ECLI:NL:OGEAC:2021:118

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
CUR202101502 en CUR202101507
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding inzake veiling olie Isla-raffinaderij

In deze zaak, die op 10 juni 2021 werd behandeld, hebben MCC Group N.V. en Alphaville Holdings Limited vorderingen ingediend in kort geding tegen Curaçao Refinery Utilities B.V. (CRU) en Refineria di Korsou N.V. (RDK) met betrekking tot de veiling van olie en olieproducten van de Isla-raffinaderij. MCC en Alphaville stelden dat de veilingvoorwaarden onredelijk waren en vroegen om uitstel van de veiling, die gepland stond voor 10 juni 2021. De eisers voerden aan dat de voorwaarden hen belemmerden om een bod uit te brengen en dat er onvoldoende informatie was over de kwaliteit van de te veilen olie.

De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van MCC en Alphaville niet konden slagen. De rechtbank stelde vast dat de veiling op de juiste wijze was aangekondigd en dat de bezwaren van de eisers niet tijdig waren ingediend. De rechtbank concludeerde dat de belangen van CRU en RDK, als executanten, zwaarder wogen dan die van de eisers. De rechtbank wees de vorderingen van MCC en Alphaville af en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van CRU en RDK. Isla, als geëxecuteerde partij, werd niet als in het gelijk gestelde partij aangemerkt, maar kreeg proceskostencompensatie.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaren en de noodzaak voor partijen om adequaat te reageren op aangekondigde veilingen. De rechtbank bevestigde dat CRU geen misbruik maakte van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis en dat de veiling van de olie kon doorgaan zoals gepland.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummers: CUR202101502 en CUR202101507
Vonnis in kort geding van 10 juni 2021
inzake (CUR202101507):
de naamloze vennootschap
MCC GROUP N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel,
eiseres,
- tegen -

1.de besloten vennootschap CURAÇAO REFINERY UTILITIES B.V.,

2.de naamloze vennootschap
REFINERIA DI KORSOU N.V.,
beide gevestigd in Curaçao,
gemachtigden: mrs. J. Eichhorn en M.Th. Aanstoot,
gedaagden,
met de besloten vennootschap
REFINERIA ISLA CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
op de voet van artikel 438 lid 5 Rv in het geding betrokken partij,
tevens gevoegde partij aan de zijde van MCC Group N.V,
en inzake (CUR202101502):
de rechtspersoon naar het recht van de Seychellen
ALPHAVILLE HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te Providence, Mahé, Seychellen,
gemachtigde: mr. E.M. Pennings,
eiseres,
- tegen -

1.de besloten vennootschap CURAÇAO REFINERY UTILITIES B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gemachtigden: mrs. J. Eichhorn en M.Th. Aanstoot,
gedaagde,
2.de besloten vennootschap
REFINERIA ISLA CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
gedaagde, tevens gevoegde partij aan de zijde van Alphaville Holdings Limited.
Partijen zullen hierna MCC, Alphaville, CRU, RDK en Isla worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
MCC heeft op 9 juni 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Alphaville ook.
1.2.
Beide kort gedingen zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van hedenmorgen 10 juni 2021. Verschenen zijn de heren […] namens MCC, […] namens CRU, […] namens RDK en […] namens Isla, alsmede de gemachtigden van partijen. Voorafgaand aan de zitting hebben MCC en Alphaville per e-mail het belang bij hun vorderingen nader toegelicht en hebben de andere partijen per e-mail inhoudelijk op vorderingen geantwoord. Namens Isla is daarbij voeging verzocht aan de zijde van MCC en Alphaville voor zover het betreft de vorderingen tegen CRU en RDK, alsmede zekerheidsstelling voor proceskosten ten aanzien van Alphaville. De voeging is ter zitting buiten bezwaar van partijen toegestaan. Het verzoek om zekerheidstelling is gepasseerd. De zaken zijn besproken en de standpunten nader toegelicht.
1.3.
Vonnis is bepaald op hedenmiddag.

