ECLI:NL:OGEAC:2021:279

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
CUR201904613
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en geschil over huuropbrengsten en passiva

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen, eiseres en gedaagde, over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. Partijen zijn op 2009 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben op respectievelijk 21 september 2017 en 6 december 2017 een echtscheidingsverzoek ingediend. De echtscheidingsbeschikking is op 30 januari 2018 uitgesproken en op 16 maart 2018 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. Eiseres vordert onder andere dat gedaagde deugdelijke rekening en verantwoording aflegt voor het door hem gevoerde beheer over de bestanddelen van de ontbonden gemeenschap, en dat hij alle onttrokken bestanddelen terugbrengt in de gemeenschap. Gedaagde heeft in zijn verweer gesteld dat eiseres niet meewerkte aan de verdeling en dat hij emotioneel en financieel in de problemen zit door onverhuurde onroerende zaken en hoge schulden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de peildatum voor de verdeling de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek is, en dat de waarde van de te verdelen goederen moet worden vastgesteld op basis van de datum van feitelijke verdeling. Het Gerecht heeft ook overwogen dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gemeenschappelijke goederen, en dat de rechter de wijze van verdeling kan vaststellen op basis van billijkheid. De zaak is aangehouden voor nadere informatie over de activa, passiva en de hoogte van de belastingschulden, en er is een nieuwe mondelinge behandeling gepland.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201904613
Vonnis d.d. 25 oktober 2021
inzake
…. (EISERES),
wonende in Curaçao,
(eiseres),
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
tegen
…. (GEDAAGDE),
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris.
Partijen zullen hierna (eiseres) en (gedaagde) worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 4 oktober 2020 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord met producties, van 25 mei 2020;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 28 augustus 2020;
  • de in het kader van voornoemde mondelinge behandeling overgelegde nadere producties;
  • de – gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de alimentatiezaak tussen partijen met nummer CUR202001554 gehouden – voortzetting van de comparitie op 20 november 2020 en 7 december 2020 waarbij beide partijen tezamen met hun gemachtigden aanwezig waren, en waarbij aan de zijde van (gedaagde) tevens aanwezig was de heer …., als tolk en adviseur;
  • de in het kader van de voortzetting van de behandeling door partijen overgelegde nadere producties en de pleitaantekeningen zijdens (gedaagde);
  • de e-mails van 23 november 2020 en 9 december 2020 van de zittingsgriffier aan de gemachtigden van partijen waarin de ter zitting van respectievelijk 20 november 2020 en 7 december 2020 gemaakte onderlinge afspraken zijn weergegeven;
  • de door partijen op 1 maart 2021 genomen aktes met producties;
  • de door partijen op 31 mei 2021 genomen antwoordaktes met producties.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
a. Partijen zijn op ….. 2009 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
(eiseres) en (gedaagde) hebben respectievelijk op 21 september 2017 en 6 december 2017 een echtscheidingsverzoek ingediend. De echtscheidingsbeschikking is uitgesproken op 30 januari 2018. Deze is op 16 maart 2018 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

3.Het geschil

3.1. (
eiseres) vordert om, voor zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( i) “gedaagde te veroordelen deugdelijke rekening en verantwoording af te
leggen voor het door hem gevoerde beheer over de bestanddelen, zowel activa als passiva, behorende tot de ontbonden gemeenschap en wel sedert het moment, dat in goede justitie door het Gerecht zal zijn bepaald, althans sedert het moment waarop die ontbonden gemeenschap ontbonden geraakte tot en met de dag waarop partijen de ontbonden gemeenschap zullen hebben verdeeld onder elkaar, althans de dag waarop het gerecht, conform het hierna gevorderde, de ontbonden gemeenschap onder partijen zal hebben verdeeld;
( ii) gedaagde te veroordelen om al hetgeen door hem aan de ontbonden
