ECLI:NL:OGEAC:2021:132

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
CUR202101024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens weigering Covid-19 vaccinatie en ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Century Trust Curaçao N.V. en een werkneemster, hierna aangeduid als [verweerster]. De werkneemster was sinds 1 september 2016 in dienst bij Century en werkte als administratief medewerker. De werkgever heeft haar op 7 april 2021 ontslagen op staande voet, omdat zij weigerde zich te laten vaccineren tegen het Covid-19 virus. Century stelde dat de werkneemster een risico vormde voor de gezondheid van haar collega's, gezien de beperkte ruimte en ventilatie in het kantoor.

De werkneemster heeft het ontslag betwist en de nietigheid ervan ingeroepen, omdat volgens haar geen dringende reden voor ontslag aanwezig was. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke vaccinatieplicht bestaat en dat de werkgever de grondrechten van de werkneemster moet respecteren. Het Gerecht oordeelde dat de weigering om te vaccineren niet kan worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet, vooral gezien de omstandigheden van de zaak.

Het Gerecht heeft het ontslag nietig verklaard en Century veroordeeld tot betaling van het loon aan de werkneemster totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd. Tevens heeft het Gerecht de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 augustus 2021, waarbij aan de werkneemster een vergoeding van NAf 7.500 bruto is toegekend. De werkneemster is ook veroordeeld tot teruggave van de laptop en overige toebehoren aan Century, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAOZaaknummer: CUR202101024
Beschikking van 16 juli 2021
inzake
de naamloze vennootschap
CENTURY TRUST CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
verschenen bij haar bestuurder mr. A.C.A. Gonzales,
tegen
[VERWEERSTER],
wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigden: mrs. B.L. Lie Atjam en J. Leito.
Partijen zullen hierna Century en [verweerster] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Century heeft op 16 april 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Op 15 juni 2021 is door Century een akte aanvulling eis gediend. Het verzoek is behandeld op 18 juni 2021. Centrury is verschenen in hoedanigheid van haar bestuurder voornoemd. [verweerster] is verschenen samen met haar gemachtigden, en waarbij mr. Lie Atjam via videoverbinding vanuit de rechtszaal van het gerecht in Bonaire de zitting heeft bijgewoond. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben mr. Gonzales en mr. Lie Atjam het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen. Partijen is aangezegd dat het gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
[naam] is bestuurder van Century.
2.2. [
[verweerster] is sinds 1 september 2016 in dienst van Century. Zij is werkzaam in de functie van administratief medewerker, laatstelijk tegen een salaris van NAf 2.300 bruto per maand.
2.3. [
[verweerster] is werkzaam in het kantoor van Century in het World Trade Center (‘WTC’). Het kantoor betreft een binnenruimte van 25 m² zonder ramen of andere mogelijkheden tot ventilatie. Het kantoor heeft drie vaste werkplekken, welke in ieder geval bezet worden door [verweerster] en een andere medewerkster [naam 1] (‘[naam 1]’). Zowel [naam 1] als een parttime medewerkster (‘[naam 2]’) zijn niet op vaste tijden in het kantoor aanwezig.
2.4.
In een e-mail wisseling tussen Century en [verweerster] is onder meer het volgende opgenomen:

5/4/2021, Century ([naam 3]), aan [verweerster]:
(…)Wij kunnen het risico niet nemen dat jij ons besmet omdat jij nog niet bent ingeënt.
In ons telefoongesprek van zojuist heb jij mij medegedeeld dat “abo ainda no ta convensie”.
Ik heb jou medegedeeld dat als jij niet inent, wij onze werkrelatie om reden van het covid – risico dat jij dan meebrengt in ons kleine WTC kantoor moeten gaan beëindigen.
Denk er dus goed over na. (…)
6/4/2021, [verweerster] aan Century:
Mi ta konfirma di a risibi email de [naam 3] dia 5 di april 2021. (…)
Mi a tuma mi desishon di tog no bai tuma e bakuna. (…)
Ya mi ta na altura kaba di e konsekuensia ku mi desishon ta bini kune. (…)
6/4/2021, Century ([naam]
), aan [verweerster]:
(…) Awor aki mi ke reakshona riba bo email.
Mi no ta aksepta bo desishon pa bo tuma ontslag.
Lo mi ke sinta papia ku bo manera dos hende grandi.
6/4/2021, [verweerster] aan Century:
(…) Mi no sa ku kisas mi a kompronde robes, pero pa ta mas duidelijk di mi banda, ami personalmente no ta tumando ontslag. (…)
No ta ami a bisa ku mi ta kita for di trabou.
