In deze zaak, die op 10 juni 2021 werd behandeld, hebben MCC Group N.V. en Alphaville Holdings Limited vorderingen ingediend in kort geding tegen Curaçao Refinery Utilities B.V. (CRU) en Refineria di Korsou N.V. (RDK) met betrekking tot de veiling van olie en olieproducten van de Isla-raffinaderij. MCC en Alphaville stelden dat de veilingvoorwaarden onredelijk waren en vroegen om uitstel van de veiling, die gepland stond voor 10 juni 2021. De eisers voerden aan dat de voorwaarden hen belemmerden om een bod uit te brengen en dat er onvoldoende informatie was over de kwaliteit van de te veilen olie.
De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van MCC en Alphaville niet konden slagen. De rechtbank stelde vast dat de veiling op de juiste wijze was aangekondigd en dat de bezwaren van de eisers niet tijdig waren ingediend. De rechtbank concludeerde dat de belangen van CRU en RDK, als executanten, zwaarder wogen dan die van de eisers. De rechtbank wees de vorderingen van MCC en Alphaville af en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van CRU en RDK. Isla, als geëxecuteerde partij, werd niet als in het gelijk gestelde partij aangemerkt, maar kreeg proceskostencompensatie.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaren en de noodzaak voor partijen om adequaat te reageren op aangekondigde veilingen. De rechtbank bevestigde dat CRU geen misbruik maakte van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis en dat de veiling van de olie kon doorgaan zoals gepland.