gemeenschap is onttrokken, waaronder de minimarket van partijen aan de (....weg) … en de woning in ….., in de Volksrepubliek China, gedaagde genoegzaam bekend, althans de waarde van deze bestanddelen, zoals deze waarden door partijen in onderling overleg zal worden bepaald, of, bij gebreke van een dergelijke waardebepaling door partijen, door een of meer door het gerecht in goede justitie te benoemen deskundige(n), zullen zijn bepaald, in de ontbonden gemeenschap in of terug te brengen, zodat die onttrokken bestanddelen, althans die waarden daarvan in de verdeling tussen partijen kunnen worden betrokken;
( iii) teneinde de gevorderde verdeling van de ontbonden gemeenschap mogelijk
te maken, gedaagde, mede met het oog op en met in acht name van het sub (i) en sub (ii) van dit petitum gevorderde, te veroordelen, jegens (eiseres) en het gerecht, volledige opgave te doen van alle tot de ontbonden gemeenschap behorende bestanddelen, zowel activa als passiva, en wel middels overlegging aan (eiseres) en het gerecht van een beschrijving van al die bestanddelen, althans voor recht te verklaren dat de ontbonden gemeenschap, in ieder geval, is overeenkomstig de daarvan door (eiseres) in het geding gebrachte beschrijving;
( iv) met bepaling dat gedaagde, voor zover hij niet binnen de door het gerecht in
goede justitie, naar redelijk- en billijkheid, te bepalen termijn, nadat het vonnis in deze procedure zal zijn gewezen, althans dit vonnis aan hem zal zijn betekend, de hiervoor, sub (i) van dit petitum, gevorderde rekening en verantwoording zal hebben afgelegd en/of voormelde, sub (ii) van dit petitum gevorderde, inbreng zal hebben gerealiseerd en/of de hiervoor sub (iii) van dit petitum, bedoelde boedelbeschrijving zal hebben overgelegd aan (eiseres) en het gerecht, ten gunste van (eiseres), een dwangsom van ANG 10.000,=, of enig ander door het gerecht in goede justitie, naar redelijk- en billijkheid, te bepalen bedrag, zal verbeuren, en wel voor iedere dag die zal aanvangen zonder dat gedaagde aan het hem door het gerecht bevolene zal hebben voldaan en voor zo lang hij niet aan een van die veroordelingen sub (i), (ii) of (iii) zal hebben voldaan;
( v) gedaagde, nadat de hiervoor sub (i), (ii) of (iii) gevorderde rekening en
verantwoording, inbreng en beschrijving zullen zijn gerealiseerd door gedaagde, te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan (eiseres) te betalen de somma, die gelijk is aan 50% van het saldo van de door (eiseres) dan wel het gerecht goed te keuren en/of vast te stellen opbrengsten en uitgaven, die zijn voortgekomen of gedaan in het kader van het beheer door gedaagde van de ontbonden gemeenschap;
( vi) over te gaan tot de verdeling tussen partijen van de ontbonden gemeenschap en,
voor zover zulks noodzakelijk mocht blijken te zijn ter effectuering van die verdeling, een of meer deskundigen te benoemen ter vaststelling van de waarden van de te verdelen tot de ontbonden gemeenschap behorende (register-)goederen, althans de openbare verkoop van de daarvoor in aanmerking komende bestanddelen van de ontbonden gemeenschap, ten overstaan van een door het gerecht aan te wijzen notaris, te gelasten;
( vii) gedaagde te veroordelen de wettelijke rente te betalen over alle bedragen, die hij, op basis van het in deze procedure te geven vonnis, aan (eiseres) en/of aan de ontbonden gemeenschap zal moeten voldoen, en wel met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, en, ten slotte,
( viii) gedaagde te veroordelen in de kosten van deze enkel door zijn toedoen noodzakelijk geworden procedure, waarin geen reden gevonden kan worden voor compensatie van de proceskosten tussen partijen.
3.2. (
eiseres) legt aan de vordering het volgende ten grondslag. (gedaagde) beheert – met uitsluiting van (eiseres) – (vrijwel) alle tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende bestanddelen, inclusief het gebruik van de echtelijke woning en het verhuur van overige tot de gemeenschap behorende goederen. Hij weigert om daarover informatie te verstrekken, om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer en om (eiseres) mee te laten delen in de opbrengst. Ook heeft hij over bestanddelen van de ontbonden gemeenschap beschikt door deze deels op naam van familie en vrienden te doen stellen, teneinde de gemeenschap te benadelen. Hij laat gemeenschapsschulden onbetaald. (gedaagde) weigert om tot een beschrijving van de volledige ontbonden gemeenschap te geraken en om tot verdeling over te gaan.
