ECLI:NL:OGEAC:2020:325

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
555.00048/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Eskes
  • B.G. Scheepbouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in Curaçao met steekwapen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De feiten vonden plaats op 19 februari 2020, toen de verdachte, in een opwelling van woede, zijn ex-vriendin [benadeelde] aanviel op haar werkplek. De verdachte drong zonder toestemming binnen en stak haar meermalen met een schroevendraaier en een mes, wat leidde tot ernstige verwondingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van opzet tot levensberoving of zware mishandeling.

Tijdens de zitting op 24 juli 2020 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Martis. De benadeelde partij voegde zich bij het proces met een vordering tot schadevergoeding van 1400 Euro. Het Gerecht oordeelde dat er geen voorbedachte raad was en sprak de verdachte vrij van poging tot moord, maar achtte de poging tot doodslag en mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en moest de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van 1400 Euro, vermeerderd met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven. Het Gerecht overwoog ook de psychologische gevolgen voor het slachtoffer en de schending van de veiligheid van omstanders tijdens het geweldsincident. De beslissing werd op 14 augustus 2020 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 555.00048/20

Uitspraak: 14 augustus 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Martis, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. I. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1, primair impliciet subsidiair en feit 2 (staat als feit 3 op de dagvaarding) ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 1400,- Euro en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Curacao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, het werkplek van die [benadeelde] zonder toestemming (en door o.a. vernieling van een deur en mishandeling van de eigenaar) heeft binnengedrongen, waarna hij die [benadeelde] meermalen met een schroevendraaier en/of mes heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 j° 1:119 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair

poging tot zware mishandeling

dat hij op of omstreeks 19 februari 2020, te Curacao, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf, aan een persoon, te weten [benadeelde], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, het werkplek van die [benadeelde] zonder toestemming (en door o.a. vernieling van een deur en mishandeling van de eigenaar) heeft binnengedrongen, waarna hij die [benadeelde] meermalen met een schroevendraaier en/of mes heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat door hem ,verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)

Feit 3: mishandeling van [slachtoffer]

