ECLI:NL:OGEAC:2021:201

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
CUR202100086
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake boedelscheiding tussen echtgenoten na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een tussenvonnis in het kader van een boedelscheiding tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest in algehele gemeenschap van goederen. Het huwelijk is ontbonden op 11 juli 2013, met een peildatum voor de verdeling van de gemeenschap op 10 december 2012. De vrouw heeft een aantal vorderingen ingediend, waaronder het verzoek om kosteloos te mogen procederen en de verdeling van de gemeenschap vast te stellen. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de vrouw, maar heeft in reconventie ook een verzoek tot verdeling ingediend.

Tijdens de comparitie van partijen op 5 oktober 2021 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De rechter heeft hen vragen gesteld en de gemachtigden hebben het woord gevoerd. De vrouw heeft bewijs van onvermogen ingebracht, wat het gerecht aanleiding heeft gegeven om haar kosteloos te laten procederen. Er is echter geen boedelbeschrijving ingediend, en er bestaat onduidelijkheid over de samenstelling en waarde van de gemeenschap.

Het gerecht heeft in het vonnis aangegeven dat de vorderingen van beide partijen gezamenlijk zullen worden beoordeeld, en dat er bewijslevering zal plaatsvinden over verschillende posten die in de gemeenschap moeten worden verrekend. De man is in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen te onderbouwen met bewijsstukken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de verdeling van de gemeenschap zal in een later stadium worden genomen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202100086
Vonnis van 15 november 2021
inzake
[DE VROUW],
wonende op Curaçao,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde mr. N.B. Louisa,
tegen
[DE MAN],
wonende op Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde mr. C.A. Peterson.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het inleidend verzoekschrift met producties ingediend op 13 januari 2021;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties, ingediend op 23 augustus 2021;
- de comparitie van partijen, gehouden op 5 oktober 2021, waar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar dochter, en de man, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigden hebben het woord gevoerd en, evenals partijen, vragen van de rechter beantwoord.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Dit huwelijk is op 11 juli 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 9 april 2013 van dit gerecht in de daartoe bestemde openbare registers.
2.2
De datum van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap (hierna: de gemeenschap), de zgn. peildatum, is 10 december 2012 (hierna: de peildatum).
2.3
De tussen partijen bestaande gemeenschap is tot heden niet verdeeld.

3.Het geschil

in conventie
3.1
De vrouw vordert bij (het gerecht leest:) vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- haar toe te staan kosteloos te mogen procederen;
- de verdeling van de gemeenschap vast te stellen en te gelasten;
- iedere andere maatregel te nemen die het gerecht geraden acht;
- de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2
De man voert geen verweer tegen de vordering van de vrouw.
in reconventie
3.3
De man vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de ontbonden gemeenschap te verdelen overeenkomstig zijn voorstel als neergelegd in zijn productie (het gerecht leest:) 11, kosten rechtens.
3.4
De vrouw voert geen verweer tegen de gevorderde verdeling, maar wel tegen de door de man voorgestane wijze van verdeling.
voorts in conventie en in reconventie
3.5
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang, zal onder de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
De vorderingen in conventie en in reconventie strekken beide tot de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden maar nog niet verdeelde gemeenschap. Daarom zullen die vorderingen gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2
Gezien het door de vrouw in het geding gebrachte bewijs van onvermogen zal het gerecht haar toestaan kosteloos te procederen.
4.3
Er is geen boedelbeschrijving in het geding gebracht. Tussen partijen bestaat geen overeenstemming over de samenstelling van de gemeenschap en de waarde daarvan en evenmin over de tussen hen te verrekenen posten en de hoogte daarvan.
4.4
Het gerecht zal hierna de bestanddelen van de gemeenschap en de te verrekenen posten die volgens partijen dan wel een van hen bij de verdeling in aanmerking moeten worden genomen, beoordelen.
4.5
Volgens beide partijen behoren tot de gemeenschap respectievelijk moeten worden verrekend de posten die hierna onder 4.6 – 4.12 zullen worden beoordeeld.
4.6
de woning en acht appartementen aan het adres Majoorsweg 74.6.1 De man heeft in het geding gebracht een taxatierapport d.d. 20 augustus 2021 van Taxatiekantoor Joubert betreffende deze woning en appartementen. Daarin is de onderhandse verkoopwaarde getaxeerd op NAf 600.000,- en de executiewaarde op NAf 450.000,-. Ter comparitie heeft de vouw verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben, met andere woorden zij kan zich daarin vinden. In het kader van de verdeling zal dan ook van een waarde van NAf 600.000,- worden uitgegaan.
