Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.DE STICHTING SINT ELISABETH HOSPITAAL,
2.[GEDAAGDE SUB 2],
3.[GEDAAGDE SUB 3],
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 26 februari 2021 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling op 13 oktober 2021;
- de pleitnotities zijdens [eiseres];
- de comparitie aantekeningen zijdens gedaagden.
2.De feiten
- [eiseres] is in november en december 2019 meerdere malen bij het Sehos geweest voor wondverzorging en afzuigen van vocht uit de borst, grotendeels uitgevoerd door [gedaagde sub 3].
- Uit het pathologieverslag van 22 november 2019 van dr. [naam 3], patholoog, volgt dat de kwaadaardige tumor tijdens de operatie volledig is verwijderd. Alle operatiegrenzen (snijvlakken) waren vrij van tumor met een minimale marge van 0,5 cm. Daarnaast zijn er 28 okselklieren verwijderd.
- Op 22 november 2019 heeft een Multidisciplinair Overleg (‘MDO’) plaatsgevonden waarbij de resultaten van de operatie op aanvraag van [gedaagde sub 2] in een team van specialisten zijn besproken, waaronder het pathologieverslag. Er wordt in onderling overleg besloten dat nabehandeling in de vorm van chemotherapie en radiotherapie geïndiceerd is.
- Op 26 november 2019 komt [eiseres] bij [gedaagde sub 2] op controle. [eiseres] wordt door [gedaagde sub 2] voor nabehandeling verwezen naar dr. [naam 1], oncoloog (voor chemotherapie en hormonale therapie) en naar dr. [naam 2], radiotherapeut, (voor radiotherapie).
- Op 5 december 2019 wordt [eiseres] in dat kader gezien door [naam 1] en door [naam 2]. [naam 2] informeert [eiseres] over de geïndiceerde systemische therapie en vervolgens adjuvante radiotherapie. [naam 1] informeert [eiseres] over de geïndiceerde adjuvante chemotherapie.
- Uit de verslaglegging van [naam 1] van het consult op 5 december 2019 volgt dat [eiseres] ermee bekend is dat zij nabehandeling in de vorm van chemotherapie en bestraling moet ondergaan. [naam 1] informeert de huisarts van [eiseres] bij brief over de voorgenomen nabehandeling.
- In de verslaglegging over een vervolgconsult met [eiseres] op 18 december 2019 rapporteert [naam 1]: “
- Tijdens het vervolgconsult met [naam 1] op 8 januari 2020 blijkt dat [eiseres] niet met de nabehandeling is gestart. [eiseres] geeft blijkens de verslaglegging aan dat zij geen chemotherapie en geen radiotherapie wil, maar dat zij eerst alternatieve behandelingen wil doen. [naam 1] benadrukt dat er geen bewijs is dat alternatieve geneeswijzen werken en dat als zij nu afziet van adjuvante behandelingen, zij daar later niet meer op terug kan komen. Als de kanker terugkomt zal dan moeten bezien of er nog (na)behandeling mogelijk is.
- Het vervolgconsult met [naam 1] op 26 februari 2020 is een herhaling van het voorgaande. [naam 1] noteert in het verslag aan de huisarts dat [eiseres] niet is gestart met adjuvante chemoherapie, maar enkel natuurlijke behandelingen wil en dat zij is gewezen op de gevolgen van die keuze. Wel geeft [eiseres] aan dat zij adjuvante hormonale therapie wil proberen.
- In een brief aan de huisarts van [eiseres] schrijft [naam 2] dat [eiseres] tijdens een vervolgconsult op 9 januari 2020 haar twijfels over de behandelingen heeft geuit en dat zij liever natuurproducten wil gebruiken. De risico’s van het uitstellen of niet volgen van de reguliere behandelingen worden door [naam 2] met [eiseres] besproken. Er werd een vervolgafspraak gemaakt op 16 januari 2020 om [eiseres] bedenktijd te geven. Op die afspraak is [eiseres] niet verschenen.
