In deze zaak vorderden de erfgenamen van een overleden huurster, die bij leven een woning huurde van Fundashon Kas Popular (FKP), dat het gerecht hen zou bevelen om de huurovereenkomst op naam van een van hen, [eiseres sub 10], over te schrijven. De erfgenamen stelden dat FKP, als verhuurder, verplicht was om medewerking te verlenen aan de toedeling van de huurrechten op basis van artikel 7:229 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. FKP betwistte deze verplichting en voerde aan dat [eiseres sub 10] niet voldeed aan de voorwaarden die in hun beleid waren vastgesteld voor het overnemen van de huur. Het gerecht oordeelde dat de dood van de huurder de huurovereenkomst niet beëindigt en dat de rechten en verplichtingen overgaan op de erfgenamen. Echter, het beleid van FKP, dat voorwaarden stelde voor de overname van de huur, werd als geldig erkend. Het gerecht concludeerde dat [eiseres sub 10] niet voldeed aan deze voorwaarden, waardoor FKP niet verplicht was om haar medewerking te verlenen aan de toedeling van de huurrechten. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.