ECLI:NL:OGEAC:2021:271

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
CUR202103775
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt de verzoeker, een werknemer, het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao om verweerster, zijn werkgever, te veroordelen tot doorbetaling van zijn loon en emolumenten vanaf 26 oktober 2021, na een ontslag op staande voet dat hij aanvecht. De verzoeker stelt dat het ontslag nietig is omdat er geen dringende reden aanwezig was, en beroept zich op de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. Verweerster voert aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege werkweigering door de verzoeker. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2021 zijn er video-opnames van het incident getoond, waarin de verzoeker weigerde om instructies op te volgen. Het Gerecht oordeelt dat de werkgever voldoende dringende redenen heeft aangevoerd voor het ontslag op staande voet, en wijst de vordering van de verzoeker af. Daarnaast wordt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, met ingang van 15 december 2021, zonder toekenning van een vergoeding aan de verzoeker. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.S.F. Marshall,
tegen
de besloten vennootschap
MIKO CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. P.A. van den Hout.

1.Het procesverloop

Dat blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de mondelinge behandeling op 9 december 2021 (en de door partijen over en weer vooraf ingediende producties alsmede de ter behandeling overgelegde pleitnotities. Daarbij is zijdens verweerster tevens een zelfstandig verzoek tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zonder toekenning van een vergoeding ingediend).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het geschil