2.De beoordeling

2.1.
Met hun vorderingen in deze kort gedingen beogen MCC en Alphaville, daarin gesteund door geëxecuteerde Isla, verdaging te bewerkstelligen van de voor morgenochtend, 10.00 uur, geagendeerde veiling door CRU van de door CRU in executoriaal beslag genomen olie en olieproducten van Isla. Voor die veiling hebben MCC, Alphaville en RDK als potentiële bieders bij de deurwaarder aangemeld.
2.2.
MCC vordert dat het gerecht:
1. CRU verbiedt de veiling op basis van de nu voorliggende veilingvoorwaarden voort te zetten, op straffe van een aan MCC te verbeuren dwangsom van USD 15.000.000;
2. RDK gelast haar Ofac-licentie ook aan te wenden ten gunste van andere kopers dan zijzelf;
3. Iedere andere voorziening treft die het gerecht geraden acht.
2.3.
Alphaville vordert dat het gerecht:
1. CRU gebiedt de veilingvoorwaarden aan te passen met inachtneming van de bezwaren van Alphaville, en de openbare verkoop uit te stellen met ten minste drie weken, althans met een in goede justitie te bepalen termijn, om bieders op de hoogte te brengen van de nieuwe voorwaarden;
2. CRU gebiedt de bij CRU bekende kwaliteitsspecificaties met Alphaville, alsook met andere bieders, te delen.
2.4.
Deze kort gedingen zijn voorafgegaan door het tussen MCC als eiseres en CRU en RDK als gedaagden gevoerde kort geding dat heeft geleid tot het vonnis 27 mei 2021 (CUR202101346). Bij dat vonnis is geoordeeld dat door CRU aanvankelijk ten onrechte in de veilingvoorwaarden was opgenomen dat de veilingkoper naast de koopsom ruim NAf 39 miljoen aan bewaarloon zou moeten voldoen aan retentor CRU, en is op die grond beslist dat de voor 28 mei 2021 geplande veiling, met de aangepaste veilingvoorwaarden, met minimaal 10 dagen moest worden aangehouden.
2.5.
MCC en Alphaville stellen zich op het standpunt dat ook de aangepaste veilingvoorwaarden nog onredelijke bepalingen bevatten. Zij stellen dat de bepaling dat CRU als executant een bod mag weigeren en een ander, lager, bod mag accepteren ontoelaatbaar is, evenals de eis dat binnen een uur na de veiling een bankgarantie moet worden gesteld voor de verschuldigde koopsom. Volgens Alphaville moet bovendien tevoren in de voorwaarden duidelijkheid worden verschaft over het bedrag van de voor rekening van de veilingkoper komende executiekosten (volgens CRU ter zitting: maximaal NAf 15.000). MCC stelt dat er eerst duidelijkheid moet komen over de consolidatie (samenvoeging) van olieproducten uit de diverse tanks en over (de kosten van) het verpompen. Zowel MCC als Alphaville beklagen zich voorts over het gebrek aan gegevens (specificaties, inspectierapporten, analyses) over de kwaliteit van de olie. Daarnaast willen zij in staat worden gesteld om de te veilen olie tevoren zelf te inspecteren en om monsters te nemen en die te laten onderzoeken. Volgens MCC zou RDK haar onlangs verlengde Ofac-licentie ook moeten gebruiken voor de verkoop door CRU van de olie aan een andere veilingkoper dan CRU. MCC stelt inmiddels zelf om zo’n licentie te hebben verzocht en in afwachting te zijn van de beslissing op dat verzoek.
2.6.
De veiling is door CRU begin mei op de door de wet voorgeschreven wijze publiekelijk aangekondigd. Op vordering van MCC is de aanvankelijk voor 28 mei 2021 geplande veiling aangehouden, en wel tot 11 juni 2021. Een goede verklaring voor het feit dat MCC en Alphaville pas enkele dagen voor de nieuwe veilingdatum met nadere bezwaren en vorderingen met betrekking tot de veiling en de veilingvoorwaarden komen is niet gegeven. Niet gebleken is in het bijzonder dat MCC of Alphaville in de maand mei bij CRU of bij Isla om specificaties of om inspectie hebben gevraagd. Ook Isla heeft op dat punt kennelijk niets ondernomen. Dat alles doet afbreuk aan het gewicht dat in dit kort geding kan worden toegekend bij het belang van dergelijke specificaties en inspecties, en geeft steun aan de ter zitting door CRU gegeven uiteenzetting dat professionele partijen op de oliemarkt uit de voeten kunnen met de in de aankondiging van de veiling opgenomen omschrijvingen van de producten, en dat hetgeen bij Isla en (in kopie) bij CRU aan nadere gegevens beschikbaar is daar niets wezenlijks aan toevoegt.