dat hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Curacao, opzettelijk [slachtoffer] (met kracht) met zijn vlakke hand tegen zijn gezicht heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er in casu geen sprake is van voorbedachte raad, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair, impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, impliciet subsidiair en feit 2 (staat als feit 3 op de dagvaarding) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2020 te Curacao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en -al dan niet- met voorbedachten rade[benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet
en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, hetdewerkplek van die [benadeelde] zonder toestemming (en door o.a. vernieling van een deur en mishandeling van de eigenaar)
heeftisbinnengedrongen, waarna hij die [benadeelde] meermalen met een schroevendraaier en/of mes heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
dat hij op
ofomstreeks 19 februari 2020 te Curacao, opzettelijk [slachtoffer]
(met kracht
)met zijn vlakke hand tegen zijn gezicht heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer]
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 24 juli 2020, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 19 februari mijn ex-vriendin [benadeelde] op haar werk bij de dokterspost “De Savaan” ben gaan opzoeken. Ik wilde met haar praten over onze relatie. Toen ik merkte dat zij zich in het kantoor achter de balie bleef verstoppen, werd ik boos en wilde ik naar binnen gaan. Een man hield mij tegen en daarom heb ik hem weggeduwd. Ik ben het kantoortje binnengedrongen. Het klopt dat ik daar [benadeelde] heb gestoken met een mes. Ik heb haar gestoken in haar linkerzij, ongeveer in het midden tussen de oksel en de navel. Ik had dit mes bij mij in een tasje.
2. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 februari 2020 gesloten en getekend door [verbalisant 1], Hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangeefster [benadeelde], zakelijk weergegeven:
Gisteren was [verdachte] bij het dokterskantoor waar ik werk gekomen. lk werk bij "Sentro Mediko De Savaan". Hij schreeuwde "[benadeelde], bin wak. [benadeelde], bin wak." (vrije vertaling: [benadeelde], kom kijken/kom even). Omstreeks 13:00 uur was een dokter zijn dienst aangevangen. Hij was even in de balie en was hierna naar zijn kantoor gegaan om zijn clienten te ontvangen. [verdachte] wou binnen in de balie komen. De dokter had de deur dicht geduwd en had de deur op slot gedaan, zodat [verdachte] niet binnen de balie, waar ik was, kon komen. [verdachte] had hierna het glas met zijn hand kapot geslagen. Hij deed toen het slot open en kwam binnen in de belie. [verdachte] had een schroeven-draaier gepakt vanuit een tasje dat hij rond zijn hals had hangen. Hij wou mij met de schroevendraaier steken. Hierna had [verdachte] een mes uit de tas gehaald en had mij met dit mes gestoken.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring, d.d. 19.02.2020, opgesteld en getekend door R.S. Salazar Rodriguez, geneeskundige te Curaçao, inhoudende het volgende:
A.
Omschrijving van het letsel:
Patient was brought to ER because she was injured with a screwdriver in her abdomen, three times. She complained of abdominal pain in the wounds’ area.
Uitwendig waargenomen letsel:
3 wounds; abdomen (epigastrium, mesogastrium and other one in left hypochondrium) two wounds were superficial and other one was 3 cm of profundity.
4. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 februari 2020 gesloten en getekend door [verbalisant 2], Brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever [aangever], zakelijk weergegeven:
Ik ben arts. Mijn dokterspraktijk is gelegen in het gebouw van "Sentro Mediko De Savaan". Op woensdag 19 februari 2020, omstreeks 13:50 uur, bevond ik mij in mijn kantoor. Vervolgens liep ik vanuit mijn kantoor naar de balie enkele recepten te ondertekenen. Aldaar aangekomen, zag ik een voor mij onbekende man, met een agressieve houding en een boos gezicht, bezig een medewerker te roepen. Bedoelde medewerker is [benadeelde]. [benadeelde] stond helemaal achterin achter de balie. De deur van de balie was op slot. Ik had de deur open gemaakt om binnen bij de balie de recepten te ondertekenen. Ondertussen bleef de onbekende man vervelend doen met [benadeelde] bij de balie. Toen ik klaar was met ondertekenen liep ik naar de deur van de balie toe om naar buiten te gaan. Op dat moment werd ik verrast door bedoelde man, bij de deur van de balie. Zonder enige aanleiding daartoe gaf hij mij opzettelijk een harde klap met zijn vlakke hand aan de rechterzijde van mijn gezicht. Ten gevolg hiervan viel mijn bril op de grond. Daarna duwde hij mij met kracht opzij, waardoor ik met mijn lichaam tegen de muur sloeg. Vervolgens liep hij met een zeer agressieve houding regelrecht naar [benadeelde] toe. Terwijl hij richting [benadeelde] liep, zag ik dat hij een schroevendraaier in zijn hand had. lk zag hoe hij opzettelijk [benadeelde] stak met de schroevendraaier. Hierna kwam een andere voor mij onbekende man binnen die de dader van achter de balie naar buiten had getrokken. De andere onbekende man schreeuwde tegen de dader: " B’a hinké, b’a hinké". Vrije vertaling verbalisant: "Je hebt haar gestoken, je hebt haar gestoken". Vervolgens gingen ze weg van de dokterskamer. Later vernam ik van een van mijn assistenten dat de verdachte een ex-partner is van [benadeelde].
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van enig opzet tot levensberoving of zware mishandeling, laat staan van enige voorbedachte raad daartoe. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft hij bepleit dat, nu de feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, er geen grond is voor toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voor het geval dat het Gerecht toch tot een veroordeling komt, heeft hij subsidiair een strafmaatverweer gevoerd en de vordering van de benadeelde partij betwist.
Het Gerecht overweegt als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat steekwonden in de buik fataal kunnen zijn. Er bevinden zich immers meerdere vitale organen en (slag)aderen in dat gedeelte van het lichaam. De kans dat één van deze organen geraakt wordt en het slachtoffer ten gevolge hiervan overlijdt is groot, ook bij een enkele, op het eerste gezicht oppervlakkige wond, omdat de meeste organen zich vlak onder de huid bevinden. Door het slachtoffer [benadeelde] maar liefst driemaal tijdens een worsteling met een steekwapen in de buik te steken, waarbij het steekwapen éénmaal tot drie centimeter het lichaam is binnengedrongen, heeft de verdachte tenminste de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij ten gevolge hiervan het leven zou verliezen. Naar het oordeel van het Gerecht is sprake van voorwaardelijk opzet ter zake van de poging om [benadeelde] van het leven te beroven. Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat de verdachte de heer [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld. Beide feiten zijn wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 1 primair, impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 jo 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot doodslag.