- Op 28 februari 2020 vindt er wederom een controle door [gedaagde sub 2] plaats. Uit het verslag van het consult volgt dat [eiseres] duidelijk heeft aangegeven geen nabehandeling te willen, maar enkel met natuurlijke producten behandeld wilt worden.
- In een telefonisch consult met [naam 1] op 1 april 2020 herhaalt [eiseres] geen adjuvante chemotherapie en radiotherapie te willen ondergaan.
eigen red. 24-06)het hospitaal in algemeen goede toestand verlaten.
kanzijn met feiten, waardoor er, gezien het feit dat de latere tumoren in het operatiegebied en litteken ontstaan, aangenomen moet worden dat de operatie wel degelijk onvolledig moet zijn geweest. Dat klaagster in eerste instantie wel of niet nabehandeling wenst, doet niets of aan het onvolledig zijn van de operatie. (…). Vervolgens meldt klaagster verschillende keren dat er pijn is in de mama maar de chirurg weigert om ondanks verzoek van klaagster, om nader onderzoek te doen. Ook de oncologe die klaagster in het vervolg ziet en wel de klachten omtrent branderig gevoel rondom linker mamma en oksel vastlegt en tevens constateert dat linker mamma enigszins ingetrokken eruitziet, volstaat met de constatering dat de littekens er rustig uitzien en doet geen verder onderzoek. (…). In dit verband hadden de klachten van klaagster gedurende de voorbije maanden moeten wijzen op mogelijk bestaande problematiek, en zeker de situatie waarbij klaagster zelf het gevoel had dat er mogelijk een recidief was en dat er nader onderzoek was aangewezen, moeten leiden tot op zijn minst een reflectie bij de behandelende chirurg dat het niet verantwoord zou zijn om klaagster pas een jaar later een herhalingsonderzoek te laten doen, zoals oorspronkelijk was voorgenomen en aan klaagster was meegedeeld. Hierbij weegt des te meer het feit dat het niet bekend was of er na de operatie toch tumorweefsel bij de snijranden was gebleven. Nu de tumorgroei postoperatief na enkele maanden in het littekengebied heeft gemanifesteerd, wijst dit er op dat de tumorsnijvlakken pathologisch gezien niet tumorvrij zijn geweest. Het is eveneens belangrijk dat nergens is terug te vinden dat er bij de weigering van klaagster om adjuvante radiotherapie dan wel chemotherapie postoperatief te ontvangen, genoegzaam de kans op resttumor dan wel recidieven met klaagster waren besproken. (…). De onderzoeken werden pas aangevraagd toen chirurg [gedaagde sub 2] zelf meende dat er een verharding van de huid bij klaagster was te voelen, oftewel toen er palpabele afwijkingen waren, en niet zozeer opgeleide van de pijn en branderig gevoel die klaagster al maanden naar voren bracht. Daardoor is volgens de inspectie dan ook onzorgvuldig gehandeld, zowel tijdens de operatie in het SEHOS als in het postoperatief traject in het CMC. Het feit dat klaagster voor het natuurgeneeskundige nabehandeling heeft gekozen doet niets of van deze onzorgvuldigheid. (…). Ten aanzien van de inhoud van de communicatie blijkt het niet luisteren naar datgene wat klaagster gedurende maanden naar voren brengt dan wel dit niet belangrijk te achten en het zelfs niet vast te leggen, in dit geval te leiden tot een ongewenste vertraging in het inzetten van controle onderzoeken, met als gevolg klaagster maanden later dan nodig vervolgbehandeling heeft ontvangen.”
3.Het geschil
- te bepalen dat [eiseres] zal worden toegelaten om middels kostenkaart te procederen;
- Sehos, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, voor zover de een betalende de ander te zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan [eiseres] een bedrag van NAf 45.000 in hoofdsom;
- vermeerderd met 15% incassokosten;
- alsmede vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;
- onder hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.