In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van het Kadaster tegen bankvorderingen en een dwangschrift van de Ontvanger van het Land Curaçao. Het Kadaster, vertegenwoordigd door de gemachtigden mrs. R.B. van Hees en F.B.M. Kunneman, heeft verzet aangetekend tegen een dwangschrift dat was uitgevaardigd door de Ontvanger, die werd bijgestaan door mrs. P.M. Noordhoek en E.R. de Vries. De zaak draait om de vraag of de Ontvanger bevoegd was om het dwangschrift uit te vaardigen en of de vordering van het Land op het Kadaster gegrond was.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het Kadaster heeft in het verleden reserves opgebouwd en het Land heeft een factuur gestuurd voor een bedrag van NAf 15 miljoen, met als omschrijving “Over reserves”. Het Kadaster heeft bezwaar gemaakt tegen deze factuur, maar er is nooit op het bezwaar beslist. De Ontvanger heeft vervolgens vorderingen ingesteld en een dwangschrift uitgevaardigd. Het Kadaster stelt dat de Ontvanger geen bevoegdheid heeft om deze vordering te innen, omdat het een privaatrechtelijke vordering betreft en niet onder de bepalingen van de Landsverordening Dwanginvordering valt.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Ontvanger niet bevoegd was om het dwangschrift uit te vaardigen, omdat de vordering van het Land op het Kadaster niet kan worden gekwalificeerd als een belasting of bijdrage zoals bedoeld in de Landsverordening. Bovendien is de vordering van het Land verjaard. Het Gerecht heeft het verzet van het Kadaster gegrond verklaard, de bankvorderingen en het dwangschrift buiten effect gesteld, en de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van het Kadaster, die zijn begroot op NAf 25.884,50. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.