ECLI:NL:OGEAC:2021:255

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
500.00218/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • G. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in doodslagzaak na steekincident met onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 september 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van doodslag met voorbedachten rade, naar aanleiding van een steekincident op 22 mei 2020. Tijdens de zitting op 27 augustus 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran. De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, eiste een gevangenisstraf van twaalf jaren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak draaide om een steekincident bij een bar, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig gewond raakte en later overleed. Getuigenverklaringen wezen op een andere man met een fors postuur die het slachtoffer zou hebben gestoken, terwijl de verdachte slechts achter het slachtoffer aan had gerend. De verklaringen waren inconsistent en er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk het slachtoffer had gestoken.

Uiteindelijk concludeerde het Gerecht dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het steken van het slachtoffer, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen. De beslissing werd genomen in het openbaar, met mr. G. Verbeek als rechter en mr. J. Mulder als griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00218/20

Uitspraak: 15 september 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE]

geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres 1] in [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
27 augustus 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.N. Sulvaran, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde (doodslag) bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 2] voor wat betreft het materiële deel en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van het Gerecht voor wat betreft het overigens door de benadeelde partijen gevorderde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
primair
dat hij op of omstreeks 22 mei 2020, althans in of omstreeks de maand mei 2020 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade,

[slachtoffer]