Verzoeker verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, verweerster veroordeelt om aan hem te betalen het toekomende loon en emolumenten vanaf 26 oktober 2021 en het bepaalde in artikel 7A:1614q BW en de wettelijke rente, verweerster te veroordelen tot doorbetaling van het loon zolang de arbeidsovereenkomst duurt, met veroordeling om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te hervatten op straffe van een dwangsom, met veroordeling van verweerster in de kosten van de procedure.
Verzoeker legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Op 26 oktober 2021 is verzoeker door verweerster ontslag op staande voet verleend, zonder dat een dringende reden aanwezig is. Verzoeker beroept zich op de nietigheid van het gegeven ontslag daar dit ontslag in strijd is met Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten zodat de dienstbetrekking tussen partijen in stand is en hij recht heeft op doorbetaling van het loon. Hij vordert daarnaast de wettelijke verhoging en de wettelijke rente wegens te late betaling van het loon.
2.3.
Verweerster voert verweer.
2.4.
Als zelfstandig verzoek heeft zij verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen per direct, althans op een door het gerecht te bepalen datum, voorwaardelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen en zonder toekenning van een vergoeding aan verzoeker, met veroordeling van verzoeker tot afgifte van het uniform en overige eigendommen van verweerster en met veroordeling van verzoeker in de kosten van de procedure.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Verzoeker is op 4 mei 2016 in dienst getreden van verweerster in de functie van “service (technische en logistieke) medewerker”. Bij schriftelijke overeenkomst d.d. 31 januari 2019 is de duur van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd ingaande 1 februari 2019, tegen een gemiddeld bruto maandsalaris van NAf 2.132,22 per maand.
3.2
Bij brief van 26 oktober 2021 met onderwerp “laatste waarschuwing” is verzoeker gewaarschuwd dat hij wederom te laat op het werk is gekomen zonder iets te laten weten en dat, indien hij zich niet houdt aan de regels en/of instructies, de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang zal worden beëindigd.
3.3.
Op dezelfde dag vond er een incident plaats waarbij verzoeker weigerde om met een bus van verweerster, waarvan de richtingaanwijzer defect was, een koffieapparaat te vervoeren. Dit incident is geëscaleerd. Bij brief van 26 oktober 2021 bevestigt verweerster dat verzoeker op staande voet is ontslagen. Als dringende reden staat in die brief vermeld: u heeft wederom geweigerd om redelijke instructies op te volgen. In de brief staat daarover:
“(…) U vertikt het pertinent om instructies op te volgen en zo ook vandaag, dat u aangeeft niet naar een klant te zullen gaan om een apparaat te installeren. U rechtvaardigt uw standpunt door te stellen dat de richtwijzer van de dienstwagen het niet doet en in dat kader hebt u zelfs de politie gebeld en hebt u een heel schandaal op het bedrijfsterrein uitgelokt.
Nog daargelaten dat u elke keer een andere reden hebt om niet te doen wat u conform uw contract dient te doen, is een kapotte richtingwijzer (…) wat ons betreft niet reden genoeg om uw werk te weigeren. Daarnaast geldt dat u ook niet iets anders bent gaan doen. U hebt er voor gekozen om buiten op de stoep te blijven zitten, ook nadat u door mij diverse keren bent verzocht om aan het werk te gaan en ook nadat u gewaarschuwd bent wat voor gevolgen uw weigering voor u heeft (…).”.
Van het incident is eerst door verzoeker en daarna door (de directeur van) verweerster video-opnames gemaakt.
3.4.
Bij brief van 2 november 2021 roept verzoeker de nietigheid van het ontslag in en sommeert hij verweerster om hem te berichten dat hij zijn werkzaamheden kan hervatten onder doorbetaling van het loon.
Verweerster heeft het loon niet doorbetaald.
Ter zake het verzoek
3.6.
In geschil is of verweerster verzoeker rechtsgeldig heeft ontslagen dan wel of het ontslag nietig is, met veroordeling van verweerster tot doorbetaling van loon.
3.7.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarnaast is nodig dat de reden voor het ontslag onverwijld aan de wederpartij is medegedeeld. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag dienen alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang in aanmerking te worden genomen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (HR 24 oktober 1986, NJ 1987,126).
3.8.
Voorop wordt gesteld dat uit de ontslagbrief (“Daarnaast geldt dat u ook niet iets anders bent gaan doen. U hebt er voor gekozen om buiten op de stoep te blijven zitten, ook nadat u door mij diverse keren bent verzocht om aan het werk te gaan en ook nadat u gewaarschuwd bent wat voor gevolgen uw weigering voor u heeft”) is op te maken dat de werkweigering op dat laatste (“niet iets anders bent gaan doen") is gebaseerd. In zoverre kan onbesproken worden gelaten of sprake is van werkweigering door verzoeker om met de in 3.3. bedoelde bus van verweerster een koffieapparaat te vervoeren.
3.9.
Ter zitting zijn door verzoeker en door verweerster video-opnames getoond van het incident. Op de eerste video-opname (opgenomen rond 09.30 uur door verzoeker) is te zien dat verzoeker op een stoep zit en de in 3.2. bedoelde waarschuwingsbrief in zijn hand heeft. Voorts is te horen dat verzoeker zegt dat hij niet met de bus kan rijden waarop de directeur van verweerster (herhaaldelijk) hoorbaar emotioneel zegt “als je niet gaat werken, dan ga je maar naar huis” en daarna “ga naar huis”. Op de tweede video-opname (opgenomen door verweerster) is hetzelfde moment te zien. Op de derde video-opname (opgenomen rond 10.30 uur door verweerster) is te zien dat verzoeker nog steeds op de zelfde plek zit en dat de directeur van verweerster naar hem toeloopt en herhaaldelijk tegen hem zegt “als je wil werken, ga werken”.
3.10.
Desgevraagd verklaart verzoeker dat toen de directeur van verweerster tegen hem zei “als je wil werken, ga werken”, hem niet is gezegd wat hij moest gaan doen. Voorts verklaart verzoeker dat verweerster hem toen al naar huis had gestuurd en dat hij hier niet tegen in kan gaan. Deze verklaringen overtuigen niet. Verzoeker had immers (de office manager dan wel de directeur) om (andere) werkzaamheden dan wel om een ander transportmiddel kunnen vragen, hetgeen hij heeft nagelaten. Hij is blijven zitten op dezelfde plek (waar hij tijdens de eerste en tweede video-opnames zat) en heeft geen aanstalten gemaakt om op te staan om te gaan werken. Het gedrag van verzoeker staat derhalve haaks op zijn verklaring dat hij wilde werken. Dat de directeur van verweerster op dat moment niet specifiek heeft gezegd wat (dan wel welke werkzaamheden) verzoeker dan moest doen, doet aan het voorgaande niet af. Evenmin doet af de omstandigheid dat verzoeker al eerder een boete heeft gekregen voor het rijden met de desbetreffende bus van verweerster wegens het niet bij zich hebben van een geldig verzekeringsbewijs.
3.11.
Met verweerster is het gerecht derhalve van oordeel dat het voorgaande voldoende dringende reden voor het ontslag op staande voet oplevert. De door verzoeker verzochte (door)betaling van het loon en de verzochte werkhervatting worden afgewezen.
3.12.
In de werknemer-werkgever relatie ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.
Ter zake de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
3.13.
Uit het vorenstaande volgt dat het gerecht van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 26 oktober 2021 rechtsgeldig is geëindigd met het ontslag op staande voet. Slechts voor het geval in hoger beroep het ontslag op staande voet zou worden vernietigd, en de arbeidsovereenkomst daardoor niet reeds op 26 oktober 2021 is geëindigd, overweegt het gerecht nog als volgt.
3.14.
Ingevolge lid 1 van artikel 7A:1615w BW kunnen partijen de rechter verzoeken de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen ontbonden te verklaren. Het tweede lid van artikel 7A:1615w BW bepaalt dat als gewichtige redenen worden beschouwd, onder meer, veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3.15.
De vraag of de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden verklaard, wordt, onder verwijzing naar het hiervoor overwogene, bevestigend beantwoord. Genoegzaam is gebleken dat door de gedragingen c.q. handelingen van verzoeker sprake is van een vertrouwensbreuk. Dit heeft het gerecht partijen ter zitting ook voorgehouden. Beide partijen hebben immers gemeend om het incident middels video-opnames te moeten vast te leggen, waarbij eerst verzoeker tot video-opname is overgegaan, terwijl hij daarnaast nog de politie er bij heeft gehaald. Gelet op het voorgaande behoort een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden. Dit leidt tot de slotsom dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormen, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst, voor zover bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis komt vast te staan dat deze niet op 26 oktober 2021 is geëindigd, op korte termijn behoort te eindigen. Het gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden (voorwaardelijk) ontbinden zonder toekenning van een vergoeding, nu in het voor overwogene ligt besloten dat die veranderingen in de omstandigheden aan verzoeker te wijten zijn.
3.16.
Voor zover verzoeker nog beschikt over het uniform en overige eigendommen toebehorend aan verweerster, zal het gerecht hem tot afgifte daarvan veroordelen.
3.17.
In de werknemer-werkgever relatie ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

4.De beslissing

Het Gerecht:

Ter zake het verzoek
4.1.
wijst het verzochte af;
Ter zake de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen verzoeker en verweerster met ingang van 15 december 2021, zonder toekenning van een vergoeding;
4.3.
voor zover verzoeker nog over het uniform en overige eigendommen toebehorend aan verweerster beschikt:
veroordeelt verzoeker tot afgifte daarvan aan verweerster;
Ter zake het verzoekschrift en het zelfstandig tegenverzoek
4.4.
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.