ECLI:NL:OGEAC:2020:306

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
CUR202004057
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Korpodeko en SAE c.s.

In deze zaak heeft de stichting Korpodeko, gevestigd in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschappen SAE Curaçao B.V. en I.R. Schultz B.V. (tezamen aangeduid als SAE c.s.) met als doel de opheffing van een door SAE c.s. gelegd conservatoir beslag. De procedure is gestart op 15 oktober 2020, waarna op 30 oktober 2020 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Korpodeko heeft een kredietovereenkomst met SAE c.s. waarbij een bedrag van NAf 850.000 is verstrekt, met een jaarlijkse rente van 7%. SAE c.s. heeft in het verleden niet voldaan aan haar betalingsverplichtingen, wat heeft geleid tot de opzegging van de overeenkomst door Korpodeko in september 2015. Korpodeko heeft vervolgens een veiling ter uitwinning van haar zekerheden aangekondigd, waarop SAE c.s. een kort geding heeft aangespannen om deze veilingen te schorsen.

De rechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat Korpodeko geen misbruik maakt van haar bevoegdheid tot uitwinning van zekerheden, en dat SAE c.s. in verzuim is met de betaling van de maandelijkse aflossingen. In het huidige kort geding vordert Korpodeko de opheffing van het door SAE c.s. gelegde beslag, dat volgens Korpodeko vexatoir is en bedoeld om de uitwinning van zekerheden te frustreren. De rechter heeft geoordeeld dat Korpodeko een opeisbare vordering heeft op SAE c.s. en dat het beslag inderdaad vexatoir is. De rechter heeft daarom besloten het beslag op te heffen en SAE c.s. in de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004057
Vonnis in kort geding van 6 november 2020
inzake
de stichting KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart,
tegen