2.7.
Ten aanzien van de overige aangevoerde bezwaren geldt hetzelfde: als deze werkelijk van gewicht waren, hadden MCC of Alphaville die eerder opgeworpen. De stelling dat zij eerder zouden zijn afgeschrikt door de onterechte voorwaarde dat de veilingkoper het achterstallige bewaarloon van CRU zou moeten voldoen, overtuigt niet. Volgens MCC en Alphaville vertegenwoordigt de olie immers een waarde van circa NAf 50 miljoen. Voor hen had die voorwaarde dus geen beletsel hoeven zijn, zij zouden daar bij een eventueel bod rekening mee hebben kunnen houden. Daarbij komt dat CRU naar aanleiding van de nadere bezwaren tegen de veilingvoorwaarden in twee memoranda nadere informatie en uitleg heeft verschaft. Er bestaat onvoldoende aanleiding thans vooruit te lopen op mogelijke geschilpunten die desondanks na de veiling zouden kunnen ontstaan.
2.8.
Met CRU is het gerecht van oordeel dat de voorgenomen wijze van toewijzing niet in strijd is met de wettelijke voorschriften. Het gerecht sluit zich aan bij hetgeen CRU hierover in haar pleitnota’s onder ‘
artikel 4 veilingvoorwaarden’ heeft aangevoerd.
2.9.
Ten aanzien van de vordering van MCC met betrekking tot de Ofac-licentie hebben CRU en RDK gesteld dat wat MCC wil onmogelijk is: een verkregen Ofac-licentie mag niet worden gebruikt voor een ander. Het tegendeel is in dit kort geding niet aannemelijk geworden, zodat de desbetreffende vordering reeds daarom niet kan slagen.
2.10.
Ook hetgeen voor het overige nog is aangevoerd, onder meer ten aanzien van de (lage) inzetprijs en de ten opzichte van de vorige veilingdatum doorgevoerde wijziging van hoeveelheden, kan niet leiden tot het oordeel dat CRU en/of RDK onrechtmatig jegens MCC, Alphaville of Isla handelen.
2.11.
Op grond van het voorgaande is het gerecht van oordeel dat CRU geen misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het door haar tegen Isla verkregen vonnis en, in het kader daarvan, haar bevoegdheid tot veiling van de executoriaal beslagen olie over te gaan. Tegenover CRU’s executiebevoegdheid, haar belang bij verhaal van haar vordering op Isla en haar belang bij beëindiging van de - onbetaalde - bewaring van de olie, wegen de belangen van MCC en Alphaville als aspirant-koper en/of medeschuldeiser en van Isla als geëxecuteerde bij een nader uitstel van de veiling minder zwaar.
2.12.
De vorderingen van MCC en Alphaville zullen dan ook worden afgewezen, met hun veroordeling als de in het ongelijk gestelde partij in de aan de zijde van CRU en RDK gerezen proceskosten.
2.13.
Isla is als geëxecuteerde in het geding betrokken en heeft de vorderingen van MCC en Alphaville ondersteund. Isla kan ten aanzien van hen dan ook niet worden aangemerkt als de in het gelijk gestelde partij. Ten aanzien van Isla is een proceskostencompensatie passend.

3.Beslissing

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
in de zaak van MCC(
CUR2021507)
3.1.
wijst af het gevorderde;
3.2.
veroordeelt MCC in de aan de zijde van CRU en RDK gerezen proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.500 voor salaris gemachtigde, en compenseert de kosten ten aanzien van Isla aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak van Alphaville (CUR202101502)
3.4.
wijst af het gevorderde;
3.5.
veroordeelt Alphaville in de aan de zijde van CRU gerezen proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.500 voor salaris gemachtigde, en compenseert de kosten ten aanzien van Isla aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 10 juni 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.