3.3. (
gedaagde) heeft het volgende tot verweer gevoerd. Dat verdeling is uitgebleven is aan (eiseres) te wijten. Zij wenste ineens niet meer mee te werken aan de verdeling conform de door de notaris opgestelde vaststellingsovereenkomst waarbij diverse onroerende goederen hypotheekvrij op naam van de kinderen zouden worden overgeschreven en (gedaagde) alle schulden op zich nam. (gedaagde) is emotioneel en financieel ten einde raad. Hij heeft onder meer te kampen met onverhuurde, leegstaande registergoederen, terwijl hij voor de daarop gevestigde hypotheken maandelijks fikse betalingsverplichtingen heeft. Daarnaast dient hij iedere maand onmogelijk hoge bedragen af te dragen aan andere schuldeisers, waaronder de bank, de Landsontvanger en leveranciers. (gedaagde) heeft geen goederen aan de gemeenschap onttrokken. Omdat (eiseres) probeerde bestanddelen aan de ontbonden gemeenschap te onttrekken, waaronder de woning in …., was (gedaagde) genoodzaakt een raadsvrouw in China in de arm te nemen. Omdat daarover in China een rechtszaak aanhangig is, dient dit bestanddeel in de onderhavige procedure buiten beschouwing te blijven. (gedaagde) is altijd bereid geweest inzicht te verschaffen in het beheer, dan wel de omvang van de ontbonden gemeenschap. Ondanks de pogingen daartoe van (gedaagde) was (eiseres) niet bereid om tot verdeling over te gaan, zodat niet (gedaagde) maar (eiseres) in de proceskosten moet worden veroordeeld.
3.4. (
gedaagde) vordert in reconventie om:
“de rechtscriteria vast te willen stellen op grond waarvan de notaris geen enkele zwarigheid meer zal behoeven tegenkomen bij de finalisering van de scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap; voorts zover zulks noodzakelijk mocht blijken ter feitelijke effectuering van die verdeling, een of meer onafhankelijke deskundigen te benoemen ter vaststelling van de waarden van de diverse bestanddelen, wijders dat de daadwerkelijke verdeling zo niet ten overstaan van de benoemde notaris, dan in ieder geval bij comparitie van partijen ten overstaan van het Gerecht zal plaatsvinden.
Voorts met bepaling dat eiseres), voor zover zij niet binnen de door Uw Gerecht in goede justitie, naar redelijk- en billijkheid, te bepalen termijn, nadat het vonnis in deze procedure zal zijn gewezen, althans dit vonnis aan haar zal zijn betekend, ten faveure van gedaagde een dwangsom -naar hoegrootheid door Uw Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag- zal verbeuren en wel voor iedere dag dat (eiseres) aan het haar door Uw Gerecht bevolene niet zal hebben voldaan en voor zolang zij niet aan enig geëiste volledig zal hebben voldaan.
Wijders eiseres te veroordelen de wettelijke rente te betalen over alle bedragen die zij, op basis van het in deze procedure te geven vonnis, aan (gedaagde) en/of aan de ontbonden vennootschap zal moeten voldoen, en wel met ingang van de datum van echtscheiding, althans een datum in goede justitie te bepalen.”
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als deelgenoten geen overeenstemming over de verdeling van gemeenschappelijke goederen kunnen bereiken, dan kan de rechter de wijze van verdeling daarvan op de voet van art. 3:185 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. Het Gerecht zal, het voorgaande in aanmerking nemende, de gemeenschap van partijen verdelen op de hierna te bepalen wijze.
peildatum
4.2.
De peildatum voor de vaststelling van de samenstelling en de omvang van de huwelijksgemeenschap is het tijdstip van ontbinding van de huwelijks-gemeenschap. Naar huidig recht is dat de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, als er daarna ook echtscheiding volgt (dat wil zeggen: inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand). De peildatum is dan ook 21 september 2017.
4.3.
Voor het vaststellen van de waarden van de te verdelen gemeenschaps-goederen geldt de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen anders met elkaar zijn overeengekomen of de redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzet. Voor de waardering van de saldi van de te verdelen bankrekeningen en de vaststelling van de hoogte van de gemeenschapsschulden moet worden uitgegaan van de datum van de ontbinding van de gemeenschap.
omvang en samenstelling
4.4.
Aangezien de omvang en samenstelling van de boedel uitvoerig is besproken gaat het Gerecht ervan uit dat (eiseres) geen belang meer heeft bij de door haar onder (iii) gevorderde boedelbeschrijving als bedoeld in artikel 3:194 BW.
4.5.