1.de besloten vennootschap SAE CURAÇAO B.V.,

2.
de besloten vennootschap I.R. SCHULTZ B.V.,
beide gevestigd in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mr. drs. E. Bokkes en mr. M. Verkade - van Hoek.
Partijen zullen hierna Korpodeko en SAE c.s. (gedaagde 1 en 2 tezamen) genoemd worden. Gedaagde sub 1 zal worden aangeduid als SAE B.V. en gedaagde sub 2 als Schultz B.V.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Korpodeko heeft op 15 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend. SAE c.s. heeft op voorhand producties toegestuurd. Vervolgens heeft op 30 oktober 2020 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, mede aan de hand van pleitnotities. Tevens zijn namens gedaagden verschenen dhr. [naam1] en dhr. [naam 2].
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 7 november 2014 is Korpodeko met SAE c.s. een kredietovereenkomst (hierna: de overeenkomst) aangegaan, waarbij Korpodeko een bedrag van NAf 850.000 tegen een jaarlijkse rente van 7% aan SAE c.s. ter leen heeft verstrekt en daarnaast een bankgarantie van NAf 100.000 voor een werkkapitaalfaciliteit bij een derde bank (MCB). Op grond van de overeenkomst diende SAE c.s. de lening in 72 maandelijkse termijnen van NAf 17.429,00 af te lossen, beginnend vanaf de 13e maand.
2.2.
Tot zekerheid van nakoming van de kredietovereenkomst heeft SAE c.s. ten behoeve van Korpodeko onder meer het recht van tweede krediethypotheek ten bedrage van NAf 950.000 gevestigd op een perceel grond plaatselijk bekend als [adres A] en op een perceel grond plaatselijk bekend als [adres B] (Adelysia Resort).
2.3.
Korpodeko heeft de kredietovereenkomst met SAE c.s. op 4 september 2015 met een termijn van 90 dagen opgezegd. Op dat moment had SAE c.s. een bedrag van NAf 500.000 onder de kredietovereenkomst gebruikt en had de MCB de verstrekte bankgarantie van NAf 100.000 ingeroepen. In 2017 en 2018 heeft SAE c.s. in totaal NAf 59.500 betaald aan Korpodeko. Nadien zijn geen betalingen meer verricht.
2.4.
In mei 2018 heeft Korpodeko een veiling ter uitwinning van haar zekerheden aangekondigd. In dat verband is SAE c.s. een kort geding procedure gestart, waarin op 9 maart 2020 is beslist. SAE c.s. heeft gevorderd Korpodeko te gelasten de aangekondigde veilingen te schorsen en zich verder te onthouden van enige andere uitwinningshandeling zolang SAE c.s. zich aan het door SAE c.s. voorgestelde aflossingsschema zou houden. In het vonnis van het gerecht staat onder meer:
3.5
Uitgangspunt is dat Korpodeko als hypotheekhouder op voet van artikel 3:268 lid 1 BW gerechtigd is tot uitwinning van haar zekerheden indien zijn schuldenaar/SAE in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt.
Vervolgens is aan de orde of Korpodeko misbruik maakt van haar bevoegdheid. Daarover staat in het vonnis:
(…) Die vraag wordt ontkennend beantwoord waartoe het volgende is overwogen.
3.7
In strijd met het uitgangspunt van de overeenkomst zijn SAE een voor de bedrijfsuitoefening geschikte ruimte gaan bouwen. (…) Gelet daarop lijkt het opzeggen van de overeenkomst, mede gezien de doelstelling van Korpodeko als ontwikkelingsbank, een adequate reactie. In de periode die volgde heeft Korpodeko SAE ruimschoots de tijd gegeven om alternatieve financiering te verkrijgen. Dit is tot op heden niet gelukt.
3.8.
Daargelaten deze opzegging moet worden vastgesteld dat SAE zich in de tussentijd evenmin heeft gehouden aan haar verplichtingen uit de overeenkomst, zoals het overleggen van jaarcijfers. Van meer belang is echter dat SAE al vanaf november 2015 voortdurend en steeds opnieuw in verzuim is gekomen met de betaling van de maandelijkse aflossing van NAf 17.429.
(…)
Ook vrijwillige verkoop van de gestelde zekerheden is na opschorting van de veiling in 2018 uitgebleven.
(…)
3.1
Ook een afweging van belangen kan niet tot het verzochte bevel leiden. Het belang van [naam 5] en [naam 6] bij het behoud van het door hen bewoonde huis is evident, maar het risico van uitwinning is inherent aan hypotheekverstrekking. Daarbij komt dat niet is gebleken dat zij in de afgelopen jaren enige betaling hebben gedaan om het verder oplopen van de schuld tegen te gaan bv door rente te vergoeden of anderszins (een deel van ) de schuld van SAE te lossen.
2.5.
Op 27 april 2020 heeft SAE c.s. een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag onder de schuldeisers zelf ingediend. In het verzoekschrift staat onder meer:
41. Rekwestranten hebben er belang bij hun (…) vordering op gerekwestreerden te verzekeren door het leggen van conservatoir eigen beslag op de vorderingen die gerekwestreerde op rekwestranten heeft uit hoofde van de besproken kredietfaciliteit. Dit vermogensbestanddeel kan tot verhaal dienen voor de vordering van rekwestranten. (…)
42. Terzake de belangen van rekwestranten wordt benadrukt dat in casu de huidige en actuele omstandigheden en feiten met zich brengen dat de reeds meermalen aangekondigde uitwinningshandelingen zijdens gerekwestreerde, te weten de executoriale veiling van twee woonhuizen, een noodtoestand bij rekwestranten zullen doen ontstaan. Immers, bij een verkoop van de woonhuizen komen drie families zonder woonruimte op straat te staan. (…)
44. Niettegenstaande de financiële effecten van de vervreemding van de woonhuizen, staat het humaan effect dat het verlies van de panden heeft op rekwestranten, althans op de achterliggers en (overige) werknemers evenzeer niet in verhouding tot het resultaat wat dit zou opleveren voor gerekwestreerde.
45. Al deze belangen dienen bij een noodzakelijke beoordeling van de blokkerende werking van het conservatoir eigenbeslag zoals verzocht, zwaar te wegen afgezet tegen de belangen van gerekwestreerde.
2.6.
SAE c.s. heeft, na verkregen verlof op 5 mei 2020, conservatoir beslag onder zichzelf gelegd.
2.7.
Op 6 juli 2020 heeft SAE c.s. een verzoekschrift tegen Korpodeko en haar directeur [naam 3] ingediend bij het gerecht. De daarin opgenomen vordering op grond van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad bedraagt NAf 6.482.001.
2.8.
Bij brief van 15 september 2020 is namens notaris mr. [naam 4] aan Korpodeko medegedeeld dat hij voorziet dat hij, gezien het gelegde beslag, na verkoop/veiling niet zal kunnen overgaan tot uitkering van de veilingopbrengst. Verder staat in de brief dat de notaris het, gezien de zorgplicht en de rechtsbescherming die hij genoodzaakt is te bieden, niet verantwoord vindt om de veilingprocedure op te starten.