4.7
de met de woning en appartementen verbonden hypotheekschuld4.7.1 Volgens de man heeft hij na de peildatum NAf 353.839,- afgelost op de hypotheekschuld en bedraagt het totaalbedrag van de aflossingen NAf 362.835,-. Ter comparitie gevraagd naar de verklaring voor dit verschil, moest de man het antwoord schuldig blijven. Volgens de gemachtigde van de man is mogelijkerwijze sprake van een slip of the pen. De man gaat echter uit van een bedrag van NAf 353.839,-, zo heeft hij nader verklaard. Na het opstellen van zijn genoemde conclusie heeft de man, naar hij stelt, ook de toentertijd nog openstaande hypotheekschuld van NAf 4.225,10 voldaan.
4.7.2
De vrouw betwist de omvang van de door de man gestelde aflossingen, omdat zij daarin geen inzicht heeft.
4.7.3
De man heeft bewijs aangeboden van de juistheid van zijn stelling. Volgens vaste rechtspraak komt bewijslevering echter pas aan de orde als een stelling, ingeval van betwisting, voldoende (concreet) is onderbouwd. Aan dit laatste schort het. De man heeft het bedrag van NAf 353.839,- immers wel gespecificeerd, maar elke onderbouwing (bijvoorbeeld in de vorm van bankafschriften) van de gestelde aflossingen ontbreekt. De man zal in de gelegenheid worden gesteld zijn stelling dat hij na de peildatum NAf 353.839,- plus NAf 4.225,10 heeft afgelost op de hypotheek, te onderbouwen.
4.8
de kosten van verbouwing van de woning4.8.1 De man stelt dat de woning na de peildatum is verbouwd en dat hij daarvoor in totaal NAf 25.080,00 heeft betaald. Hij heeft (als zijn productie 2) een aantal facturen en kwitanties overgelegd, die tezamen een bedrag van NAf 23.732,32 uitmaken:
R.M.D. Electric Services NAf 13.780,00
Pueblo Design 2.425,00
Nestor Vera 1.460,00
Casa Cesar N.V. 54,13
Building Depot 413,19 Jesus Florez 5.200,00 Jesus Florez 400,00
4.8.2
De vrouw erkent deze gestelde te verrekenen kosten tot een bedrag van NAf 21.872,32, waarin de post van NAf 400,- niet is meegenomen, maar die wordt niet betwist, aldus de gemachtigde van de vouw tijdens de comparitie. Zij betwist wel de post van NAf 1.460,-, in verband waarmee zij heeft opgemerkt dat zij Nestor Vera niet kent.
4.8.3
Van het door de man opgevoerde bedrag zal een gedeelte ter grootte van (NAf 25.080,00 minus NAf 23.732,32 =) 1.347,68 niet in de verdeling worden betrokken nu elke onderbouwing daarvan ontbreekt.
Een bedrag van (NAf 21.872,32 + NAf 400,- =) NAf 22.272,32 zal tussen partijen worden verrekend.
De man zal tot het bewijs worden toegelaten van zijn stelling dat hij in verband met de verbouwing een bedrag van NAf 1.460,- heeft betaald aan Nestor Vera.
4.9
de opbrengst uit de verhuur van de appartementen4.9.1 Volgens de vrouw zijn ook na 10 december 2012 appartementen verhuurd.
4.9.2
De man heeft dat aanvankelijk ontkend, maar is daarop ter comparitie teruggekomen. Hij heeft verklaard dat de financiële bescheiden die hij heeft overgelegd als zijn productie 7, bij nader inzien geen jaarstukken zijn van zijn N.V., maar een door hemzelf opgestelde opgave van de inkomsten uit de verhuur van de appartementen en, naar het gerecht begrijpt, de kosten die daarmee gepaard gingen.
4.9.3
Die productie 7 is zonder toelichting, die ontbreekt, niet inzichtelijk. Voor zover het gerecht begrijpt, heeft de man tot en met 2020 gelden onttrokken aan het (niet-afgescheiden) vermogen dat werd gevormd door die huurinkomsten en kosten. Daaruit lijkt te volgen dat de appartementen tot en met 2020 zijn verhuurd.
4.9.4
De man dient een begrijpelijk overzicht in het geding te brengen betreffende de inkomsten uit de verhuur van de appartementen en de kosten hij in verband daarmee heeft voldaan, vanaf de peildatum tot heden, en dat overzicht te voorzien van een deugdelijke onderbouwing en, voor zover nodig, toelichting.
4.1
saldi der bankrekeningen4.10.1 In het voorstel tot verdeling van de man (zijn productie 10) staan twee bankrekeningen vermeld, rekening-couranten bij MCB en bij Banco di Caribe. Volgens dat voorstel was van beide het saldo nihil.