“Ik heb jou medegedeeld dat als jij niet inent, wij onze werkrelatie om reden van het covid – risico dat jij dan meebrengt in ons kleine WTC kantoor moeten gaan beëindigen.”
Mi ta dispuesto na dialoga.”
2.5.
Op 7 april 2021 heeft Century een ontslagaanzegging aan [verweerster] gedaan wegens dringende reden ex. artikel 7A:1615o van het Burgerlijk Wetboek (BW). In die aanzegging is het volgende opgenomen:
“In onze kleine kantoorruimte in het WTC van slechts 25 vierkante meter waarin zowel jij als [naam 1] en binnenkort ook [naam 2] vrijwel dagelijks weer moeten samenwerken, zonder open ramen of eigen ventilatie, is het met het oog op de gezondheid van jouzelf (leeftijd 25 jaar), van [naam 1] (leeftijd 69 jaar), [naam 2] (leeftijd 67 jaar) en die van [naam 3] (leeftijd 64 jaar) niet verantwoord nog langer fysiek met jou samen te moeten werken.
Aangezien samenwerking via het internet of anderszins niet tot de mogelijkheden behoort kan ik als bestuurder en vertegenwoordiger van jouw werkgever met pijn in mijn hart niet anders besluiten en jou bij deze mededelen dat jouw arbeidsovereenkomst met wegens de hiervoor vermelde dringende reden per direct tot een einde is gekomen.
zal jou (1) onder voorbehoud van alle rechten, (ii) onverplicht en (iii) buiten overeenkomst tot en met 30 juni 2021 je netto maandsalaris doorbetalen. Ik zal een getuigschrift voor je maken en dit binnenkort per mail versturen.
Ik verzoek je de CTrust laptop en alles wat daarbij hoort alsmede de sleutels van het WTC kantoor en mogelijke andere spullen van kantoor op afspraak aan [naam 1] te overhandigen.”
2.6.
Per e-mail van 7 april 2021 bevestigt [verweerster] de ontslagaanzegging te hebben ontvangen en deelt mede dat zij daarop spoedig zal reageren. Dit heeft zij per brief van 9 april 2021 gedaan, waarin zij de nietigheid van het door Century gegeven ontslag inroept wegens het ontbreken van een dringende reden.

3.Het geschil

3.1.
Century verzoekt – na aanvulling –:
  • te bevestigen dat Century de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op 7 april 2021 op goede gronden en terecht wegens dringende- en onverwijld medegedeelde reden heeft beëindigd;
  • de arbeidsovereenkomst tussen partijen alsnog per direct te ontbinden, op grond van gewichtige reden, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verweerster];
  • met veroordeling van [verweerster] tot teruggave aan Century van de laptop en de overige toebehoren, op straffe van een dwangsom van NAf 100 per dag tot een maximum van NAf 3.000;
  • met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt Century – samengevat – dat [verweerster] zich, ook na aandringen van Century, niet wil laten inenten met een vaccin tegen het Covid 19-virus. Zij brengt daardoor het risico van Covid besmetting met zich mee voor de overige werknemers van Century alsmede voor overige bij Century betrokken personen. Aldus komt [verweerster] haar zorgverantwoordelijkheid niet na en levert zij een ernstig gevaar voor zichzelf en voor anderen op (artikel 7A:1615p sub 8 BW).
3.3. [
[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of een werkgever zijn werknemer direct of indirect kan verplichten zich te laten vaccineren tegen Covid-19. In het verlengde daarvan ligt de vraag voor of de weigering van een werknemer om zich te laten vaccineren tegen Covid-19 een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert.
4.2.
Century stelt dat de weigering van [verweerster] om zich te laten vaccineren een dringende reden voor ontslag oplevert omdat zij het overige personeel, mede gelet op de beperkte ruimte en de gebrekkige ventilatiemogelijkheden, aan het risico van Covid besmetting blootstelt. [verweerster] voert daartegenover aan dat er geen wettelijke vaccinatieplicht is en dat Century in strijd handelt met haar (grond)recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit.
4.3.
