Verzoekster is op 2 februari 2020 bij schriftelijke overeenkomst voor de duur van 6 maanden in dienst getreden van verweerster in de functie van “bewaker”. De arbeidsovereenkomst is vervolgens verlengd met nogmaals 6 maanden, derhalve van rechtswege eindigend op 2 februari 2021. Haar laatstgenoten salaris bedroeg NAf 1.404,= bruto per maand.
3.2.
Op 21 november 2020 had verzoekster dienst. Van te voren had zij al doorgegeven dat zij geen benzine geld had en dat zij daardoor niet op het werk kon verschijnen. Zij heeft zich echter voor werk gemeld bij een van de opdrachtgevers van verweerster. Vervolgens deed zich een voorval voor op het terrein van een van de opdrachtgevers van verweerster waarbij verzoekster en een leidinggevende van verweerster waren betrokken.
3.3.
Naar aanleiding van dat voorval is verzoekster op staande voet ontslagen.
3.4.
Op 23 november 2020 is verzoekster haar eindafrekening bij verweerster gaan halen. Daarbij is door verweerster getracht om aan verzoekster een brief inhoudende de schriftelijke vastlegging van de ontslagredenen uit te reiken, doch verzoekster heeft de ontvangst daarvan geweigerd. In de brief staat als ontslagredenen vermeld:
“- no show up to work
- not following orders
- rude against your supervisor
- sabotage
- jeopardize our service contract with client”.
3.5.
Als productie V bij het verzoekschrift is gevoegd een brief van 26 november 2020 waarin verzoekster:
- de nietigheid van het ontslag op staande voet inroept;
- zich bereid verklaart om haar werkzaamheden te verrichten;
- verweerster verzoekt om het loon door te betalen.
Als productie 2A heeft verzoekster een uitdraai van een WhatsApp bericht d.d. 26 november 2020 overgelegd waarin staat:
“(…) Di e forma aki mi ta pone [naam 2] tambe na altura di e nietigheid ontslag.” Voorts staat onder dat bericht een foto, volgens verzoekster, van een kopie van de hiervoor genoemde brief van 26 november 2020.
3.6.
Verweerster heeft het loon niet doorbetaald.
3.7.
Allereerst het standpunt van verweerster dat de nietigheid van het ontslag te laat is ingeroepen. Op grond van artikel 7 lid 2 Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten heeft de werknemer hier zes maanden (vanaf 21 november 2020) de tijd voor. Voorop wordt gesteld dat aan de verklaring van de werknemer dat hij beroep doet op de nietigheid van het ontslag op staande voet geen vormvereisten en evenmin strenge inhoudelijke eisen worden gesteld. Uit het in 3.5. bedoelde WhatsApp bericht gebruikte woorden “nietigheid ontslag” mag van verweerster worden verwacht dat zij daaruit redelijkerwijs kon opmaken dat verzoekster het niet eens is met het ontslag en zich op de nietigheid daarvan beroept. Derhalve kan verzoekster in haar vordering worden ontvangen.
3.8.
Verweerster heeft nog verwezen naar artikel 7A:1615u lid 1 BW, waarin is bepaald dat een rechtsvordering tot betaling van de wettelijke schadeloosstelling ex artikel 7A:1615o lid 3, tot betaling van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7A1615s lid 1 en tot herstel van de dienstbetrekking wegens het ontbreken van een dringende reden of gelijktijdige mededeling daarvan dan wel wegens kennelijk onredelijk ontslag, verjaart na verloop van zes maanden. Nu de vordering van verzoekster geen betrekking heeft op schadevergoeding of herstel van de dienstbetrekking op grond van een onregelmatig en/ of kennelijk onredelijk ontslag, doch op een loonvordering, die ingevolge artikel 3:307 lid 1 BW verjaart door verloop van vijf jaren, slaagt dit ontvankelijkheidsberoep niet.
Rechtsgeldig ontslag op staande voet?
3.9.
In geschil is of verweerster verzoekster rechtsgeldig heeft ontslagen dan wel of het ontslag nietig is, met veroordeling van verweerster tot doorbetaling van loon.
3.10.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarnaast is nodig dat de reden voor het ontslag onverwijld aan de wederpartij is medegedeeld. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag dienen alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang in aanmerking te worden genomen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (HR 24 oktober 1986, NJ 1987,126).