van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met (een) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meerdere malen op en/of in de hals en/of het gezicht en/of de (linker) borst en/of de (linker) (boven) arm en/of de rug, althans (het lichaam van) die [slachtoffer]heeft gestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer] aan die verwondingen is overleden;
subsidiair
dat hij op of omstreeks 22 mei 2020, althans in of omstreeks de maand mei 2020 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten
[slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
(met kracht) één en/of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op en/of in de hals en/of het gezicht en/of (linker) borst en/of (linker) (boven) arm en/of de rug, althans op het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Gerecht deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het ten laste gelegde
Het Gerecht is van oordeel dat voor het ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is en zal de verdachte dan ook vrijspreken.
Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Op 22 mei 2020 omstreeks 23:15 uur heeft er een steekincident plaatsgevonden bij de “[naam bar]”, gelegen aan de [adres 2]. Het slachtoffer, naar later is gebleken [slachtoffer], is zwaar gewond naar het ziekenhuis gebracht, waar hij kort na aankomst aan zijn verwondingen is overleden.
Er is sectie op het lichaam van [slachtoffer] verricht. Uit onderzoek door de patholoog is gebleken dat sprake was van acht verwondingen, veroorzaakt door zeven keer steken met een voorwerp. Er is drie keer in de nek gestoken, twee keer in de borst/het hart, één keer in de rug en één keer in de arm van het slachtoffer. De patholoog heeft vastgesteld dat de steekwonden zijn toegebracht met een mes en met een “half scherp” voorwerp, zoals bijvoorbeeld een schroevendraaier of een vergelijkbaar voorwerp. Ten minste twee van de drie wonden in de nek van het slachtoffer zijn toegebracht met dit half scherpe voorwerp. De steekwonden in rug, arm en borst zijn toegebracht met een mes met een breedte van ten minste 2-3 cm en een lengte van ten minste 12 cm. De twee steekwonden in de borst hebben de dood van het slachtoffer veroorzaakt.
De politie heeft diverse getuigen gehoord over het voorval bij de [naam bar].
De eigenaar van de bar, [bareigenaar], heeft verklaard dat tegen sluitingstijd op de stoep van zijn bar een opstootje is ontstaan tussen een man met rasta kapsel, die hij bij een fotoconfrontatie identificeerde als de verdachte, en het latere slachtoffer. Tijdens dit opstootje heeft het slachtoffer de verdachte in het gezicht geslagen waarop de verdachte een steen in zijn handen heeft genomen. De eigenaar heeft de steen uit zijn handen gepakt en heeft samen met andere bezoekers de verdachte en het slachtoffer uit elkaar gehouden. Terwijl de eigenaar de verdachte tegenhield, zag hij een forse man het slachtoffer meermalen met een voorwerp in de hals en/of het bovenlichaam steken. Daarna zag hij het slachtoffer, achtervolgd door een groep mannen, onder wie de hiervoor genoemde forse man, het terrein afrennen.
De vriendin van het slachtoffer, [vriendin slachtoffer], heeft verklaard dat het slachtoffer met twee mannen in discussie was. Zij omschrijft de ene man als een man met een fors postuur, een bruine huidskleur, kort geknipt haar en ongeveer 1.85 meter lang. De andere man had een slank postuur, licht bruine huidskleur, een rastakapsel en was ongeveer 1.90 meter lang. Zij keerde zich naar de man met het forse postuur en zei hem met het discussiëren te stoppen. Zij zag dat het slachtoffer wegrende en dat de twee mannen achter hem aanrenden. Zij is achter hen aangerend. Volgens haar bevonden zich geen andere personen tussen haar en de mannen. Zij zag dat de twee mannen het slachtoffer inhaalden en dat zij dicht bij het slachtoffer stonden. Daarna renden de mannen terug in de richting van de bar. Zij zag het slachtoffer al struikelend de weg oversteken en op de grond vallen. Zij zag dat het slachtoffer hevig bloedde bij zijn gezicht en bovenlijf. Zij heeft niet heeft gezien wie het slachtoffer heeft gestoken. Zij heeft wel gezien dat de man met het forse postuur een mes had.
De verklaringen van [getuige 1], een bezoeker van de bar, komen overeen een met hetgeen [vriendin slachtoffer] heeft verklaard. Ook hij heeft twee mannen achter het slachtoffer aan zien rennen. Hij omschrijft de ene man als een man met een fors postuur, een bruine huidskleur, kort geknipt haar en ongeveer 1.80 meter lang. De ander had een slank postuur, licht bruine huidskleur, een rastakapsel en was ongeveer twee meter lang. Hij heeft niet gezien wie het slachtoffer heeft gestoken. Hij heeft gezien dat de man met het forse postuur een mes in zijn hand had. Hij heeft de verdachte herkend als de man met het rastakapsel.
Een buurtbewoonster, [getuige 2], heeft verklaard dat zij een man zag wegrennen. Zij zag aan de manier waarop die man liep, dat hij gewond was. Zij zag enkele mannen achter het slachtoffer aanrennen. Zij zag dat het slachtoffer door één man met normaal postuur, plat geschort (het Gerecht begrijpt: met kort geschoren haar) en ongeveer 1,72 meter lang werd geschopt en gestoken. Ze zag het slachtoffer opstaan maar op de kruising met de [naam weg] weer op de grond vallen.
Een andere buurtbewoner, [getuige 3], heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde bij de bar. Hij zag vervolgens een man op de openbare weg staan. Hij zag een andere man, in een kleurrijk hemd met korte mouwen, van het terrein de openbare weg op lopen. Hij zag die man, met een donkere huidskleur en ongeveer 59 jaar oud, achter het slachtoffer aanlopen en hem in de rug steken. Hij zag het slachtoffer opstaan maar toch weer neervallen. Hij zag enkele vrouwen achter het slachtoffer aangaan. Hij zag de vrouwen op het slachtoffer gingen liggen. Hij zag de man hen schoppen.
Hij zag de man daarna terug lopen in de richting van de bar.
Een vriend van de verdachte, [getuige 4], heeft verklaard dat het slachtoffer in discussie was met een groep personen, onder wie de verdachte. Het slachtoffer heeft de verdachte op de grond geduwd, waarop de verdachte een steen heeft gepakt. Omstanders hebben de verdachte toen vastgehouden. Het slachtoffer rende weg en viel vlak voor de stoep neer. Hij zag toen dat de handen en hals van het slachtoffer onder het bloed zaten. Het slachtoffer stond op en rende weer weg, achtervolgd door een groep mensen onder wie de verdachte. Hij heeft naar de verdachte geroepen, waarop de verdachte naar hem is toegekomen en ze samen zijn weggegaan.
