Gedaagde is de dochter van de voegende partij. Voegende partij en wijlen [naam 1], hierna: [naam 1], zijn de erfgenamen van wijlen [naam 2], hierna: erflaatster.
2.2.
Met ingang van 16 november 1963 is de rechtsvoorganger van het Land, later: eiseres, met erflaatster een huurovereenkomst aangegaan betreffende de woning aan de [adres].
2.3.
Vervolgens werd er in maart 1988 tussen eiseres en erflaatster een onderhandse verkoopovereenkomst getekend waarin voor zover (vertaald van het Papiaments naar het Nederlands) van belang staat:
- eiseres zal het bestuurscollege adviseren een beslissing te nemen dat de koop van de woning mogelijk maakt. Nadat het bestuurscollege een beslissing heeft genomen, zal eiseres er voor zorgen dat de akte zal worden verleden.
- zolang de akte niet is verleden blijft onder meer de (huurdoorbetalingsverplichting voortvloeiende uit) huurovereenkomst van kracht.
- als het bestuurscollege geen beslissing neemt om de koop van de woning mogelijk te maken, of indien zich een andere reden voordoet waardoor de verkoop van de woning geen doorgang kan vinden en de huurder treft geen blaam, dan behoudt de huurder het recht om het betaalde bedrag, zonder inhouding van kosten, terug te ontvangen, zonder dat eiseres rente behoeft te betalen over het betaalde bedrag.
2.4.
De levering van de woning aan erflaatster heeft niet plaatsgevonden.
2.5.
Na het overlijden van erflaatster zijn de huurrechten ingaande 6 april 2011 overgeschreven op naam van haar dochter [naam 1]. Zij heeft de huur betaald tot/met 25 augustus 2015. [naam 1] is op 24 november 2019 overleden.
2.6.
In januari 2020 bleek bij controle door (medewerkers van) eiseres dat er buitenlanders verbleven in de woning (zonder de huur te betalen).
2.7.
Naar aanleiding van een door eiseres achtergelaten bericht bij de woning heeft gedaagde contact opgenomen met eiseres en heeft zij aanspraak gemaakt op de woning.
2.8.
Bij brief van 6 juli 2021 verzoekt eiseres de sleutels van de woning aan haar te retourneren en is gedaagde een maand de tijd gegeven om de woning te ontruimen.
2.9.
Vervolgens is er over en weer tussen partijen gecommuniceerd waarbij gedaagde als erfgenaam aanspraak maakte op levering van de woning.
2.10.
Bij brief van 11 oktober 2021 sommeert de gemachtigde van de gezamenlijke erfgenamen eiseres om de minister te benaderen met het advies tot vestiging van het recht van erfpacht (ten behoeve van gedaagde) en bij het uitblijven daarvan de koopsom te restitueren binnen twee weken.
2.11.
Gedaagde heeft de woning niet ontruimd, noch de sleutels daarvan geretourneerd. Eiseres heeft niet aan de sommaties van de gemachtigde van gedaagde en voegende partij voldaan.