ECLI:NL:OGEAC:2020:327

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
CUR202000890
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op de Rooseveltweg met schade aan motorfiets en aansprakelijkheid van de bestuurder

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een verkeersongeval dat plaatsvond op 2 februari 2020 op de Rooseveltweg. Bij de aanrijding waren een motorrijtuig, bestuurd door de gedaagde, en een motorfiets, die in eigendom toebehoorde aan de eiser, betrokken. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.K. Snel, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.G.I. Voigt, omdat de motorfiets schade had opgelopen door de aanrijding. De eiser stelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door linksaf te slaan zonder de motorfiets voorrang te verlenen, terwijl deze aan het inhalen was. De gedaagde betwistte dit en voerde aan dat hij correct had gehandeld door zijn richtingaanwijzer te gebruiken en dat de motorfiets zelf een gevaarlijke situatie had gecreëerd door links in te halen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2020 hebben beide partijen hun standpunten uiteengezet. De rechter heeft vastgesteld dat de toedracht van het ongeval ter discussie staat en dat de bewijslast bij de eiser ligt. De eiser moet bewijzen dat de gedaagde de motorfiets geen voorrang heeft verleend op het moment van de aanrijding. De rechter heeft de eiser toegelaten tot het bewijs van zijn stellingen en verdere beslissingen aangehouden. Het vonnis is uitgesproken op 14 december 2020, waarbij de rechter de zaak naar de rolzitting verwees voor verdere bewijslevering door de eiser.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202000890
Vonnis d.d. 14 december 2020
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. S.K. Snel,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.G.I. Voigt.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 20 maart 2020 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de e-mails van 12 november 2020 met nadere producties van [eiser];
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitaantekeningen van [eiser].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 november 2020 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet, [eiser] mede aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen.
1.3.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 2 februari 2020 heeft zich op de Rooseveltweg een aanrijding voorgedaan tussen een motorrijtuig met kenteken [D NR 1] die bestuurd werd door [gedaagde] en een het motorfiets met het kenteken [MF NR 2], die in eigendom toebehoort aan [eiser], maar ten tijde van het ongeval werd bestuurd door [naam 1.
2.2. [
gedaagde] en de motorfiets reden beiden op de Rooseveltweg in de richting van de luchthaven Hato. Op enig moment remde [gedaagde] af en sorteerde hij links voor met de bedoeling om linksaf te slaan naar een links van de Rooseveltweg gelegen parkeerterrein. De van achteren komende motorfiets was op de Rooseveltweg links aan het inhalen. Op het moment dat [gedaagde] linksaf sloeg zijn het motorrijtuig van [gedaagde] en de motorfiets tegen elkaar gebotst.
2.3.
Als gevolg van de aanrijding is er schade ontstaan aan de motorfiets van [eiser].
2.4.
Het motorrijtuig van [gedaagde] was ten tijde van het ongeval niet tegen aansprakelijkheid verzekerd. [eiser] heeft [gedaagde] aangesproken op vergoeding van zijn schade aan de motorfiets.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van NAf 11.836,08, alsmede tot betaling van 15% van de hoofdsom aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het ontstaan van het ongeval is te wijten aan de schuld van de bestuurder van het motorrijtuig, [gedaagde], doordat hij een bijzondere manoeuvre uitvoerde door linksaf te slaan, zonder de motorfiets die hem van achteren links inhaalde voorrang te verlenen in de zin van artikel 44 lid 1 Wegenverkeersverordening Curacao 2000 (WVV). Aldus heeft [gedaagde] een gevaar op de weg veroorzaakt (artikel 22 aanhef sub a WVV), met het ongeval tot gevolg en waardoor [eiser] schade lijdt.
3.3. [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de schade die het gevolg is van een aanrijding tussen een motorfiets en een motorrijtuig. Zowel de motorfiets als het motorrijtuig reden op de Rooseveltweg in de richting van Hato. Vaststaat dat de motorfiets en het motorrijtuig elkaar hebben geraakt, waardoor de motorfiets over de weg is gegleden en er schade aan de motorfiets is ontstaan.
