ECLI:NL:OGEAC:2021:134

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
CUR202100874
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nakoming cao en indexering salarissen door ACU

In deze zaak heeft de Petroleum Werkers Federatie van Curaçao (PWFC) een kort geding aangespannen tegen de Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU. PWFC verzoekt het gerecht om ACU te bevelen om de cao-bepalingen met betrekking tot salarisindexering na te komen, specifiek artikel 4.3.2. van de cao, en om de lonen van de werknemers per 1 januari 2021 met 2.2% te indexeren. De zaak is behandeld op 23 juni 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. PWFC stelt dat ACU, ondanks de opzegging van de cao, gehouden is om de indexering door te voeren, terwijl ACU betwist dat de cao na opzegging nog van kracht is.

De feiten van de zaak tonen aan dat de cao tussen ACU en de voormalige vakbond Boneco van 2013 tot 2017 heeft gegolden. Na de opzegging van de cao in 2016 zijn de werknemers overgestapt naar PWFC. In de jaren na de opzegging heeft ACU de lonen van de werknemers nog wel geïndexeerd, maar betwist nu dat zij daartoe verplicht is. Het gerecht heeft vastgesteld dat PWFC niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de voortzetting van de cao-bepalingen na de opzegging. De vorderingen van PWFC zijn afgewezen, en het gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202100874
Beschikking d.d. 16 juli 2021
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
PETROLEUM WERKERS FEDERATIE VAN CURACAO (P.W.F.C.),
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen
de ALGEMENE SPAAR- EN KREDIETCOÖRPERATIE ACU,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. W. Ten Veen.
Partijen zullen hierna PWFC en ACU worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 19 maart 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Namens verzoekster zijn per e-mails van 21 en 23 juni 2021 nadere producties toegezonden. Verweerster heeft per e-mails van 21 juni 2021 producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 23 juni 2021. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities. Partijen is aangezegd dat het gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
PWFC is een vakbond. Tot haar leden behoren de (meeste) werknemers van ACU.
2.2.
Tussen ACU en de voormalig vakbond van de werknemers van ACU, Boneco, is een cao tot stand gekomen die heeft gegolden tussen 2013 en 2017 (hierna: de cao). De cao bevat, voor zover van belang, de volgende bepalingen:
4.3
SALARISVERHOGING
[…]
4.3.2.
De salarissen van de werknemers zullen gedurende de jaren welke de cao van kracht is worden aangepast aan het indexcijfer voor gezinsconsumptie van het land Curaçao van het desbetreffende jaar, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor Statistiek, indien deze is gestegen met minimaal 2.0% met dien verstande dat de aanpassing (van de salarissen) niet meer dan 4,5% zal bedragen. De salarissen worden aangepast met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar na het jaar waarover de verhoging heeft plaatsgevonden.
[…]
4.4.
BEOORDELING
[…]
4.4.2.
In de maand december vindt een beoordeling plaats door het afdelingshoofd. De beoordeling, waarvan het systeem en de procedure in een afzonderlijke regeling zijn opgenomen, wordt primair gericht op het vaststellen en verhogen van de arbeidsprestatie van de werknemer in zijn huidige functie en conform het beloningssysteem van de coöperatie worden beloond.
[…]
2.3.
Bij brief van 23 december 2016 aan Boneco is de cao met inachtneming van de opzegtermijn door ACU opgezegd. In de brief geeft ACU aan dat de cao per 30 april 2017 afloopt.
2.4.
Na opzegging van de cao hebben de werknemers van ACU hun lidmaatschap bij Boneco opgezegd en zijn de meeste werknemers lid geworden van PWFC.
2.5.
In 2018 is ACU in onderhandeling getreden met PWFC over de totstandkoming van een nieuwe cao. Tot op heden zijn partijen niet tot een akkoord gekomen.
2.6.
Het prijsindexcijfer over het jaar 2017 lag beneden de 2%. Per 1 januari 2018 heeft er geen indexering van de salarissen plaatsgevonden. Over de jaren 2018 en 2019 lag het prijsindexcijfer boven de 2%. Zowel per 1 januari 2019 als per 1 januari 2020 zijn de salarissen van de werknemers van ACU aangepast conform het prijsindexcijfer.
2.7.
Het prijsindexcijfer over 2020 betreft 2.2%. Het salaris van de werknemers van ACU is per 1 januari 2021 niet aangepast conform het prijsindexcijfer.
2.8.
In 2021 heeft er geen beoordeling van de arbeidsprestaties over 2020 en aanpassing van het loon conform artikel 4.4.2. van de cao plaatsgevonden.