4.10.2
De vrouw lijkt weinig tot geen inzicht in de bankrekeningen te hebben (gehad) en heeft zich hierover dan ook niet uitgelaten.
4.10.3
De man heeft verklaard dat hij bankafschriften in het geding kan brengen waaruit de saldi blijken. In dat licht zal de man in de gelegenheid worden gesteld bankafschriften in het geding te brengen waaruit blijkt wat de saldi op de peildatum waren van de bankrekeningen van partijen, waaronder in elk geval die van de bankrekeningen (rekening-couranten) bij MCB Bank en Banco di Caribe.
4.11
belasting- en premieschulden, grond- en onroerendezaakbelastingen en erfpachtcanon4.11.1 Volgens de man heeft hij ter zake deze verplichtingen van partijen een bedrag van NAf 53.203,00 voldaan. De vrouw stemt daarmee in.
4.11.2
Wel maakt de vrouw aanspraak op de verrekening van de restituties die de man normaliter zou moeten hebben ontvangen. De man betwist gemotiveerd, onder verwijzing naar de wijze waarop hij aangifte deed, dat hij restituties heeft ontvangen.
4.11.3
Nu tussen partijen overeenstemming bestaat over genoemd bedrag van NAf 53.203,00, zal daarvan worden uitgegaan. De veronderstelling van de vrouw dat de man restituties heeft ontvangen, ontbeert elke onderbouwing. Zij zal alsnog in de gelegenheid worden gesteld een dergelijke onderbouwing in het geding te brengen.
4.12
verzekeringspremies4.12.1 Volgens de man heeft hij sedert de peildatum een bedrag van NAf 72.007,- aan verzekeringspremies betaald.
4.12.2
De vrouw betwist dat, waartoe zij onder meer stelt dat de verzekeringspremies voor de woning en de appartementen in de te betalen hypotheekbedragen waren begrepen.
4.12.3
De man zal deze door hem gestelde betalingen tot een bedrag van NAf 72.007,- dienen te onderbouwen, waartoe hij in de gelegenheid zal worden gesteld.
4.13
Volgens de vrouw vallen voorts in de gemeenschap respectievelijk moeten worden verrekend de posten die hierna onder 4.14 – 4.17 aan de orde komen.
4.14
de aandelen in Administratiekantoor E.W. Boyé N.V.4.14.1 Volgens de vrouw vallen de aandelen in deze N.V. van de man althans de waarde ervan in de gemeenschap. Zij weet niet wat die waarde is, maar wel dat de vennootschap goed rendeerde.
4.14.2
De man erkent dat hij de aandelen houdt. Hij voert aan dat de aandelen voor de verdeling niet van belang zijn omdat deze aan hem zijn verknocht en dat de aandelen, zonder hem als werknemer, geen enkele waarde hebben, zeker niet voor een derde.
4.14.3
Met betrekking tot de vraag of de aandelen in de N.V. aan de man zijn verknocht, wordt het volgende overwogen. De gemeenschap omvat alle goederen van de echtgenoten, behoudens een aantal uitzonderingen, waaronder op enigerlei wijze aan een der echtelieden verknochte goederen (artikel 1:94 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW)). Het antwoord op de vragen of een goed op bijzondere wijze aan één der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt — een en ander als in dat artikellid bedoeld — hangt af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald, zoals de Hoge Raad – onder verwijzing naar HR 23 december 1988, nr. 13374, NJ 1989,700 en HR 24 oktober 1997, nr. 16427, NJ 1998,693 – overweegt in r.ov. 3.5.2 van zijn arrest van 3 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX7805. Van zijn stelling dat de aandelen aan hem zijn verknocht, rust de stelplicht en bewijslast op de man. Elke onderbouwing van die stelling is echter achterwege gebleven. Dat de man de aandelen houdt, dat hij in dienst is van en werkzaamheden verricht voor de N.V., is op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat de aandelen aan de man zijn verknocht en dat die verknochtheid zich ertegen verzet dat de aandelen in de gemeenschap vallen. De man zal in de gelegenheid worden gesteld zijn stelling met betrekking tot de verknochtheid van de aandelen aan hem alsnog te onderbouwen.
4.15
de waardes van een Mitsubishi en een Hyundai4.15.1 Volgens de vrouw behoort een tweetal auto’s, een Mitsubishi en een Hyundai, tot de gemeenschap en dient de waarde daarvan te worden verdeeld.