4.2.
Tussen partijen staat primair de toedracht van het ongeval ter discussie. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] met het motorrijtuig linksaf sloeg zonder daarbij de motorfiets, die op dat moment links aan het inhalen was en [gedaagde] al dichtbij genaderd was, voorrang te verlenen in de zin van artikel 44 lid 1 WVV. Door deze bijzondere manoeuvre van [gedaagde] kon de motorfiets het motorrijtuig niet meer ontwijken, met de botsing tot gevolg.
4.3. [
gedaagde] heeft de toedracht gemotiveerd betwist. [gedaagde] stelt dat hij op de Rooseveltweg, ter hoogte van de onderbroken lijn, zijn linker richtingaanwijzer had aangedaan en links had voorgesorteerd om linksaf te kunnen slaan. Op het moment dat hij linksaf sloeg was er, voor zover [gedaagde] de weg kon overzien, geen motorfiets of ander voertuig zichtbaar dat hem links wilde passeren. Aldus was er geen sprake van een situatie in de zin van artikel 44 WVV. Nu [gedaagde] met zijn linker richtingaanwijzer aan links stond voorgesorteerd, moest de motorfiets [gedaagde] rechts inhalen in de zin van artikel 37 lid 2 WVV. Door onder (vermoedelijk) hoge snelheid, vanuit een bocht, bij een doorlopende witte streep, links in te gaan halen, heeft de bestuurder van de motorfiets zelf een gevaarlijke situatie geschapen waarop [gedaagde] niet bedacht behoefde te zijn. De bestuurder van de motorfiets heeft het ongeval aan zichzelf te wijten.
4.4.
Aldus ligt de vraag voor of het ongeval op 2 februari 2020 is veroorzaakt door onrechtmatig rijgedrag of weggedrag van de bestuurder van het motorrijtuig, [gedaagde]. Alvorens toe te komen aan de beoordeling van de stelling van [eiser] dat [gedaagde] een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW heeft gepleegd, moet de feitelijke toedracht van het ongeval komen vast te staan. Gelet op de stellingen van partijen over en weer zal het daarbij neerkomen op de beantwoording van de vraag of de motorfiets het motorrijtuig van [gedaagde] op het moment van voorsorteren om links af te slaan al zo dicht genaderd was, dat [gedaagde] daar rekening mee kon en moest houden alvorens links af te slaan. Daarbij is onder andere de plaats op de weg en de verkeerssituatie op het moment waarop de bestuurder van de motorfiets de inhaalmanoeuvre inzette van belang, alsmede de snelheid waarmee de motorfiets reed.
4.5.
Voorop staat dat ingevolge de hoofdregel van artikel 129 Rv de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Ingevolge deze hoofdregel rust in dit geval de bewijslast van de gestelde toedracht op [eiser]. Hetgeen partijen over en weer ten aanzien van de toedracht hebben gesteld rechtvaardigt geen uitzondering op deze hoofdregel van bewijslastverdeling.
4.6.
Uit de in het geding gebrachte producties volgt niet het bewijs van de door [eiser] gestelde toedracht van het ongeval. Dat betekent dat [eiser] zal worden toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat [gedaagde] de motorfiets geen voorrang heeft verleend terwijl de motorfiets zich reeds naast of dicht achter [gedaagde] bevond op het moment [gedaagde] links wilde af slaan (artikel 44 lid 1 WVV).
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:

5.1.
laat [eiser] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden (r.o. 4.4.) waaruit blijkt dat [gedaagde] met het motorrijtuig linksaf sloeg zonder de motorfiets, die op dat moment links aan het inhalen was en zich reeds naast of dicht achter [gedaagde] bevond, voorrang te verlenen (r.o. 4.6.);
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
11 januari 2021voor een akte aan de zijde van [eiser] (P1) over de wijze waarop hij bewijs wil leveren;
5.3.
bepaalt dat, indien [eiser] dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, hij de personalia van de getuigen alsmede de verhinderdagen van de getuigen zal opgeven op de rolzitting
11 januari 2021, waarna dag en uur van het verhoor zal worden vastgesteld;
5.4.
wijst [eiser] erop dat indien hij bewijs wenst te leveren middels het indienen van stukken of middels een deskundigenbericht, hij die stukken op de rolzitting van
11 januari 2021in het geding dient te brengen, dan wel bij akte een voorzet moet doen ten aanzien van een te benoemen deskundige en van de aan de deskundige voor te leggen vragen. [gedaagde] mag daar dan bij antwoordakte op reageren;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2020.