Partijen zijn het eens over de volgende samenstelling van de boedel op de peildatum en, voor zover deze daarbij wordt genoemd, de bij de verdeling daarvan te hanteren waarden:
ACTIVA
De onroerende zaak gelegen te (…wijk…) .., (taxatie)waarde (NAf ....);
De onroerende zaak gelegen aan de (....weg) 48, (taxatie)waarde (NAf ....);
De onroerende zaak gelegen aan de (....weg) 77, (taxatie)waarde (NAf ....);
De opstallen op huurgrond gelegen te …, waarde (NAf ....);
De onroerende zaak gelegen in China, (…), (taxatie)waarde NAf ….;
De onroerende zaak gelegen in China, (…), (taxatie)waarde NAf ….;
De zich in de woning aan de (....weg) 48 bevindende inboedel;
Een motorvoertuig Lexus IS 250, kenteken (…);
Een motorvoertuig Toyota Van, kenteken (…), bouwjaar 2008, (taxatie)waarde NAf 11.000;
De lijfgoederen en andere persoonlijke goederen van (gedaagde);
De lijfgoederen en andere persoonlijke goederen van (eiseres);
Het saldo op de bankrekeningen op naam van (gedaagde);
Het saldo op de bankrekeningen op naam van (eiseres);
PASSIVA
14. Een op 6 mei 2013 aangegane (hypotheek)lening bij de MCB Bank (met nummer …) op naam van partijen, waarvan het openstaande saldo op de peildatum NAf … bedroeg;
14. Een op 6 mei 2013 aangegane (hypotheek)lening bij de MCB Bank (met nummer …) op naam van (eiseres), waarvan het openstaande saldo op de peildatum 31 december 2020 NAf …. bedroeg;
14. De belastingschulden op naam van (eiseres);
14. De belastingschulden op naam van (gedaagde).
4.6.
Ten aanzien van de hiernavolgende posten is nog onduidelijk en/of in geschil of deze op de peildatum tot de boedel behoorden:
18. Een op 6 mei 2013 aangegane (hypotheek)lening bij de MCB Bank tot een bedrag van NAf …. aangaande de (kaya ....) 4;
18. Vorderingen van de belastingdienst aangaande schulden op naam van niet meer actief zijnde, dan wel opgeheven vennootschappen (… N.V. en … N.V.;
18. Belastingschulden op naam van (een) eenmansza(a)k(en) op naam van (gedaagde), te weten (naam) en (naam);
18. Eventuele activa van (een) eenmansza(a)k(en) op naam van (gedaagde);
18. Een schuld aan United Distributors;
18. Een lening bij de vader van (gedaagde);
18. Een lening bij de moeder van (eiseres).
4.7. (
gedaagde) ging in het ter zitting van 28 augustus 2020 overgelegde overzicht nog uit van een waarde van NAf 50.000 voor aandelen in (naam) N.V. Uit hetgeen partijen nadien hebben aangevoerd en overgelegd wordt afgeleid dat zij op de peildatum niet meer over aandelen in deze vennootschap beschikten.
4.8.
Ingevolge artikel 3:172 BW delen de deelgenoten, tenzij een regeling anders bepaalt, naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert. Gelet daarop zullen de hierna volgende posten in de verdeling worden betrokken:
25. De huuropbrengsten vanaf de peildatum van het winkelgedeelte van de onroerende zaak aan de (....weg) ..;
25. De huuropbrengsten vanaf de peildatum van het winkelgedeelte van de onroerende zaak aan de (....weg) ..;
25. De huuropbrengsten vanaf de peildatum van het “laundry” gedeelte van de onroerende zaak aan de (....weg) ..;
25. De huuropbrengsten vanaf de peildatum van de onroerende zaak te (wijk) ...
Ten aanzien van de onder 8 genoemde vier appartementen in (wijk) zijn partijen het erover eens dat deze geen huuropbrengsten hebben opgeleverd.
4.9.
Op grond van voornoemd artikel 3:172 BW moeten deelgenoten in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. Artikel 3:184 BW bepaalt dat ieder van de deelgenoten bij een verdeling kan verlangen dat op het aandeel van een andere deelgenoot wordt toegerekend hetgeen deze aan de gemeenschap schuldig is. Hieronder is mede begrepen datgene wat deze deelgenoot aan een andere deelgenoot schuldig is op grond van de bijdrageplicht van art. 3:172 BW (vgl. HR 11 oktober 1990, NJ 1992/600). Gelet daarop zal de regresvordering van (gedaagde) op (eiseres) terzake van de helft van de door hem betaalde aflossingen op de (hypotheek)schulden en brandverzekeringspremies met betrekking tot de tot de boedel behorende onroerende zaken in de verdeling worden betrokken.
4.10. (
eiseres) maakt aanspraak op een gebruiksvergoeding wegens het gebruik door (gedaagde) van het woongedeelte van de onroerende zaak aan de (....weg) 48.
toedeling en waardering activa
4.11.