2.9.
PWFC heeft ACU verzocht om het loon van de werknemers met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 aan te passen en uit te betalen conform het prijsindexcijfer voor 2020.
2.10.
ACU heeft aan dat verzoek geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek van PWFC luidt als volgt:
WESHALVE het UEA moge behagen om bij beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
A. ACU te bevelen om artikel 4.3.2. van de cao respectievelijk artikel 4.3.4.
(naar het gerecht begrijpt 4.4.2.)van de cao jegens PWFC en haar leden, werknemers van ACU, per direct na te komen; en
ACU te bevelen om de lonen van de werknemers van ACU, leden van PWFC, per 1 januari 2021 met 2.2% te indexeren en deze indexering per 1 januari 2021 aan de werknemers van ACU, leden van PWFC, uit te betalen, zulks binnen 15 dagen na de datum van uw beschikking; en
ACU te bevelen om de werknemers van ACU, leden van PWFC, over het jaar 2020 op hun functioneren te beoordelen en bij een gunstig resultaat hun lonen te verhogen, zulks binnen 15 dagen na datum van uw beschikking;
Sub A, B en C op verbeurte van dwangsom van NAf 5.000 voor ieder uur of gedeelte van een uur dat ACU het ten deze door uw gerecht te geven bevel c.q. bevelen niet, of niet stipt, nakomt.
ACU te bevelen c.q. te veroordelen om aan PWFC een bedrag van NAf 10.000 als schade voor de door haar gemaakte advocaatkosten te betalen, althans een door uw gerecht in goede justitie te betalen bedrag; en
ACU te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
ACU voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van PWFC in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen onder A. en B. zijn (onder meer) gebaseerd op nakoming door ACU van haar verplichtingen op grond van artikel 4.3.2. van de cao. Ter zake is tussen partijen in geschil of ACU, ondanks opzegging van de cao, gehouden is het loon van de werknemers van ACU, lid van PWFC, per 1 januari 2021 te indexeren conform het prijsindexcijfer van 2020.
4.2.
PWFC stelt zich op het standpunt dat de cao ook na opzegging door ACU van kracht is gebleven. ACU heeft dat in haar correspondentie aan haar werknemers steeds erkend door ook na opzegging van de cao te verwijzen naar de “
huidige of vigerende” cao. Voorts heeft ACU zich ook gedragen als ware de cao nog van kracht door na opzegging van de cao het loon in 2019 en 2020 aan te passen aan het prijsindexcijfer boven de 2%. Onder deze omstandigheden mochten de werknemers van ACU er gerechtvaardigd op vertrouwen dat ACU, in afwachting van een nieuwe cao, artikel 4.3.2. van de cao zou blijven toepassen en het salaris zou blijven aanpassen conform een prijsindexcijfer boven de 2%.
4.3.
ACU betwist dat de cao na opzegging nog van kracht is. Bij gebreke van een nieuwe cao is er thans sprake van een ‘cao-loze’ periode. Het bepaalde in artikel 4.3.2. van de cao heeft volgens ACU in beginsel wel nawerking, zij het dat in de tekst van het artikel specifiek is opgenomen dat de cao-verplichting tot indexering enkel en alleen geldig en toepasselijk is gedurende de jaren dat de cao van toepassing is. De werknemers van ACU kunnen aan dat artikel thans dan ook geen rechten (meer) ontlenen. Voor zover ACU na opzegging van de cao toch tot indexering van het salaris is overgegaan is dat onverplicht gebeurd.
4.4.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen het er inmiddels over eens zijn dat de cao haar werking heeft verloren nadat deze door ACU was opgezegd. Voorts gaan beide partijen er van uit, althans PWFC heeft dat ter zitting niet uitgesloten, dat de specifieke bewoordingen in het artikel 4.3.2.
(‘…gedurende de jaren welke deze cao van kracht is…’)na opzegging van de cao aan nawerking van voornoemd artikel in de weg staan. Dat betekent dat PWFC na opzegging van de cao terzake van de indexering van de salarissen conform het prijsindexcijfer geen nakoming van de cao verplichtingen wegens nawerking van ACU kan vorderen.
4.5.
