Uitspraak
CROCI INTERNATIONAL N.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
[naam 1]”) en Croci een niet rentedragende lening aangegaan. Deze is niet schriftelijk vastgelegd, althans niet beschikbaar, waardoor Croci die niet kan verschaffen. De hoofdsom is het eerder genoemde bedrag uit de derdenverklaring van 20 december 2018 en is opeisbaar. Croci heeft momenteel EUR 19.157,45 aan liquide middelen. Tussen [naam 1] en Croci bestaat sinds lange tijd een rekening courant verhouding op basis waarvan [naam 1] een bedrag van EUR 14.197,38 aan Croci is verschuldigd. Dat saldo is al jaren hetzelfde, in ieder geval sinds 6 juli 2015. Nu het rekening courant saldo verschuldigd en opeisbaar is, verrekent Croci dit saldo met de beslagen vordering.
Croci”) heeft afgegeven, voldoet nog steeds niet aan de vereisten van art. 476a Rv en roept bovendien vragen op. BNP verzoekt Croci daarom om haar verklaring aan te vullen door antwoord op de volgende vragen te geven:
- Verwacht Croci dat er op (korte) termijn fondsen beschikbaar zullen komen waaruit BNP, gelet op haar executoriale beslag op de vorderingen van [naam 1] op Croci, kan worden betaald?
- Heeft Croci ingehouden winsten (
- Croci heeft verklaard dat de leenovereenkomst “niet schriftelijk [is] vastgelegd, althans niet beschikbaar [is]”. BNP verzoekt Croci andere documenten en/of (e-mail)correspondentie toe te sturen waaruit het bestaan en de voorwaarden van deze lening blijkt.
9 december 2019.
3.Het geschil
4.De beoordeling
.Dat laatste wordt door BNP betwist. Croci heeft die e-mail gedateerd 12 december 2019 in het geding gebracht, waardoor BNP in elk geval in deze procedure van de inhoud ervan heeft kunnen kennisnemen.
.Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring op te roepen en van hem te vorderen dat hij overgaat tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. […]”
r.ov. 3.3 onder a, i.
r.ov. 3.3 onder a, ii. Overigens heeft vraag 5 van het hiervoor onder 4.18 bedoelde formulier betrekking op “Reeds eerder ten laste van de schuldenaar gelegde beslagen, welke nog niet zijn afgedaan’ en daarom voegt het gestelde in r.ov. 3.3 onder a, ii inhoudelijk niets toe aan het gestelde in r.ov. 3.3 onder a, i.
r.ov. 3.3 onder a, iv en v. Daartoe wordt het volgende overwogen:
r.ov. 3.3 onder a, vigeformuleerde vordering omschrijft BNP niet op welke verdere gegevens zij met dit onderdeel van haar vordering doelt. Uitgangspunt is dat Croci haar verklaring met inachtneming van de wettelijke regels en volledig en naar waarheid dient te doen en dat zij alsdan aan haar wettelijke verplichting heeft voldaan. Tegen deze achtergrond zal dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar zijn.
r.ov. 3.3 onder b. i) overlegt. In zoverre is de vordering dan ook toewijsbaar.
r.ov. 3.3 onder b. ii.
r.ov. 3.3, onder b, iii), omdat daarmee die opgave met redenen zal kunnen worden omkleed, zoals bedoeld in artikel 476a lid 2 aanhef en onder a BW.
r.ov. 3.3, onder b, iv. Daardoor kan immers de opgave van Croci dat zij het door haar gesteld bedrag aan liquide middelen heeft, met redenen worden omkleed.
r.ov. 3.3, onder b, v). Ook in zoverre zal de vordering dus worden afgewezen.
5.De beslissing
veroordeeltCroci aan voornoemde gerechtelijke verklaring afschriften te hechten van de volgende bescheiden:
op straffe vaneen dwangsom van ANG 20.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Croci binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldoet;
af;
aan.