4.15.2
De man betwist dat die auto’s althans de waardes ervan tot de gemeenschap behoren en voert daartoe het volgende aan. De Mitsubishi is tijdens het huwelijk door brand verwoest en het wrak is vervolgens in 2011, dus staande huwelijk, verkocht. De Hyundai is in 2011 gekocht en in 2016 verkocht voor NAf 3.000,-, welk bedrag de man heeft ontvangen.
4.15.3
Het volgende wordt overwogen. De vrouw heeft niets aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat de Mitsubishi tot de gemeenschap behoort. Daarom acht het gerecht het verweer van de man ten aanzien hiervan gegrond en zal er vanuit worden gegaan dat dat niet het geval was en dat (de waarde van) de Mitsubishi niet verrekend behoeft te worden.
Partijen zijn het erover eens dat op de peildatum de Hyundai tot de gemeenschap behoorde. De vrouw heeft niets gesteld omtrent de toenmalige waarde van de Hyundai en zij heeft verklaard niets te weten over de opbrengst van de Hyundai. Uit dit laatste leidt het gerecht af dat zij de stelling van de man dat die opbrengst NAf 3.000,- was, betwist.
De man zal moeten onderbouwen dat hij de Hyundai voor NAf 3.000,- heeft verkocht, en daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
4.16
gebruiksvergoeding4.16.1 De vrouw voert aan dat zij van januari 2012 tot april 2015 noodgedwongen – vanwege bedreigingen en mishandelingen van de kant van de man – niet in de woning maar elders heeft gewoond en dat de man gedurende die periode alleen in de woning heeft gewoond. In verband daarmee maakt zij aanspraak op een gebruiksvergoeding over de genoemde periode.
4.16.2
Volgens de man heeft de vrouw niet tot april 2015 maar tot september 2014 elders gewoond. Hij was niet de reden voor haar vertrek maar de reden daarvan was dat zij dan kon meegaan met andere mannen.
4.16.3
Het gerecht overweegt het volgende. De vrouw heeft gedurende de periode dat zij niet in de gemeenschappelijke woning woonde, anders dan de man, niet het genot en het gebruik van die woning gehad, terwijl zij wel voor de helft draagplichtig is gebleven voor de woonlasten. De man op zijn beurt maakt ook aanspraak op verrekening van door hem gedane betalingen in verband met de woning, zoals de hypotheek en verzekeringen, ook over de periode dat de vrouw niet in de woning woonde. Daarom acht het gerecht voldoende grond aanwezig voor het bepalen van een gebruiksvergoeding, ongeacht de reden dat de vrouw elders is gaan wonen. De wetgever heeft geen regels geformuleerd met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de gebruiksvergoeding. Volgens de vrouw dient dat te gebeuren volgens het in de rechtspraak gebruikelijke percentage. De man zal zich over de berekening van de gebruiksvergoeding nog mogen uitlaten.
4.17
de inboedelgoederen4.17.1 Volgens de vrouw zijn de inboedelgoederen nooit verdeeld en dienen deze dus bij de verdeling te worden betrokken. Sinds partijen in hun gemeenschappelijke woning gescheiden wonen, gebruiken zij elk een aantal tot de gemeenschap behorende inboedelgoederen, maar een verdeling heeft nooit plaatsgevonden. De vrouw heeft minder inboedelgoederen onder zich dan de man.
4.17.2
Volgens de man daarentegen hebben partijen de inboedelgoederen verdeeld toen zij gescheiden gingen wonen.
4.17.3
Dat een verdeling heeft plaatsgevonden, heeft de man niet onderbouwd. Naar het gerecht begrijpt, hebben beide partijen, vanaf het moment dat de vrouw weer in de woning is teruggekeerd, elk bepaalde ruimtes in de woning bewoond en hebben zij elk de inboedelgoederen gebruikt die in die ruimtes stonden. Dit kan niet worden gekwalificeerd als een verdeling. Dit betekent dat de inboedelgoederen niet zijn verdeeld en dat verdeling dus alsnog zal dienen plaats te vinden.
4.17.4
Partijen hebben het gerecht geen enkel inzicht gegeven in de aanwezige inboedelgoederen en de waarde daarvan. Indien zij op basis daarvan een verdeling van de inboedelgoederen door het gerecht voorstaan, zullen zij het gerecht van informatie daaromtrent dienen te voorzien. Zij zullen in de gelegenheid worden gesteld zulks alsnog bij akte te doen.
4.17.5
Het gerecht heeft partijen in overweging gegeven met elkaar te overleggen over de verdeling ten einde te trachten tot overeenstemming te komen. Bij gebreke van overeenstemming lopen partijen het risico dat de inboedelgoederen zullen moeten worden verkocht, hetgeen naar ervaringsregels tot een geringe opbrengst leidt.
