ECLI:NL:OGEAC:2021:138

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
CUR202001905
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van ongevallengeld door de Sociale Verzekeringsbank zonder verzekeringsgeneeskundige beoordeling

In deze zaak heeft eiser, een kraanmachinist en directeur van zijn eigen bedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 5 juni 2020, waarbij zijn ongevallengeld werd ingetrokken. De SVB stelde dat eiser tijdens zijn arbeidsongeschiktheid, die volgde op een arbeidsongeval in oktober 2016, in strijd met de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv) had gewerkt. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij enkel aanwezig was op de werkplek om toezicht te houden op de kraan die door anderen werd bediend.

De openbare zitting vond plaats op 7 juli 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn advocaat en de SVB werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een verzekeringsarts. Het Gerecht oordeelde dat de SVB niet voldoende bewijs had geleverd dat de gedragingen van eiser zijn genezing belemmerden of zijn arbeidsongeschiktheid deden toenemen. Er ontbrak een verzekeringsgeneeskundige of arbeidsdeskundige beoordeling, en de SVB had niet aannemelijk gemaakt welke aanwijzingen door de controlerende geneeskundige aan eiser waren gegeven en niet waren opgevolgd.

Het Gerecht concludeerde dat het besluit van de SVB niet zorgvuldig was voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berustte. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het besluit van de SVB werd vernietigd, en de SVB werd opgedragen om binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiser, begroot op NAf 1.400,-, en moest het betaalde griffierecht van NAf 50,- vergoeden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de SVB van 5 juni 2020 (bestreden besluit) en nadere stukken ingediend.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
7 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en drs. N.J.M. Huizing, verzekeringsarts bij de SVB.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser is kraanmachinist van beroep. Ten tijde van belang was hij de directeur en de enige werknemer van het door hem opgerichte bedrijf [naam bedrijf] voor welk bedrijf hij werkzaamheden als kraanmachinist verrichtte. Als gevolg van een arbeidsongeval in oktober 2016 heeft de SVB eiser volledig arbeidsongeschikt verklaard en hem ongevallengeld toegekend op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv).
1.2.
Bij het bestreden besluit heeft de SVB het ongevallengeld ingetrokken met ingang van 17 juli 2020. Aan het bestreden besluit heeft de SVB ten grondslag gelegd dat eiser gedurende zijn arbeidsongeschiktheid een aantal perioden heeft gewerkt. Daardoor heeft eiser de bepalingen van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c en f, van de LvOv overtreden. Hij kan zijn normale arbeid verrichten.
2. Eiser heeft op de hierna te bespreken gronden beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de LvOv geldt, voor zover van belang, dat de werknemer het recht op tegemoetkoming verliest:
c. indien hij zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of de mate van zijn arbeidsongeschiktheid toeneemt;
f. indien hij de aanwijzingen van de controlerende geneeskundige, ook wanneer deze afwijken van de voorschriften van de behandelende geneeskundige, niet opvolgt.
3.2.
Eiser heeft aangevoerd dat hij niet heeft gewerkt gedurende zijn arbeidsongeschiktheid. Hij is slechts aanwezig geweest wanneer zijn kraan werd gebruikt op het terrein van de Isla. Eiser hield dan een oogje in het zeil terwijl de kraan door iemand anders werd bediend. De Isla is als een tweede huis voor hem en hij komt er dagelijks. Ook al is er geen werk voor zijn kraan. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft eiser een viertal verklaringen overgelegd van twee personen die als chauffeur voor zijn bedrijf hebben gewerkt en van een supervisor en een (voormalige) assistent supervisor.
3.3.
De SVB heeft betoogd dat een controleur tijdens een bezoek aan het bedrijf van eiser heeft vastgesteld dat eiser kwam aanrijden met de kraan. Hij kan de kraan dus rijden en de kraan ook volledig bedienen. Verder heeft eiser als directeur dan wel als leidinggevende aanwijzingen gegeven over het gebruik van de kraan door derden die eiser heeft ingehuurd. Dit alles kan worden gekwalificeerd als werk. Bovendien heeft eiser tijdens zijn arbeidsongeschiktheid in strijd met de voorschriften diverse reizen naar het buitenland gemaakt.
3.4.
Aan het bestreden besluit heeft de SVB de onder 3.1 genoemde bepalingen ten grondslag gelegd. De SVB heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat de door haar vastgestelde, onder 3.3 weergegeven gedragingen van eiser zijn genezing hebben belemmerd of zijn arbeidsongeschiktheid hebben doen toenemen. Zo ontbreekt een verzekeringsgeneeskundige of arbeidsdeskundige beoordeling ter zake. De SVB heeft evenmin aannemelijk gemaakt welke aanwijzingen de controlerend geneeskundige aan eiser heeft gegeven die hij niet heeft opgevolgd. Het betoog van de SVB ter zitting dat het enkele feit dat eiser aanwezig was op het werk en reizen heeft gemaakt reeds voldoende is voor de conclusie dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bepalingen van de LvOv van toepassing zijn, slaagt niet.
3.5.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep slaagt, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd. De SVB zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen.
4. Het Gerecht ziet aanleiding om de SVB te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. Deze worden begroot op NAf 1.400,- voor verleende rechtsbijstand (een punt voor indiening van het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigthet besluit van 5 juni 2020;
  • draagtde SVB
    opbinnen twee maanden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeeltde SVB in de proceskosten van eiser tot een bedrag van NAf 1.400,- ;
  • bepaaltdat de SVB aan eiser het betaalde griffierecht van NAf 50,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021, in tegenwoordigheid van
mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.