De verdachte heeft, na aanvankelijk elke betrokkenheid bij een opstootje te hebben ontkend, erkend een discussie met het slachtoffer te hebben gehad. Het slachtoffer heeft hem geduwd waardoor hij op de grond is gevallen. De verdachte heeft een steen gepakt, die door omstanders van hem is afgepakt. De verdachte was woest. Toen het slachtoffer wegrende is hij achter hem aangerend. Nadat hij het slachtoffer had ingehaald, zag hij pas dat die aan het bloeden was. Er stond ook een andere man met een fors postuur bij het slachtoffer. Deze man had een mes in zijn handen en was in gevecht met het slachtoffer. De verdachte heeft ontkend het slachtoffer te hebben gestoken of een steekwapen in zijn handen te hebben gehad.
Uit de stukken in het dossier leidt het Gerecht het volgende af.
Tijdens een opstootje tussen de verdachte en het slachtoffer op de stoep van de bar, is het slachtoffer met een scherp voorwerp in de hals gestoken door een forse man, niet zijnde de verdachte. Dit blijkt uit de verklaringen van bareigenaar [bareigenaar] en de bloeddruppels die op de stoep van de bar zijn aangetroffen. Ook uit de verklaring van [getuige 4] leidt het Gerecht af dat het slachtoffer op dat moment in zijn hals/nek is gestoken. Blijkens de bevindingen van de patholoog zijn deze verwondingen toegebracht door een “half scherp” voorwerp (bijvoorbeeld een schroevendraaier).
De verdachte heeft ontkend gezien te hebben dat het slachtoffer op dat moment door de forse man is gestoken of dat het slachtoffer gewond en aan het bloeden was. Dat lijkt wonderlijk omdat de verdachte gericht was op het slachtoffer en tegengehouden moest worden, maar opvallend is dat behalve bareigenaar [bareigenaar] geen enkele getuige heeft verklaard het steken op dat moment gezien te hebben, ook getuige [vriendin slachtoffer] niet terwijl zij naar eigen zeggen er bovenop stond. Bovendien stond de bareigenaar tussen de verdachte en het slachtoffer om de verdachte tegen te houden waardoor de mogelijkheid bestaat dat de verdachte het zicht op het slachtoffer was ontnomen. Onomstotelijk bewijs waaruit blijkt dat de verdachte wist dat het slachtoffer was gestoken of gewond was ontbreekt. Ook het feit dat een spoor van bloeddruppels op de grond is aangetroffen vanaf de stoep van de bar tot aan de kruising waar het slachtoffer op de grond is gevallen, is daarvoor niet voldoende. Het was donker en er was sprake van een hectische situatie met hevige emoties. Niet kan worden vastgesteld of verondersteld dat de verdachte dit bloedspoor heeft gezien tijdens de achtervolging.
Over wat er na het wegrennen van het slachtoffer is gebeurd, verklaren de getuigen zeer wisselend. Onduidelijk is hoeveel personen achter het slachtoffer aan zijn gerend en wie hem op de openbare weg de fatale messteken heeft toegebracht. Wel staat vast dat de verdachte achter het slachtoffer aan is gerend, alsook de forse man met een mes. Op circa 55 meter afstand van de bar heeft vervolgens weer een confrontatie plaatsgevonden. Het staat ook vast dat geen van de getuigen de verdachte (daar toen) geweld jegens het slachtoffer heeft zien plegen en dat geen van de getuigen een wapen bij de verdachte heeft gezien. Ook getuige [vriendin slachtoffer], die naar eigen zeggen slechts op enkele meters afstand stond, heeft de verdachte niet met een voorwerp in handen gezien of stekende bewegingen zien maken. Gelet op de getuigenverklaringen en de aangetroffen bloedplassen kan wel worden vastgesteld dat het slachtoffer op dat moment is gestoken. Mede gelet op de bevindingen van de patholoog, die heeft verklaard dat het slachtoffer na de steekwonden in de borst/het hart nog slechts kort (maximaal één minuut) heeft kunnen bewegen en handelen, zijn op dat moment de fatale messteken in de borst/het hart toegebracht. Daarbij is van belang dat de fatale steekwonden in de borst van het slachtoffer volgens de patholoog zijn toegebracht met een mes.
Concluderend stelt het Gerecht vast dat er geen enkel bewijs is dat de verdachte het slachtoffer bij de bar of na de achtervolging op straat heeft gestoken met een mes of enig ander voorwerp. Uit de bevindingen in het dossier blijkt juist dat de man met het forse postuur het slachtoffer heeft gestoken op de stoep bij de bar en hoogstwaarschijnlijk ook bij de latere confrontatie op straat.
De officier van justitie heeft nog betoogd dat – indien moet worden aangenomen dat niet de verdachte maar enkel de man met het forse postuur heeft gestoken – sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de forse man, omdat ze beiden achter het slachtoffer zijn aangerend terwijl de verdachte wist dat de man met het forse postuur al op de stoep van de bar op het slachtoffer heeft ingestoken.
Het Gerecht volgt de officier van justitie daarin niet. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte samen met de forse man bij de bar was, dat hij hem kende of dat ze samen hebben afgesproken het slachtoffer aan te vallen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de achtervolging wist dat die forse man (een) wapen(s) bij zich had of dat de forse man enige intentie had op het (nader) toepassen van geweld. En zoals het Gerecht hiervoor al heeft overwogen is er ook geen bewijs voor dat de verdachte wist dat het slachtoffer al op de stoep van de bar door de forse man in de hals was gestoken. Van een nauwe en bewuste samenwerking met de forse man is dan ook niet gebleken. Het enkele feit dat de verdachte en de forse man min of meer gelijktijdig achter het slachtoffer zijn aangerend en daarna bij het slachtoffer weg zijn gerend, is daarvoor volstrekt onvoldoende. Ook het feit dat de verdachte na zijn aanvankelijke ontkenning bij de bar te zijn geweest of een discussie met het slachtoffer te hebben gehad, mondjesmaat is gaan verklaren over wat er die avond is gebeurd en het nog steeds alle schijn heeft dat hij niet het achterste van zijn tong heeft laten zien, kan niet aan het bewijs bijdragen en leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Benadeelde partijen
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen worden ontvangen.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat deze de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Verbeek, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao op 15 september 2021.