In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de beroepen die door eiser, een longarts en medewerkende van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), zijn ingesteld tegen waarschuwingen die hem door de SVB zijn opgelegd. De waarschuwingen waren gebaseerd op het niet overleggen van een bewijs van toelating aan een ziekenhuis. Eiser heeft in totaal twee beroepen ingesteld, CUR201804489 en CUR202102359, naar aanleiding van waarschuwingen die hij op respectievelijk 18 oktober 2018 en 15 juli 2021 ontving. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de waarschuwingen geen beschikkingen zijn in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat zij niet op een wettelijk voorschrift berusten. Dit oordeel is in lijn met de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal van de Raad van State van 24 januari 2018 over bestuurlijke waarschuwingen.
Het Gerecht heeft verder overwogen dat een beschikking een publiekrechtelijke rechtshandeling is die gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift. De SVB betoogde dat de waarschuwingen wel degelijk op een wettelijk voorschrift berustten, omdat het convenant tussen de SVB en de Vereniging Medisch Specialisten Curaçao (VMSC) als gedragslijn fungeert. Het Gerecht heeft dit betoog verworpen, omdat het convenant een privaatrechtelijke overeenkomst is en geen publiekrechtelijke grondslag biedt voor het geven van waarschuwingen. Eiser kan tegen de waarschuwingen geen beroep instellen bij de Lar-rechter, maar de rechtmatigheid van de waarschuwingen kan in een latere procedure aan de orde worden gesteld als gevolg van een bestuurlijke sanctie die voortvloeit uit een volgende overtreding.
De uitspraak van het Gerecht is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.