Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties ingediend op 20 juli 2021;
- de mondelinge behandeling op 30 september 2021.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft verzoeker, een onderhoudsmedewerker bij de stichting Antilliaans Advent Ziekenhuis, verzocht om de nietigheid van zijn ontslag op staande voet en om doorbetaling van zijn loon. Verzoeker was sinds 4 juli 2016 in dienst en werd op 7 augustus 2020 ontslagen na herhaalde weigering om een opdracht uit te voeren. De werkgever had hem eerder gewaarschuwd dat hij op staande voet zou worden ontslagen als hij nogmaals een opdracht zou weigeren. Verzoeker stelde dat het ontslag nietig was omdat de werkgever geen ontslagvergunning had aangevraagd.
Tijdens de zitting is het procesverloop besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet had mogen weigeren om de werkzaamheden uit te voeren, en dat er geen medisch beletsel was om deze taken te verrichten. De rechter oordeelde dat de werkgever op goede gronden het ontslag had gegeven, en dat het verzoek van verzoeker om de nietigheid van het ontslag en doorbetaling van het loon werd afgewezen.
Daarnaast heeft de rechter, voor het geval het ontslag op staande voet nietig zou worden verklaard in hoger beroep, overwogen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen partijen. Dit leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst, indien deze niet op 7 augustus 2020 was geëindigd, op korte termijn zou moeten eindigen. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder toekenning van een vergoeding en de proceskosten gecompenseerd. De beschikking werd uitgesproken op 25 oktober 2021.