3.Het geschil

3.1.
Korpodeko vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
  • SAE c.s. te veroordelen om binnen 1x24 uur na het door het gerecht gegeven bevel tot opheffing van het onder zichzelf gelegd eigen beslag over te gaan en van die opheffing binnen 1 x 24 bericht te sturen aan Korpodeko, dit alles onder de verbeurte dwangsom van NAf 10.000 per uur danwel een gedeelte van een uur dat SAE c.s. of SAE B.V. of I.R. Schultz B.V. afzonderlijk aan het gegeven bevel voldoet;
  • te bepalen dat de veilingopbrengst en met name de verkoopresultaten van de openbare veiling van het onroerend goed staande en gelegen te [adres A] en [adres B] (Adelysia Resort), ongehinderd door SAE c.s., door de notaris aan Korpodeko zullen worden doorgeleid teneinde deze in mindering op de schulden van SAE c.s. aan Korpedeko te doen strekken, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 10.000 voor iedere daad van obstructie zijdens SAE c.s., of SAE B.V. of I.R. Schultz B.V. afzonderlijk, die met zich meebrengt dat de notaris de verkoopopbrengst niet aan Korpodeko doorgeleidt;
  • te bepalen dat de voornoemde dwangsomsancties lopen ten detrimente van SAE B.V. en I.R. Schultz B.V. en ook SAE c.s. ten gunste van Korpodeko, waarbij geldt dat de door de een betaalde dwangsom ook strekt tot bevrijding van de andere debiteur;
  • althans dat het gerecht zelf het voornoemd eigen beslag met onmiddellijke ingang bij vonnis in dit kort geding opheft en daarbij ook een rechtsoordeel geeft dat het gerecht in redelijkheid vermeent te behoren terzake de aanwending van de veilingopbrengst en met name de aanwending ter leniging van de al langer opeisbare lening;
  • met veroordeling van SAE c.s. in de kosten van de procedure.
3.2.
Korpodeko legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Korpodeko heeft een opeisbare vordering op SAE c.s. Door het eigenbeslag van SAE c.s. wordt Korpodeko feitelijk gehinderd om tot openbare verkoop van de door SAE c.s. in zekerheid gegeven onroerende goederen over te gaan. Ook indien de veiling wordt doorgezet en tot executie wordt overgegaan kunnen de executieopbrengsten door het beslag niet worden gebruikt om de schulden van SAE c.s. (deels) te voldoen. Het door SAE c.s. gelegde beslag is vexatoir, omdat het enkel is bedoeld om de openbare veiling van de in zekerheid verschafte onroerende goederen te (blijven) frustreren. Er is bovendien geen sprake van wanprestatie aan de zijde van Korpodeko. Deze gestelde wanprestatie is ook niet eerder aan de orde geweest. In het vonnis in kort geding is al uitdrukkelijk benoemd dat juist aan de zijde van SAE c.s. sprake is (geweest) van tekortkomingen. Ook om die reden dient het beslag te worden opgeheven, nog afgezien van het feit dat Korpodeko een bonafide instelling is, die ervoor instaat aan een eventueel veroordelend vonnis te voldoen.
3.3.
SAE voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Korpodeko vloeit voort uit de aard van de zaak. Dat het verzoekschrift een aantal maanden na het gelegde conservatoire eigenbeslag is ingediend, doet daar niet aan af.
4.2.
Korpodeko vordert de opheffing door SAE c.s., althans door het gerecht, van het eigenbeslag. Ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) dienen beslagen onder meer te worden opgeheven bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Korpodeko een opeisbare vordering heeft op SAE c.s. In dat verband wenst Korpodeko de door SAE c.s. verstrekte zekerheden uit te winnen. Het betreft de (executie)verkoop van een tweetal onroerende zaken. In het kort geding vonnis van 9 maart 2020 zijn de vorderingen van SAE c.s. die zien op het stopzetten van de executie en de uitwinning van zekerheden afgewezen. In dit vonnis is geoordeeld dat Korpodeko geen misbruik maakt van haar bevoegdheid, waarbij is overwogen dat SAE c.s. in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld, dat Korpodeko aan SAE c.s. voldoende tijd en gelegenheid heeft gegeven om alternatieve financiering te verkrijgen en dat aan de zijde van SAE c.s. niet gebleken is van verdere nakoming van de overeenkomst, waaronder betaling van de maandelijkse aflossingen. Ook na het vonnis van 9 maart 2020 zijn door SAE c.s. geen (verdere) betalingen gedaan aan Korpodeko.
