ECLI:NL:OGEAC:2021:262

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
CUR202101985
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker, een onderhoudsmedewerker bij de stichting Antilliaans Advent Ziekenhuis, verzocht om de nietigheid van zijn ontslag op staande voet en om doorbetaling van zijn loon. Verzoeker was sinds 4 juli 2016 in dienst en werd op 7 augustus 2020 ontslagen na herhaalde weigering om een opdracht uit te voeren. De werkgever had hem eerder gewaarschuwd dat hij op staande voet zou worden ontslagen als hij nogmaals een opdracht zou weigeren. Verzoeker stelde dat het ontslag nietig was omdat de werkgever geen ontslagvergunning had aangevraagd.

Tijdens de zitting is het procesverloop besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet had mogen weigeren om de werkzaamheden uit te voeren, en dat er geen medisch beletsel was om deze taken te verrichten. De rechter oordeelde dat de werkgever op goede gronden het ontslag had gegeven, en dat het verzoek van verzoeker om de nietigheid van het ontslag en doorbetaling van het loon werd afgewezen.

Daarnaast heeft de rechter, voor het geval het ontslag op staande voet nietig zou worden verklaard in hoger beroep, overwogen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen partijen. Dit leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst, indien deze niet op 7 augustus 2020 was geëindigd, op korte termijn zou moeten eindigen. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder toekenning van een vergoeding en de proceskosten gecompenseerd. De beschikking werd uitgesproken op 25 oktober 2021.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R. Koeijers,
tegen
de stichting
ANTILLIAANS ADVENT ZIEKENHUIS,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof.

1.Het procesverloop

Dat blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties ingediend op 20 juli 2021;
  • de mondelinge behandeling op 30 september 2021.
1.2.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde die het woord heeft gevoerd aan de hand van een pleitnota. Zijdens verweerster is haar gemachtigde verschenen, vergezeld van dhr. [naam 1], hoofd Maintenance, en de dames [naam 2] en [naam 3] van afdeling Human Resources. Zijdens verweerster heeft de machtigde het woord gevoerd aan de hand van een verweerschrift inhoudende een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding. Partijen hebben voorts over en weer gereageerd of kunnen reageren op de ingenomen standpunten. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het geschil