Partijen zijn het erover eens dat de onder 8 genoemde Lexus IS 250, kenteken …, na de peildatum is verkocht en dat de opbrengst is besteed aan de aflossing van gemeenschapsschulden. Dit voertuig hoeft dus niet meer in de verdeling te worden betrokken.
4.12.
In het door (eiseres) voorafgaand aan de zitting van 28 augustus 2020 overgelegde overzicht is ten aanzien van de onder 12 en 13 genoemde banksaldi op naam van partijen vermeld dat deze NAf 0 bedroegen. In de latere bijgewerkte overzichten van beide partijen kwamen deze posten niet meer terug. Partijen hebben daarover ook overigens niets aangevoerd. Daaruit wordt afgeleid dat deze saldi geacht kunnen worden te zijn verdeeld, in die zin dat elke partij de gelden die op de peildatum op de bankrekening(en) op zijn/haar naam stonden behoudt, zonder verrekening.
4.13.
Uit hetgeen partijen ter zitting van 28 augustus 2020 over de onder 10 en 11 genoemde persoonlijke (lijfs)goederen hebben opgemerkt en de omstandigheid dat daarover nadien niets meer is aangevoerd wordt afgeleid dat deze goederen geacht kunnen worden te zijn verdeeld, in die zin dat elke partij de eigen persoonlijke (lijfs)goederen behoudt die hij/zij thans onder zich heeft, zonder verrekening.
4.14.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende activa aan (eiseres) zullen worden toegedeeld, waarbij zij – in beginsel – de helft van de (over)waarde aan (gedaagde) moet betalen wegens overbedeling:
  • De onroerende zaak gelegen te (....weg) .., (taxatie)waarde (NAf ....);
  • De onroerende zaak gelegen in China, …, (al dan niet) tegen een waarde van NAf …;
  • Het motorvoertuig Toyota Van, kenteken …, bouwjaar 2008, tegen een waarde van NAf 11.000.
4.15.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende activa aan (gedaagde) zullen worden toegedeeld, waarbij hij – in beginsel – de helft van de (over)waarde aan (eiseres) moet betalen wegens overbedeling:
  • De onroerende zaak gelegen te (wijk) ..tegen een waarde van (NAf ....);
  • De onroerende zaak gelegen te (....weg) ..., (taxatie)waarde (NAf ....);
  • De opstallen op huurgrond gelegen te (wijk) .. tegen een waarde van (NAf ....);
  • De onroerende zaak gelegen in China, …, (al dan niet) tegen een waarde van NAf ….
4.16.
Gelet op het voorgaande wordt (eiseres) geacht geen belang meer te hebben bij hetgeen zij onder (ii) heeft gevorderd.
4.17.
Met betrekking tot de Toyota Van heeft (gedaagde) bij akte van 31 mei 2021 aangevoerd dat deze vooralsnog niet aan (eiseres) kan worden overgedragen omdat daarop een beslag rust.
onroerende zaken
4.18. (
eiseres) heeft zich bij haar akte van 1 maart 2021 op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de woningen in China tussen partijen inmiddels verrekening ten overstaan van de Chinese rechter heeft plaatsgevonden. Bij haar akte van 31 mei 2021 heeft zij als productie 45 documenten overgelegd ter onderbouwing daarvan. Uit de omstandigheid dat dit door (gedaagde) niet is weersproken wordt afgeleid dat in de onderhavige procedure kan worden volstaan met de toedeling aan partijen conform hetgeen onder 4.14 en 4.15 is vermeld, zonder verdere verrekening van de waarde van deze activa.
4.19.
Voor wat betreft de overige onroerende zaken geldt steeds dat de partij aan wie deze wordt toegedeeld, wegens overbedeling de helft van de overwaarde (het verschil tussen de taxatiewaarde en het op de datum van verdeling en levering bestaande saldo van de hypotheek) aan de andere partij dient te vergoeden. Uit de door (gedaagde) bij zijn akte van 1 maart 2021 als productie 9 overgelegde brief van de MCB volgt dat de saldi van de hypotheekleningen met nummers … en … per 31 december 2020 NAf … en NAf … bedroegen. Welke lening betrekking heeft op welke van de twee onroerende zaken aan de (....weg) kan het Gerecht op basis van de thans beschikbare gegevens niet vaststellen. Voor zover ook met betrekking tot de (kaya ....) .. (wijk) een hypotheeklening is aangegaan, hetgeen (gedaagde) in zijn akte van 1 maart 2021 – met verwijzing naar de bij die akte overgelegde productie 8 – voor het eerst, maar onweersproken, heeft aangevoerd, dient hij voor de vaststelling van de hoogte van de overwaarde alsnog inzichtelijk te maken wat het openstaande saldo is van die lening is.