4.4.
Zo lang het eigenbeslag voortduurt wordt de uitwinning van zekerheden gefrustreerd, terwijl tussen partijen vaststaat dat Korpodeko een opeisbare vordering heeft op SAE c.s. Daarvoor is het beslagrecht niet bedoeld. Er wordt dan ook in beginsel misbruik gemaakt van procesrecht. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt, indien Korpodeko door het uitoefenen van haar bevoegdheid tot uitwinning van zekerheden zelf misbruik van recht zou maken. In dat verband geldt dat SAE c.s. pas na het kortgedingvonnis van 9 maart 2020 heeft gesteld dat zij een (tegen)vordering heeft op Korpodeko. Gesteld noch gebleken is dat SAE c.s. eerder aanspraak heeft gemaakt op de door haar gestelde (tegen)vordering. De (tegen)vordering van SAE c.s. is, mede gelet op hetgeen in het vonnis van 9 maart 2020 is geoordeeld over de tekortkomingen aan de zijde van SAE c.s. voorshands niet zodanig evident, dat verdere uitwinningshandelingen aan de zijde van Korpodeko misbruik van recht zouden opleveren. Daar komt bij dat uit het verzoekschrift tot het leggen van beslag volgt dat de keuze voor het leggen van
eigenbeslag kennelijk is ingegeven door het feit dat, zoals door SAE c.s vermeld in het verzoekschrift tot het leggen van beslag, ‘de reeds meermalen aangekondigde uitwinningshandelingen zijdens gerekwestreerde, te weten de executoriale veiling van twee woonhuizen, een noodtoestand bij rekwestranten zullen doen ontstaan. Immers, bij een verkoop van de woonhuizen komen drie families zonder woonruimte op straat te staan.’ Deze belangenafweging is echter al eerder gemaakt en beoordeeld door de rechter in kort geding. Toen is geoordeeld dat het belang bij het behoud van de bewoonde huizen evident is, maar dat het risico van uitwinning inherent is aan hypotheekverstrekking.
4.5.
Onder die omstandigheden moet het door SAE c.s. gelegde eigenbeslag worden beschouwd als vexatoir, met als (in)direct doel het frustreren van de uitwinningsmogelijkheden door Korpodeko. Immers, ook uitgaande van de door SAE c.s. gepretendeerde (tegen)vordering valt niet in te zien waarom ter zekerheid hiervan eigenbeslag op de vordering van Korpodeko nodig is. Korpodeko betreft een financiële instelling die, naar voorshands kan worden aangenomen, voldoende waarborgen biedt om een eventuele (tegen)vordering te voldoen indien zij daartoe wordt veroordeeld. Ten slotte bestaan er, ook als daarvan niet zou worden uitgegaan, andere mogelijkheden dan (enkel) het leggen van eigenbeslag.
4.6.
Het gerecht ziet aanleiding zelf tot opheffing van het beslag over te gaan. Er bestaat mede gelet daarop vooralsnog geen beletsel (meer) tot het uitwinnen van de zekerheden door Korpodeko, voor zover deze er wel waren zo lang het eigenbeslag was gelegd. Bij het meer of anders gevorderde heeft Korpodeko onvoldoende belang.
4.7.
SAE c.s. zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Korpodeko tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 765,40
griffierecht NAf 7.500
salaris gemachtigde
NAf 1.500 +
totaal: NAf 9.765,40.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
heft op het door SAE c.s. op 11 mei 2020 gelegde conservatoire beslag onder zichzelf;
5.2.
veroordeelt SAE c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Korpodeko tot op heden begroot op NAf 9.765,40;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 6 november 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.