Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[eiser],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
“ Procesverloop” vermelde procedure.
19 december 2018 bevestigd.
21 januari 2021 is bevestigd, dient verweerder de banden van eiser met Curaçao bij zijn belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op het privéleven en op het familie- en gezinsleven mee te nemen. Verweerder moet een “fair balance” vinden tussen het belang van eiser enerzijds en het algemeen belang van Curaçao dat is gediend met het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds.
In de eerste plaats heeft het Gerecht in de uitspraak van
19 december 2018 al geoordeeld dat verweerder eisers belangen zoals onder rechtsoverweging 5 in deze uitspraak genoemd onvoldoende heeft meegewogen. Sterker nog, in die uitspraak heeft het Gerecht geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen. Uit het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep blijkt dat ook daar dit aspect aan de orde is geweest. Dat verweerder aan dit aspect in de bestreden beschikking in het geheel geen aandacht heeft besteed en vervolgens ook ter zitting van het Gerecht in deze procedure dat niet kan toelichten, geeft het Gerecht geen vertrouwen dat verweerder dat bij een nieuw te nemen besluit wel gaat doen. Kennelijk kan verweerder de afwijzing van de verblijfsaanvraag niet motiveren en daarom zal het Gerecht de aanvraag toewijzen. In de tweede plaats is voor het zelf in de zaak voorzien relevant dat eiser door de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning al lange tijd in onzekerheid verkeert en geen aanspraak kan maken op de sociale voorzieningen, onder andere voor zijn gedragsproblemen zoals hij ter zitting heeft toegelicht. Omdat eiser geen geldige verblijfstitel heeft, kan hij ook geen vast werk vinden waardoor hij onvoldoende in het levensonderhoud van zijn vriendin en zijn kind kan voorzien. De aanvraag van eiser dateert van 15 juli 2015 en het geschil loopt inmiddels meer dan zes jaren. Het Gerecht acht het noodzakelijk dat deze procedure niet langer voortduurt.
- verklaarthet beroep
gegrond; - vernietigtde beschikking van 17 september 2020;
- verklaarthet bezwaar van 10 mei 2016
gegrond; - verleenteiser een verblijfsvergunning voor de duur van een jaar, geldend tot 17 november 2022;
- bepaaltdat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
- veroordeeltverweerder tot betaling aan eiser van zijn proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- bepaaltdat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van NAf 150,- aan hem vergoedt.
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.