Het onder feit 2 ( staat als feit 3 op de dagvaarding) bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:275 jo 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een poging tot doodslag met een steekwapen, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot vier jaren gegeven.
De verdachte heeft geprobeerd zijn ex-vriendin van het leven te beroven, door haar meerdere malen met een steekwapen in de buik te steken. Het slachtoffer heeft hevige angsten uitgestaan toen zij onverhoeds op haar werkplek werd aangevallen door haar voormalige levenspartner en heeft voor haar leven moeten vrezen. Dat zijn handelen uiteindelijk geen fatale gevolgen heeft gehad, is niet aan de verdachte te danken. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke aanval op hun leven nog jarenlang last kunnen ondervinden van psychische gevolgen. Het slachtoffer heeft zich dan ook onder behandeling van een psycholoog moeten stellen. De verdachte heeft voorts de werkgever van zijn vriendin opzettelijk in het gezicht geslagen en hem geduwd, omdat deze hem in de weg stond. Hij heeft hiervan pijn ondervonden. Eén en ander vond plaats in een volle medische praktijk, zodat meerdere omstanders, waaronder zelfs kinderen, ongewild getuige waren van het gewelddadig optreden van de verdachte. Ook de gevoelens van veiligheid van deze personen zijn door de handelingen van de verdachte geschaad. Het betreft ernstige feiten en de verdachte heeft weinig inzicht betoond in het laakbare van zijn houding. In het nadeel van de verdachte overweegt het Gerecht voorts dat hij reeds eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf en zich nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling bevond.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de aanbevelingen in de rapportages die de reclassering, de psychologen Bonofacia en Linkels en de psychiater Matroos omtrent de verdachte hebben opgesteld. Hieruit blijkt dat de verdachte, die reeds eerder klinisch opgenomen is geweest, behoefte heeft aan begeleiding en behandeling voor zijn agressie. Gelet op de ernst van het feit ziet het Gerecht echter geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het Gerecht geeft het openbaar ministerie in overweging de verdachte een plan van begeleiding en behandeling aan te bieden in het kader van een mogelijk voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 4.200,-. De schade is als volgt opgebouwd: NAf 2.800,- ten gevolge van een aantal vernielde goederen en NAf 1.400,- ter zake van immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes onder feit 1 primair, impliciet subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 1.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2020. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het meer gevorderde, te weten de schade betrekking hebbende op een aantal vernielde goederen, houdt geen verband met het met het bewezen verklaarde feit en wordt door het Gerecht derhalve afgewezen.
Het Gerecht ziet aanleiding ten aanzien van het toegewezen deel van de vordering een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:119, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1, primair, impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, impliciet subsidiair en feit 2 (staat als feit 3 op de dagvaarding) ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;

beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering [en in voorlopige hechtenis] is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 1.400,- (zegge: veertienhonderd gulden en o cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf [datum] tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 1.400,- (zegge: veertienhonderd gulden en o cent),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2020 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H. Eskes, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, zittingsgriffier, en op 14 augustus in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao geregistreerd onder en de onderzoeksnaam “Steekincident de Savaan”.