Het gerecht stelt in de beoordeling het volgende voorop. Een algemene vaccinatieplicht bestaat niet en dergelijke verplichtingen passen evenmin binnen de arbeidsverhouding. Vaccineren raakt immers het grondrecht van burgers op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam (art. 11 Gw) en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 19 Gw). Werkgevers dienen deze grondrechten van hun werknemers te respecteren (HR 14 september 2007, NJ 2008/334; Dirksz / Hyatt I). Een inbreuk op een grondrecht door de werkgever kan onder omstandigheden echter gerechtvaardigd zijn. Daartoe is van belang dat de handeling die inbreuk maakt een legitiem doel dient en/of de handeling een geschikt middel is om dat doel te bereiken (noodzakelijkheid). Daarnaast moet beoordeeld worden of de inbreuk evenredig is in verhouding tot het belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel (proportionaliteit) en moet het doel niet ook op een minder ingrijpende wijze kunnen worden bereikt (subsidiariteit).
De werkgever heeft de wettelijke verplichting om zijn werknemers én derden op de werkplek zo veel mogelijk te beschermen tegen een Covid-19 besmetting. Deze verantwoordelijkheid van de werkgever kan meewegen bij de beoordeling of sprake is van een legitiem doel om inbreuk te maken op de grondrechten van een werknemer.
4.4.
Century heeft [verweerster] verzocht zich te laten vaccineren tegen het Covid-19 virus. Aan haar weigering om zich te (laten) vaccineren heeft Century vervolgens de negatieve consequentie van ontslag verbonden. Aldus is sprake van een indirecte verplichting tot vaccineren (vaccinatiedrang) omdat de beslissingsruimte c.q. keuzevrijheid van de werknemer wordt ingeperkt. Dat levert een inbreuk op de grondrechten van [verweerster] op. Naar het oordeel van het gerecht is niet gebleken van omstandigheden die maken dat die inbreuk in het onderhavige geval gerechtvaardigd is. Daartoe geldt het volgende. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat het kantoor van Century in het WTC in beginsel enkel een beperkt aantal uren per dag bezet was door zowel [verweerster] als [naam 1]. Dat betekent dat het blootstellingsrisico in het kantoor in het WTC beperkt was in de tijd en in het aantal personen. Voorts is gebleken dat de werkzaamheden van [verweerster] en [naam 1] zich grotendeels beperkten tot het verwerken van gegevens achter de computer en dat het bezoek door derden aan het kantoor minimaal was. Deze bedrijfsvoering en wijze van werken levert in het onderhavige geval, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, geen legitiem doel op om inbreuk te maken op de grondrechten van [verweerster]. Met [verweerster] is voorts geen overleg gevoerd over noch is er samen gekeken naar de mogelijkheden om bij voortzetting van de werkzaamheden het besmettingsrisico te beperken. Dat overleg had in dit geval temeer voor de hand gelegen nu ter zitting is gebleken dat Century de huurovereenkomst met het WTC inmiddels heeft beëindigd en zij haar bedrijfsvoering vanuit de privéwoning in andere vorm zal voortzetten. Door een dergelijk overleg achterwege te laten kan niet worden beoordeeld of het doel niet ook op een minder ingrijpende wijze had kunnen worden bereikt.
4.5.
In aanvulling op het voorgaande geldt dat een ontslag op staande voet als
ultimum remediummoet worden beschouwd, bedoeld voor daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer (dringende reden), die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daaronder kan zonder wettelijke vaccinatieplicht niet worden geschaard de weigering tot vaccineren. Dit betreft immers een dermate grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer dat in de regel niet gezegd kan worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, dat een dergelijke weigering tot een dringende reden leidt. Zeker niet gezien voornoemde omstandigheden in de onderhavige zaak. Het aan [verweerster] verleende ontslag op staande voet is daarom nietig. Ingevolge artikel 7A:1614d BW heeft [verweerster] dan ook recht op loon, nu zij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die voor rekening van Century komt.
4.6.
Voor het geval het ontslag op staande voet geen stand zou houden heeft Century verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verandering van omstandigheden vanwege een gewijzigde bedrijfsvoering als hiervoor genoemd. In die nieuwe werkwijze, en werkomgeving past [verweerster] niet. De ruimte in de privéwoning is beperkt en het werk is zodanig afgenomen dat zij met een parttimer beter uit de voeten kan. Het helpt niet dat [verweerster] onder niveau presteerde, Century haar langere tijd het hand boven het hoofd heeft gehouden, maar dat nu niet meer op kan brengen gelet op de situatie die is ontstaan. Het weigeren te vaccineren ervaart Century ook als een vorm van verraad na alles wat zij voor [verweerster] heeft gedaan.