4.18
Volgens de man vallen voorts in de gemeenschap respectievelijk moeten worden verrekend de posten die aan de orde zullen komen onder 4.19 en 4.20.
4.19
de financiering van de Hyundai en reparatiekosten4.19.1 De man voert aan dat de Hyundai in 2011 is gekocht en gefinancierd met een geldlening van RBC Royal Bank of de rechtsvoorgangster daarvan. Op de geldlening heeft de man sedert de peildatum NAf 5.220,00 afbetaald en hij heeft deze in 2013 volledig afbetaald. In 2014 en 2015 heeft de man NAf 13.586,04 aan reparatiekosten voor de Hyundai betaald. Beide bedragen, NAf 5.220,00 en NAf 13.586,04, moeten worden verrekend, aldus de man. Ter onderbouwing van het bedrag van NAf 13.586,04 heeft de man als zijn productie 8 de volgende facturen in het geding gebracht: factuur 174498 van 11/27/14 van Crown Automotives NAf 6.918,32 factuur van 16/5/2015 van Chamo Auto Parts B.V. 2.592,91 een factuur/bon van 22-5-2015 zonder naamsvermelding 2.713,50
4.19.2
De vrouw erkent dat de reparatiekosten tot een bedrag van NAf 6.667,66 zijn gemaakt en moeten worden verrekend. Voor het overige betwist zij de stellingen van de man.
4.19.3
Het gerecht constateert dat het saldo van de facturen die de man in het geding heeft gebracht, NAf 12.224,73 is. Een bedrag van NAf 13.586,04 – NAf 12.224,73 =) NAf 1.361,31 is dus niet onderbouwd, zodat dat bedrag niet verrekend zal worden. Voorts geldt het volgende. Op de factuur van Crown Automotives staan het type auto en het kenteken vermeld. Als deze niet zouden overeenkomen met de Hyundai van partijen, had van de vrouw verwacht mogen worden dat zij daarvan melding zou maken. Dit heeft zij niet gedaan. Daarom staat naar het oordeel van het gerecht voldoende vast dat deze factuur betrekking heeft op de Hyundai van partijen en zal het betreffende factuurbedrag tussen partijen worden verrekend. Uit de factuur van Chamo Auto Parts B.V. kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat de daarop vermelde onderdelen bestemd waren voor de Hyundai. Op de factuur/bon zonder naamsvermelding staat wel “Hyundai SUV”, maar bij gebreke van een naamsvermelding is onduidelijk van wie die factuur/bon afkomstig is. De factuur van Chamo Auto Parts B.V. en de factuur zonder naamsvermelding vormen dan ook geen althans onvoldoende onderbouwing van de stelling van de man dat de daarbij in rekening gebrachte bedragen reparatiekosten voor de Hyundai betroffen. De conclusie uit een en ander is dat van het bedrag van NAf 13.586,04 een gedeelte ter grootte van NAf 6.918,32 tussen partijen zal worden verrekend en dat het door de man opgevoerde bedrag voor het overige niet voor verrekening in aanmerking komt.
4.19.4
De man zal in de gelegenheid worden gesteld te onderbouwen dat hij na de peildatum een bedrag van NAf 5.220,00 heeft afbetaald op de geldlening die ten behoeve van de aankoop van de Hyundai was aangegaan.
4.2
schoolgelden4.20.1 De man stelt dat hij schoolgeld ten behoeve van de zoon van de vrouw heeft voldaan. De man heeft (als prod. 10) een factuur van de International School of Curaçao ten bedrage van NAf 17.808,00 in het geding gebracht, maar geen betaalbewijs. De man stelt dat hij dat bedrag in maandelijkse termijnen van NAf 1.000,00 heeft betaald.
4.20.2
De vrouw betwist dat de man die factuur heeft voldaan. Volgens haar heeft haar zoon deze schuld zelf geregeld.
4.20.3
De man worden toegelaten de door hem gestelde betaling te bewijzen.
4.21
ten slotte
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
5.1
staat de vrouw toe kosteloos te procederen;
5.2
verwijst de zaak naar de rol van 13 december 2021 voor akte uitlating aan de zijde van de man omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.7.3, 4.9.4, 4.10.3, 4.12.3, 4.14.3, 4.15.3, 4.16.3, 4.17.4 en 4.19.4;
5.3
bepaalt dat de vrouw vervolgens een antwoordakte zal mogen nemen ten einde zich uit te laten omtrent het gestelde in vorenbedoelde akte van de man en omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.11.3 en 4.17.4;
5.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 15 november 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.