In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde Ballast Nedam Infra B.V. (hierna: Ballast Nedam) in kort geding dat Stichting SONA (hierna: Sona) een bankgarantie van USD 5,5 miljoen zou retourneren. De achtergrond van het geschil ligt in de bouw van een nieuw ziekenhuis in Otrobanda, waarvoor Sona als opdrachtgever en Ballast Nedam als aannemer optrad. In een vaststellingsovereenkomst van 27 juni 2019 waren afspraken gemaakt over de bankgarantie en de contractsovername door HNO Vastgoed B.V. (hierna: HNO). Ballast Nedam stelde dat de contractsovername inmiddels had plaatsgevonden en dat Sona geen recht meer had op de bankgarantie, terwijl Sona aanvoerde dat zij deze niet kon teruggeven zonder een verklaring van het Land Curaçao over de afwikkeling van de beheersovereenkomst.
Tijdens de zitting op 19 februari 2020 werd het procesverloop besproken, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Ballast Nedam stelde dat zij door het niet teruggeven van de bankgarantie extra kosten moest maken en financiële risico's liep. Sona voerde aan dat zij belang had bij het behoud van de bankgarantie totdat er duidelijkheid was over haar aansprakelijkheid jegens het Land. Het Gerecht oordeelde dat Sona niet vrij stond om een aanvullende opschortende voorwaarde te introduceren en dat de vorderingen van Ballast Nedam niet toewijsbaar waren. Het belang van Sona om duidelijkheid te verkrijgen over de vaststellingsovereenkomst woog zwaarder dan de belangen van Ballast Nedam.
Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van Ballast Nedam af en veroordeelde zij Ballast Nedam in de proceskosten van Sona. Dit vonnis werd uitgesproken op 4 maart 2020 door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.