ECLI:NL:OGEAC:2021:210

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
CUR202103177
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag door Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

In deze zaak heeft Mortgage Services Corp Ltd (MSC) op 21 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat door Banco Industrial de Venezuela C.A. (BIV) was gelegd op een perceel grond. Dit beslag was gelegd ter verzekering van een vordering op een overleden persoon, [naam 1]. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2021, waarbij MSC en de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) verschenen, terwijl BIV niet aanwezig was. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er sinds de legging van het beslag in 1984 geen executiemaatregelen zijn getroffen en dat BIV inmiddels in liquidatie verkeert. De vordering van BIV op [naam 1] is verjaard, en het belang van MSC om het perceel te kunnen verkopen weegt zwaarder dan het belang van BIV bij handhaving van het beslag. Het Gerecht heeft daarom de primaire vordering van MSC toegewezen en het beslag opgeheven. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202103177
Vonnis in kort geding d.d. 8 november 2021
inzake
de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
MORTGAGE SERVICES CORP LTD (‘MSC’),
gevestigd in de Britse Maagdeneilanden,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter,
tegen
1.de rechtspersoon naar Venezolaans recht in liquidatie
BANCO INDUSTRIAL DE VENEZUELA C.A. (‘BIV’),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde sub 1,
niet verschenen,
en
2.de
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN (‘CBCS’)in haar hoedanigheid van vereffenaar van BIV
,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. M. Weijland.

1.Verloop van de procedure

1.1.
MSC heeft op 21 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend. Bij e-mail van 22 oktober 2021 en 3 november 2021 zijn namens MSC nadere stukken ingediend. Vervolgens heeft op 4 november 2021 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij MSC en CBCS bij gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd en BIV, ondanks oproeping via de krant, niet is verschenen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
[naam 1] was tot 19 juli 2000 rechthebbende op een perceel grond met kadastraal kenmerk [I-B NR], gelegen in het stadsdistrict Otrobanda, gelegen in het Kura Hulanda Hotel, met het daarop gebouwde (‘het perceel’).
2.2.
Op 2 april 1984 heeft BIV, met verlof van het gerecht te Curaçao en ter verzekering van verhaal van een vordering op [naam 1], conservatoir beslag doen leggen op het perceel (het beslag).
2.3.
Op 19 juli 2000 heeft MSC de eigendom van het perceel verkregen bij akte van koop en verkoop.
2.4.
Het beslag is bij de levering aan MSC niet doorgehaald.
2.5. [
[naam 1] is op 5 mei 1987 overleden.
2.6.
Op 11 februari 2016 zijn alle activa van BIV overgegaan naar Banco del Tesoro. BIV verkeert sindsdien in liquidatie. Op 26 oktober 2020 heeft CBCS de vergunning van BIV ingetrokken en is BIV uit het register doorgehaald.
2.7.
MSC heeft het perceel bij overeenkomst van 8 juni 2021 aan derden (‘kopers’) verkocht. De notaris is niet bereid om de levering van het perceel te passeren in verband met het beslag.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
MSC vordert dat het gerecht, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad,
- primair het beslag van BIV op het perceel opheft;
- subsidiair gedaagden hoofdelijk veroordeelt het beslag van BIV op het perceel binnen twee dagen na betekening van het vonnis op te heffen op straffe van een dwangsom van NAf 25.000 per dag;
- meer subsidiair om de inschrijving in de openbare registers van het beslag van BIV op het perceel waardeloos te verklaren en de bewaarder van de openbare registers te machtigen om bovenbedoelde doorhaling in te schrijven;
- kosten rechtens.
3.2.
MSC legt aan deze vordering ten grondslag dat de vordering van BIV op [naam 1] is verjaard. [naam 1] is inmiddels al geruime tijd overleden. BIV heeft gedurende 35 jaar geen executiemaatregelen getroffen, evenmin is het conservatoire beslag in de executoriale fase terecht gekomen.
3.3.
CBCS heeft betoogd dat zij na oproeping is verschenen, maar dat zij geen vereffenaar van BIV is en verder geen rol heeft in dezen. CBCS heeft in 2020 de vergunning van BIV ingetrokken, waarmee het toezicht van CBCS op BIV is geëindigd.
3.4.
Noch BIV, noch de lokale vereffenaar zijn, ondanks oproeping via de krant, verschenen. Nu de vordering tot opheffing van het beslag niet is weersproken en deze het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, is deze toewijsbaar. Ook los daarvan geldt dat de belangenafweging tot opheffing dient te leiden. Het gerecht betrekt daarbij de volgende omstandigheden. Sedert het beslag van BIV op het perceel van [naam 1] zijn er 35 jaren verstreken, zonder dat er is gebleken van executiemaatregelen en/of zonder dat het conservatoire beslag in de executoriale fase terecht is gekomen. Het beslag heeft niet aan een eerdere verkoop en levering van het perceel in de weg gestaan. BIV is voorts al enige tijd in liquidatie en de vergunning is twee jaar geleden door de CBCS ingetrokken. Onder deze omstandigheden weegt het belang van BIV bij handhaving van het beslag niet op tegen het belang van MSC om tot levering van het perceel over te kunnen gaan.
3.5.
De primaire vordering tot opheffing van het beslag zal worden toegewezen. MSC kan op grond van artikel 513a onder b Rv met dit vonnis doorhaling van het beslag bewerkstelligen.
3.6.
Het gerecht ziet aanleiding om de proceskosten tussen MSC enerzijds en BIV en CBCS anderzijds te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het Gerecht:
  • heft op het op 2 april 1984 door BIV gelegde conservatoire beslag op het aan MSC toekomend recht op het perceel grond met kadastraal kenmerk [I-B NR], gelegen in het stadsdistrict Otrobanda te Curaçao, gelegen in het Kura Hulanda Hotel, met het daarop gebouwde;
  • compenseert de kosten van deze procedure tussen MSC enerzijds en BIV en CBCS anderzijds in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 8 november 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.