Vaststaat echter dat ACU in de eerste jaren na opzegging toch de cao is blijven volgen met betrekking tot de indexering van het salaris op basis van het prijsindexcijfer. PWFC stelt dat ACU de werknemers daardoor het vertrouwen heeft gegeven dat artikel 4.3.2. van de cao, ondanks haar bewoordingen, van kracht zou blijven totdat er een nieuwe cao tot stand is gekomen. ACU betwist niet dat zij na opzegging van de cao het salaris is blijven indexeren overeenkomstig artikel 4.3.2. Zij betoogt echter dat zij dat, om haar moverende redenen, onverplicht heeft gedaan. Van een onveranderlijke staande praktijk dan wel van een situatie op grond waarvan de werknemers van ACU redelijkerwijs onder de gegeven omstandigheden mochten aannemen dat ACU het salaris zou blijven indexeren, is volgens ACU echter geen sprake. Dit betoog slaagt. Daartoe geldt het volgende.
4.6.
ACU bevindt zich al langere tijd in financiële problemen. Voortzetting van het huidige financiële beleid brengt grote risico’s voor het voortbestaan van ACU met zich mee. Ter beperking van de financiële risico’s tracht ACU onder meer de hoge ‘overhead’-kosten beheersbaar te krijgen. Daartoe is ACU sedert vorig jaar onder meer bezig met het ontwikkelen en implementeren van een pakket maatregelen om de hoge personeelskosten terug te dringen. PWFC is gelet op haar positie als vakbond en haar betrokkenheid bij de cao-onderhandelingen op de hoogte van deze precaire financiële situatie. Partijen lijken echter van mening te verschillen over de reden van het ontstaan van deze slechte financiële situatie en dus over de wijze waarop het moet worden opgelost. Voor de beoordeling van de onderhavige zaak is dat niet van belang. Wel van belang is dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat ACU in haar poging om de organisatie financieel te saneren heeft aangegeven dat handhaving van de systematiek van indexering niet houdbaar is. In de onderhandelingen over de cao, waar PWFC al sedert 2018 bij betrokken is, is dit aspect ook aan de orde gekomen. Het is, zo bleek ter zitting, een van de redenen dat de onderhandelingen nog niet hebben geresulteerd in een nieuwe cao. Partijen kunnen op dit punt geen overeenstemming bereiken. Wat daar verder ook van zij, onder deze omstandigheden mocht(en) PWFC (en de leden waarvoor zij optreedt) niet redelijkerwijs aannemen of erop vertrouwen dat ACU, onverplicht, de salarissen zou blijven indexeren totdat er een nieuwe cao tot stand zou zijn gekomen. Een bestendiging van de na opzegging van de cao toegepaste praktijk ten aanzien van het indexeren van de salarissen mocht PWFC onder deze omstandigheden niet afleiden uit de wijze waarop ACU zich heeft gedragen en heeft uitgelaten. De vordering tot nakoming van artikel 4.3.2. van de cao ligt daarmee voor afwijzing gereed.
4.7.
De vorderingen onder A. en C. zijn (onder meer) gebaseerd op nakoming door ACU van haar verplichtingen op grond van artikel 4.4.2. van de cao. Partijen zijn het er over eens dat ACU, ook na opzegging van de cao, gehouden is de werknemers overeenkomstig voornoemd artikel te beoordelen. Voorts staat vast dat de werknemers nog niet zijn beoordeeld over het jaar 2020. ACU heeft ter zitting aangevoerd dat zij de beoordeling van de werknemers over 2020 niet bewust achterwege heeft gelaten. Zij heeft dat uitgesteld omdat zij nog bezig is met het aanpassen van de brackets in het beoordelingssysteem. Voor deze stelling is bevestiging te vinden in de door ACU overgelegde correspondentie. Daaruit volgt ook dat PWFC ermee bekend is dat ACU nog bezig is met het aanpassen van het beoordelingssysteem en dat de beoordelingen daarom nog niet hebben plaatsgevonden. PWFC betwist dat ook niet. Nu ACU ter zitting heeft toegezegd dat zij op korte termijn overgaat tot het uitvoeren van de beoordelingen, heeft PWFC geen belang (meer) bij de onderhavige vordering. Het gerecht benadrukt wel dat ACU vaart dient te maken met de beoordelingen. Werknemers hebben er, zeker onder de huidige onzekere omstandigheden, belang bij om niet langdurig in onzekerheid te verkeren over hun beoordeling en eventuele aanpassing van het loon als gevolg daarvan.
4.8.
Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen onder A tot en met C zullen worden afgewezen. Dat leidt er eveneens toe dat de vordering onder D. om ACU te veroordelen tot betaling van een bedrag van NAf 10.000 aan advocaatkosten als schade als gevolg van het handelen van ACU, zonder verdere bespreking, voor afwijzing gereed ligt.
4.9.
In de omstandigheden van het geval vindt het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 16 juli 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.