ECLI:NL:OGEAC:2020:332

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
CUR202002078
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • N.M. Martinez
  • S.N. Aswani
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Sociale Verzekeringsbank (verzoeker) een verzoek ingediend om een proceskostenvergoeding na het intrekken van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verweerster, die een productieplafond had vastgesteld voor de verzoeker, heeft op 3 september 2020 het Gerecht geïnformeerd dat zij de uitvoering van de bestreden beschikking zou schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar. De verzoeker heeft vervolgens het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

Het Gerecht heeft overwogen dat op grond van artikel 50, tiende lid, van de Lar, een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de desbetreffende partij is tegemoetgekomen. In dit geval is het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, en het Gerecht oordeelt dat er geen grondslag is voor een proceskostenveroordeling, omdat de verweerster al had aangegeven de uitvoering van de bestreden beschikking te schorsen.

Daarom heeft het Gerecht het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 september 2020 door de voorzitter, N.M. Martinez, in aanwezigheid van de griffier, S.N. Aswani. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

van de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht (de voorzitter) op het verzoek om een proceskostenvergoeding in de zaak tussen:

[verzoeker]

wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigden: mrs. M. Fowler-Davelaar en B.L. Lie Atjam, advocaten,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. K.A. Martis, jurist bij verweerster.

Procesverloop

Bij brief van 22 mei 2020 heeft verweerster een productieplafond vastgesteld voor verzoeker inhoudende dat hij voor de periode vanaf 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 maximaal NAf 375.000,- en voor het kalenderjaar 2021 maximaal NAf 750.000,- aan verweerster mag declareren voor de door hem ten behoeve van BVZ-verzekerden verleende diensten (de bestreden beschikking).
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt bij verweerster en dit vervolgens aangevuld. Hangende dit bezwaar heeft verzoeker het Gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot schorsing van de bestreden beschikking (het verzoek).
Verweerster heeft op 3 september 2020 het Gerecht geïnformeerd dat zij ambtshalve de uitvoering van de bestreden beschikking zal schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar.
Verzoeker heeft het verzoek ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling (het verzoek).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 50, tiende lid, van de Lar kan in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de desbetreffende partij is tegemoetgekomen, het betrokken overheidslichaam op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten worden veroordeeld.
2. Naar het oordeel van het Gerecht biedt artikel 50, tiende lid, van de Lar geen grondslag voor een proceskostenveroordeling als hangende het verzoek om een voorlopige voorziening daaraan wordt tegemoetgekomen.
3. Het verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De voorzitter
wijsthet verzoek
af.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, voorzitter, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2020, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.