4.20.
Voor zover op de onroerende zaken een hypotheek is gevestigd zal degene aan wie de onroerende zaak wordt toegedeeld ervoor zorg dienen te dragen dat de ander wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheeklening. Er zal een termijn moeten worden bepaald waarbinnen dat dient te worden geregeld. Lukt dat niet, dan moet de onroerende zaak worden verkocht en de opbrengst – na aftrek van de kosten en de aflossing van de hypotheeklening – worden verdeeld. Partijen mogen zich nog uitlaten over de hiervoor te hanteren termijn. Voor wat betreft de verschuldigde hypotheekpenningen sinds de peildatum en tot de datum van verdeling geldt dat deze door elk van partijen voor de helft dienen te worden gedragen. Niet in geschil is dat deze door (gedaagde) zijn voldaan. Ten aanzien van de helft daarvan heeft hij een regresvordering op (eiseres). Daarop zal – evenals op de door (eiseres) gevorderde gebruiksvergoeding voor het exclusief gebruik door (gedaagde) van de woning aan de (....weg) .. – later worden ingegaan.
inboedel (....weg) ...
4.21.
Partijen waren aanvankelijk, te weten ter zitting van 28 augustus 2020, overeengekomen dat de zich in de voormalige echtelijke woning bevindende inboedel aan (eiseres) zou worden toegedeeld tegen een waarde van NAf 2.000. Bij zijn akte van 1 maart 2021 is (gedaagde) daarop terugkomen. Daarbij heeft hij als productie 13 stukken overgelegd waaruit blijkt dat er op 11 oktober 2018 door de Landsontvanger beslag is gelegd op deze inboedel. Hij stelt voor om, wegens verknochtheid van het beslag aan hem, de beslagen inboedel aan hem toe te bedelen tegen de overeengekomen waarde.
4.22.
Te meer nu partijen het er inmiddels over eens zijn dat de onroerende zaak aan de (....weg) 48 aan (gedaagde) zal worden toegedeeld, ligt het – naar het voorlopig oordeel van het Gerecht – in de rede om de zich daarin bevindende inboedel aan (gedaagde) toe te delen. Daartegen heeft (eiseres) zich, bij haar akte van 31 mei 2021, echter verzet. Zij stelt zich op het standpunt dat het beslag niet aan afgifte van de inboedel aan haar in de weg staat, en dat de marktwaarde eigenlijk NAf 50.000 is. Volgens haar had (gedaagde) een lage waarde aangevoerd omdat hij de inboedel tegen een laag bedrag wilde behouden, heeft zij daarop bedongen deze tegen die waarde toegedeeld te krijgen en wenst (gedaagde) nu op zijn instemming daarmee terug te komen omdat de waarde veel hoger is. Zij betwist dat sprake is van verknochtheid aan (gedaagde) en heeft opgemerkt dat de belastingschulden op grond waarvan het beslag is gelegd, verwijzen naar zakelijke cribnummers. (gedaagde) heeft daarop nog niet kunnen reageren. Daartoe dient hij alsnog de gelegenheid te krijgen. Te meer nu de stellingen over de waarde van de inboedel nogal uiteen lopen – (eiseres) stelde zich aanvankelijk op het standpunt dat deze NAf 72.000 waard is – dienen beide partijen hun stellingen omtrent de door hen gestelde waarde nader te onderbouwen.
activa eenmansza(a)k(en) op naam van (gedaagde)
4.23.
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en overgelegd volgt dat sprake is van (een) eenmansza(a)k(en) op naam van (gedaagde). Eventueel te verdelen activa op naam daarvan zijn nog niet besproken.
verdeling opbrengsten activa
4.24.
Op grond van artikel 3:173 BW dient de deelgenoot die voor de overige deelgenoten beheer heeft gevoerd, jaarlijks op vordering van een andere deelgenoot, rekening en verantwoording af te leggen. (gedaagde) heeft – conform zijn ter zitting van 28 augustus 2020 gedane toezegging daartoe – op 17 november 2020 verschillende documenten in het geding gebracht, waaronder huurovereenkomsten, kwitanties van huurbetalingen in de periode vanaf 1 september 2017 tot en met 1 december 2020 en documenten aangaande door hem (gestelde) verrichte aflossingen op boedelschulden. Nu (eiseres) alleen de juistheid, maar niet de volledigheid van deze gegevens heeft weersproken, wordt het ervoor gehouden dat aan het door (eiseres) onder (i) verzochte is voldaan en dat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
4.25.