4.7. [
[verweerster] heeft ter zitting aangevoerd zich niet te herkennen in de kritiek op haar functioneren. Zij heeft altijd haar best gedaan. Ze erkent dat Century haar veel kansen en mogelijkheden heeft gegeven en dat haar beslissing om zich niet te laten vaccineren de verhoudingen wel heeft verstoord. Dat maakt samenwerken in de thuisomgeving van [naam] niet gemakkelijk.
4.8.
Gelet op het voorgaande moet al met al de conclusie zijn dat de Covid-19 pandemie op meerdere fronten de verhoudingen op scherp zet. Het recht van de werknemer op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit kan haaks staan op het belang van de werkgever om zichzelf, zijn werknemers en derden op de werkvloer tegen besmetting te beschermen. De omstandigheden kunnen met zich meebrengen dat voortzetting van de arbeidsrelatie niet meer haalbaar is. Naar het oordeel van het gerecht is daarvan in het onderhavige geval sprake.
4.9.
Bij [naam] (en [naam 1]) leeft een oprechte angst voor Covid-19 besmetting. Die angst gaat zo ver dat op basis daarvan de gehele bedrijfsvoering is aangepast. De angst voor contact met een niet-gevaccineerde en het daaraan verbonden risico op besmetting ligt mede aan de door Century doorgevoerde veranderingen ten grondslag. Dat voortzetting van de arbeidsrelatie met [verweerster] daar niet in past ligt dan ook in de risicosfeer van Century. Zonder nadere toelichting van een deskundige kan niet zonder meer in rechte worden vastgesteld of de gestelde risico’s ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Desalniettemin is voldoende gebleken dat Century heeft gemeend voornoemde maatregelen te moeten treffen ter beperking van de blootstellingsrisico’s en dat voortzetting van de arbeidsrelatie onder die omstandigheden voor haar onmogelijk is. Dat is een vrijheid die Century toekomt. Century heeft daarmee haar belang bij ontbinding van de arbeidsrelatie voldoende aangetoond.
4.10.
Daar staat tegenover dat ontbinding van de arbeidsrelatie vergaande consequenties heeft voor [verweerster]. [verweerster] is een alleenstaande moeder, die recent is bevallen van haar tweede kind en die tevens de zorg heeft voor haar zieke moeder. Een bestendig inkomen is voor [verweerster] van essentieel belang. Daar staat tegenover dat [verweerster] jong is en de afgelopen vijf jaren een gedegen opleiding heeft genoten binnen Century. Dat maakt haar aantrekkelijk voor de arbeidsmarkt, ondanks de slechte economische omstandigheden.
4.11.
Het gerecht komt tot de slotsom dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een verandering in de omstandigheden die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te leiden. De arbeidsovereenkomst zal met ingang van 1 augustus 2021 worden ontbonden. Het komt het gerecht met het oog op de hiervoor onder 4.9. en 4.10. genoemde omstandigheden van het geval billijk voor om aan [verweerster] een aanvullende vergoeding toe te kennen van NAf 7.500 bruto. Op deze vergoeding komt in mindering de uitkering die [verweerster] eventueel toekomt ingevolge de Cessantia-landsverordening. Omdat aan [verweerster] een vergoeding wordt toegekend zal Century in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken.
4.12. [
[verweerster] wordt, nu zij dat niet heeft betwist, veroordeeld tot teruggave aan Century van de laptop en de overige toebehoren per einde dienstverband, op straffe van een dwangsom van NAf 100 per dag tot een maximum van NAf 3.000.
4.13.
In de omstandigheden van het geval vindt het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren ten aanzien van beide vorderingen.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart het aan [verweerster] door Century op 7 april 2021 verleende ontslag nietig;
5.2.
veroordeelt Century tot betaling aan [verweerster] van het overeengekomen loon totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
5.3.
stelt Century in de gelegenheid tot uiterlijk 25 juli 2021 het verzoek tot ontbinding in te trekken;
Voor het geval het verzoek tot ontbinding niet tijdig wordt ingetrokken
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2021;
5.5.
kent aan [verweerster] ten laste van Century een vergoeding toe van NAf 7.500 bruto en veroordeelt Century tot betaling van deze vergoeding aan [verweerster];
5.6.
veroordeelt [verweerster] tot teruggave aan Century van de laptop en de overige toebehoren uiterlijk per 1 augustus 2021, op straffe van een dwangsom van NAf 100 per dag tot een maximum van NAf 3.000;
Voor het geval het verzoek tot ontbinding wordt ingetrokken als voor het geval dat het niet wordt ingetrokken
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 16 juli 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.