Verzoeker verzoekt het gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat het gegeven ontslag nietig is en dat verzoeker recht heeft op doorbetaling van het loon en de emolumenten, vermeerderd met de vertragingsrente en wettelijke rente, met veroordeling van verweerster in de proceskosten.
Verzoeker legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Verzoeker is ontslagen op staande voet doch daarvoor had verweerster geen ontslagvergunning aangevraagd noch gekregen. Hij heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en stelt zich op het standpunt dat het dienstverband is voortgezet.
2.3.
Verweerster concludeert tot afwijzing van het verzoek tot doorbetaling van het loon en de nietigheid verklaring van het gegeven ontslag. Voor zover nodig verzoekt zij de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Verzoeker is vanaf 4 juli 2016 in dienst van verweerster in de functie van “Onderhoudsmedewerker”, tegen een loon van laatstelijk NAf 2.250,=.
3.2.
Op 5 juni 2020 werd verzoeker verzocht om de inhoud van de vacuüm truck te lozen, hetgeen hij, ondanks opdracht daartoe, heeft geweigerd. Hem is toen aangezegd dat hij niet op het werk hoefde te verschijnen als hij de opdracht niet zou uitvoeren.
3.3.
Op de eerst volgende werkdag, 8 juni, is verzoeker op het werk verschenen en heeft hij wederom geweigerd de vacuüm truck te lozen. Hierop is verzoeker voor een periode van 5 dagen geschorst wegens het weigeren om redelijke opdrachten uit te voeren. Bij waarschuwingsbrief van 12 juni 2020 is verzoeker door verweerster gewaarschuwd dat indien hij nogmaals een opdracht weigert, waaronder het lozen van de vacuüm truck, hij op staande voet zou worden ontslagen.
3.4.
Op 24 juni 2020 heeft verzoeker een doktersbrief aan verweerster doen toekomen waarin staat dat hij allergisch is en scoliose heeft. Die dag heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen verzoeker en verweerster, waarbij SOAW aanwezig was. Daarbij is afgesproken dat er een medisch onderzoek zou worden verricht.
3.5.
Op 7 juli 2020 heeft het medisch onderzoek plaatsgevonden. Dat onderzoek heeft uitgewezen dat verzoeker het werk aankan en dat er geen medisch beletsel is om de opgedragen werkzaamheden uit te voeren.
3.6.
Op 27 juli 2020 heeft er wederom een bespreking plaatsgevonden tussen verzoeker en verweerster. Daarbij is het resultaat van het medisch onderzoek besproken. Uit de als productie 7 bij het verweerschrift overgelegde notulen van die bespreking blijkt dat verzoeker tot 3 augustus 2020 de tijd is gegund om te laten weten of hij de opgedragen werkzaamheden zal verrichten.
Als productie 6 bij het verweerschrift is gevoegd een verklaring van drs Mejia waarin zij verklaart dat zij degene is die het medisch onderzoek heeft verricht, dat verzoeker bij haar heeft aangedrongen om op te schrijven dat hij niet geschikt is om de vacuüm truck te lozen en dat ook de huisarts erkent heeft dat hij een doktersverklaring onder druk van verzoeker heeft opgesteld.
3.7.
Op 7 augustus 2020 heeft er wederom een gesprek plaats gevonden tussen verzoeker en verweerster. Verzoeker zou toen gezegd hebben dat hij niet bereid is om de opgedragen werkzaamheden te verrichten. Vervolgens is verzoeker op staande voet ontslagen. Aan het ontslag is ten grondslag gelegd werkweigering en het afleggen van een valse verklaring ter zake zijn gezondheid.
3.8.
Op 20 augustus 2020 is de ontslagbrief aan verzoeker overhandigd.
3.9.
Op 10 september 2020 heeft verzoeker de nietigheid van het ontslag ingeroepen, doorbetaling loon verzocht en zich bereid verklaard om zijn werkzaamheden te blijven uitvoeren.
3.10.
Verweerster heeft het loon niet doorbetaald.
3.11.
In geschil is of verweerster verzoeker rechtsgeldig heeft ontslagen dan wel of het ontslag nietig is, met veroordeling van verweerster tot doorbetaling van loon.
3.12.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarnaast is nodig dat de reden voor het ontslag onverwijld aan de wederpartij is medegedeeld. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag dienen alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang in aanmerking te worden genomen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (HR 24 oktober 1986, NJ 1987,126).
Ter zitting is uitgebreid over en weer toegelicht de omstandigheden en de reden waarom van verzoeker verwacht wordt werkzaamheden met de vacuüm truck te verrichten. Gesteld noch gebleken is dat verweerster deze werkzaamheden redelijkerwijs niet aan verzoeker mocht opdragen.
3.14.
Niet is gebleken van een medisch beletsel om de opgedragen werkzaamheden te verrichten. Weliswaar heeft verzoeker gesteld dat zijn gezondheid hem dat niet toelaat, een sluitende verklaring waarom zijn huisarts zou hebben verklaard dat de voor verzoeker gunstige doktersverklaring onder druk van verzoeker is geschreven, heeft hij niet gegeven. Ook uit het in 3.5. bedoelde medisch onderzoek blijkt niet dat sprake is van een medisch beletsel, terwijl uit de strekking van de in 3.6. bedoelde verklaring volgt dat de door hem overgelegde doktersverklaring niet juist is.
3.15.
Dat betekent dus dat verzoeker de opgedragen werkzaamheden niet had mogen weigeren. Overigens heeft verzoeker ter zitting bevestigd op 7 augustus 2020 en ook nu nog niet bereid te zijn om werkzaamheden met de vacuüm truck te verrichten. Derhalve is het gerecht van oordeel dat verweerster op goede (ontslag)gronden verzoeker heeft ontslagen.
3.16.
Derhalve is het ontslag op staande voet niet nietig. De gevorderde nietigverklaring en doorbetaling loon wordt afgewezen.
3.17.
Uit het vorenstaande volgt dat het Gerecht van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 7 augustus 2020 rechtsgeldig is geëindigd met het ontslag op staande voet. Slechts voor het geval in hoger beroep het ontslag op staande voet zou worden vernietigd, en de arbeidsovereenkomst daardoor niet reeds op 7 augustus 2020 is geëindigd, overweegt het Gerecht nog als volgt. Genoegzaam is gebleken dat door de gedragingen c.q. handelingen van verzoeker (weigeren redelijke opdrachten op te volgen en bewust liegen over zijn medische toestand) sprake is van een vertrouwensbreuk. Een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst behoort daardoor niet meer tot de reële mogelijkheden. Dit leidt tot de slotsom dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormen, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst, voor zover bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis komt vast te staan dat deze niet op 7 augustus 2020 is geëindigd, op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden (voorwaardelijk) ontbinden zonder toekenning van een vergoeding, nu in het voor overwogene ligt besloten dat die veranderingen in de omstandigheden aan verzoeker te wijten zijn.
3.18.
In de gewezen arbeidsrelatie ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

4.De beslissing

Het Gerecht:

ter zake het verzoekschrift
4.1.
wijst het verzoek van verzoeker af;
ter zake het zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen verzoeker en verweerster met ingang van heden, zonder toekenning van een vergoeding;
ter zake het verzoekschrift en het zelfstandig tegenverzoek
4.3.
compenseert de proceskosten;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2021.