Zoals reeds onder 4.8 is overwogen dienen de huuropbrengsten tussen partijen naar evenredigheid te worden verdeeld. Aangezien het periodieke betalingen betreft die bij vooruitbetaling dienen te worden voldaan, zal worden uitgegaan van de huurpenningen over de periode vanaf 1 oktober 2017 tot en met de datum van verdeling en levering. (gedaagde) heeft er in dit kader op gewezen dat er over de huurinkomsten 65% belasting dient te worden betaald. Aangezien niet in geschil is dat de boekhouder bij ieder van partijen de helft van die 65% van de huurinkomsten in hun respectieve aangiftes inkomstenbelasting heeft opgegeven, gaat het Gerecht ervan uit dat er geen verrekening van op de huurinkomsten geheven belastingen hoeft plaats te vinden.
4.26.
Uitgaande van de door (gedaagde) overgelegde huurovereenkomsten en kwitanties waren de huuropbrengsten als volgt:
  • winkel (....weg) ..: NAf 1.500 per maand;
  • winkel (....weg) ..: NAf 3.250 per maand;
  • laundry (....weg) ..: NAf 1.800 per maand;
  • (wijk) ..: NAf 2.500 per maand (van … Minimarket) tot en met april 2019, en NAf 3.000 per maand (van … Minimarket) vanaf 1 mei 2019.
4.27. (
eiseres) stelt zich op het standpunt dat de door (gedaagde) overgelegde huurovereenkomsten en kwitanties vals zijn. Volgens haar voldoen de gestelde huurprijzen niet aan de richtlijnen van de huurcommissie (een percentage van de marktwaarde van 12% voor woonruimte en van 14% voor bedrijfsruimte als jaarhuurprijs) en waren de huurinkomsten tijdens het huwelijk veel hoger. Ten aanzien van de kwitanties heeft zij opgemerkt dat het opvallend is dat – in plaats van de huurder – (gedaagde) daarover beschikt, en dat deze allemaal met dezelfde pen in hetzelfde handschrift zijn opgemaakt. Volgens haar bedraagt de huur die feitelijk per maand wordt betaald NAf 5.500 voor de winkelruimte aan de (....weg) .., NAf 2.500 voor de laundry op dat adres en NAf 4.000 voor de winkelruimte te (wijk). (eiseres) heeft daarvan bewijs aangeboden door middel van het horen van getuigen. (eiseres) heeft verder nog aangevoerd dat (gedaagde) zijn zus gratis de bovenverdieping van de onroerende zaak te (wijk) .. in gebruik heeft gegeven. In haar berekening gaat zij uit van een huuropbrengst van NAf 1.000 per maand voor dit deel van het pand.
4.28.
In dit kader heeft (eiseres) verder nog opgemerkt dat het niet anders kan dan dat (gedaagde) inkomen verzwijgt, omdat uit zijn stellingen blijkt dat zijn uitgaven hoger zijn dan de door hem erkende inkomsten. Zij heeft op basis van de door (gedaagde) overgelegde gegevens berekend dat tussen de door hem opgegeven inkomsten aan huur en loon, en het totaal van hetgeen (gedaagde) aan aflossingen op de hypothecaire leningen en de betalingsregelingen met de Landsontvanger heeft betaald, een tekort resulteert van NAf 147.473. Daaruit trekt zij de conclusie dat het niet anders kan dan dat (gedaagde) inkomsten verzwijgt. Zij verzoekt om de (voormalige) boekhouder … op dit punt als getuige te horen.
4.29.
Als reactie op het verweer van (eiseres) aangaande de hoogte van de huurinkomsten heeft (gedaagde) aangevoerd dat de huurovereenkomsten ten tijde van het huwelijk zijn aangegaan en dat (eiseres) akkoord is gegaan met de door de boekhouder gedane opgave van de huurinkomsten in haar aangifte inkomstenbelasting van 2018 en 2019. (eiseres) betwist daarmee te hebben ingestemd en heeft er daarnaast op gewezen dat 65% van de (gestelde) huurinkomsten zijn opgegeven, terwijl de daadwerkelijk genoten huuropbrengsten (100%) in de verdeling dienen te worden betrokken.
