie bij CES zou dezelfde zijn als die bij PCOP. Uit het aandeelhoudersregister van CES volgt deze verdeling (40% en 60%) inderdaad. In het gereconstrueerde aandeelhoudersregister van PCOP komt de naam van [naam] echter helemaal niet voor. [gedaagde sub 2] heeft in een verklaring van 30 januari 2017 verklaard dat hij aandeelhouder en bestuurder is van PCOP. Op dat moment was [gedaagde sub 2] al failliet verklaard. Verder heeft hij verklaard dat hij in 2013 80% van zijn aandelen als cadeau heeft overgedragen aan zijn kinderen. Er is echter geen enkele akte waaruit dit blijkt. Vervolgens zouden deze kinderen het door hun vader gegeven cadeau in september 2018 om niet hebben overgedragen aan hun oom, [naam 2]. Dat is op zichzelf al opmerkelijk. Bovendien zijn bij deze “deeds of transfer” geen identiteitsbewijzen overgelegd en de handtekeningen zijn niet gelegaliseerd. [Gedaagde sub 2] is veroordeeld voor het opzettelijk valselijk laten opmaken en opzettelijk gebruik maken van een openbaar eindverslag, een bankafschrift en een depositobewijs in het faillissement van Banco Maracaibo N.V. Ook is in eerste aanleg in een andere zaak (indirect) geoordeeld dat de heer [gedaagde sub 2] heeft geprobeerd een auto schuil te houden voor zijn schuldeisers door deze op naam te zetten van zijn broer [naam 4]. Gezien die feiten en omstandigheden stelt [naam 1] zich op het standpunt dat het gereconstrueerde aandeelhoudersregister hoogst waarschijnlijk valselijk is opgesteld.
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van het gerecht is uit hetgeen door [naam 1] naar voren is gebracht voldoende aannemelijk geworden dat het gereconstrueerde aandeelhoudersregister van PCOP niet een juiste weergave van de werkelijkheid betreft. De afgelegde verklaringen zijn allereerst innerlijk tegenstrijdig. Daarnaast ontbreken belangrijke aktes, identificatiebewijzen en legalisaties om de inhoud van het gereconstrueerde aandeelhoudersregister aan te tonen, terwijl er voldoende en onderbouwde redenen zijn om aan de inhoud ervan te twijfelen.
4.7.
Zoals hiervoor is geoordeeld kunnen de curatoren gelet op het voorgaande niet worden verplicht mee te werken aan de levering van het appartementsrecht. Nu de curatoren niet mee hoeven te werken aan identificatie, kan [gedaagde sub 1] de akte van levering niet laten passeren. Dat betekent dat ook de vordering jegens [gedaagde sub 1] niet kan worden toegewezen. De overige verweren hebben op zichzelf geen bespreking meer nodig. Ten overvloede merkt het gerecht wel op dat [naam 1] terecht naar voren heeft gebracht dat het op de weg van PCOP had gelegen om beide curatoren in het geding te betrekken. Daaraan zullen echter gelet op het inhoudelijke oordeel geen verdere consequenties worden verbonden.
4.8.
PCOP zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [naam 1] tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt PCOP in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [naam 1] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 2 september 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.