4.30. (
gedaagde) heeft terecht opgemerkt dat de huurovereenkomst met betrekking tot de winkelruimte van de onroerende zaak gelegen aan de (....weg) 48 en die van de laundry aan de (....weg) .. ten tijde van het huwelijk zijn aangegaan. De huurprijs van die laundry is bovendien conform de richtlijnen waarop (eiseres) zich beroept. De huurprijzen van de winkelruimtes aan de (....weg) .. en .. liggen echter wel aanzienlijk lager dan deze richtlijnen. Mede gelet op hetgeen door partijen in dit kader is aangevoerd lijkt het zinvol om de (voormalige) boekhouder genaamd …, hierover ter zitting te horen.
4.31.
Voor wat betreft de onroerende zaak te (wijk) .. geldt dat uit de door (eiseres) op 20 november 2020 als productie 16 overgelegde notariële akte van levering van 19 september 2011 blijkt dat (wijk) .. kavel B en C aan partijen is overgedragen. (gedaagde) int kennelijk ook de huurpenningen voor de onroerende zaken te … .. en .. die van zijn vader zijn. Volgens hem leent hij deze, net als de huurpenningen die hij voor zijn tante int, om zijn gestelde tekorten aan te vullen. Waarom hij de geïnde gelden – naast zijn aanspraak op verrekening van de door hem verrichte aflossingen op boedelschulden – in het door hem als productie 2 bij zijn conclusie van antwoord overgelegde overzicht en het door hem ter zitting van 28 augustus 2020 overgelegde overzicht als passiva heeft opgevoerd is niet duidelijk. Aangezien hij deze in het bij zijn antwoordakte van 31 mei 2021 overgelegde overzicht van de passiva niet langer noemt gaat het Gerecht ervan uit dat hij zich niet langer op het standpunt stelt dat deze in de verdeling, dan wel verrekening moeten worden betrokken. Op de stelling van (eiseres) dat voor het gebruik van de woning op de bovenverdieping van de onroerende zaak te (wijk) .. (kennelijk is bedoeld (wijk) ..B) een bedrag van NAf 1.000 per maand moet worden meegenomen bij de verdeling van de huurinkomsten heeft (gedaagde) nog niet gereageerd. Daartoe zal hij alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
onderlinge draagplicht passiva
4.32.
Het Gerecht overweegt allereerst dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen nu een schuld geen goed is als bedoeld in artikel 3:182 BW. Voorop staat bovendien dat het niet mogelijk is door verdelingshandelingen wijzigingen aan te brengen in de in artikel 1:102 BW neergelegde aansprakelijkheid van partijen jegens schuldeisers. In de onderlinge verhouding tussen partijen dient ieder van hen voor de helft bij te dragen in de schuld tenzij daaromtrent anders wordt overeengekomen (artikel 1:100 BW) of een afwijkende draagplicht heeft te gelden op gronden van redelijkheid en billijkheid. Indien, ten slotte, één van partijen, daartoe aangesproken door de schuldeiser, meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem aangaat, heeft hij voor het meerdere een regresrecht op de andere partij (artikel 6:10 BW). Met inachtneming van dit uitgangspunt oordeelt het Gerecht als volgt.
4.33.
Voor wat betreft de hypotheekleningen wordt verwezen naar hetgeen onder 4.20 is overwogen. Na ontslag van de andere partij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid komt de resterende hypotheekschuld voor rekening van de partij aan wie de onroerende zaak waarop de hypotheek is gevestigd. Voor de overige schulden geldt – nu partijen daarover niets anders hebben aangevoerd – dat de degene op wiens naam de schuld staat jegens de ander gehouden is het openstaande saldo af te lossen, terwijl de ander jegens hem/haar gehouden is de helft daarvan te vergoeden. Voor zover partijen sinds de peildatum tot op heden aflossingen hebben verricht, heeft hij/zij een vordering op de ander uit hoofde van regres. Voor het – zoals overwogen in 4.9 – betrekken van deze regresvordering in de verdeling dient inzichtelijk te zijn welke betalingen zijn gedaan en waarop deze betrekking hebben.
hypotheekleningen
4.34.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt dat (gedaagde) – die de huurpenningen int – betalingen verricht ter aflossing op de bij de passiva als 14 en 15 genoemde hypotheekleningen bij de MCB. (gedaagde) heeft dan ook aanspraak op de helft van hetgeen hij sinds de peildatum ter aflossing op deze hypotheekleningen heeft betaald. Volgens het door hem op 28 augustus 2020 overgelegde schema bedroeg het op die datum afgeloste totaalbedrag NAf … met betrekking tot de lening met nummer … en NAf … met betrekking tot de lening met nummer ... Uiteindelijk dient het totaalbedrag op de datum van verdeling en levering tot uitgangspunt te worden genomen.
4.35. (
eiseres) heeft zich bij haar antwoordakte van 31 mei 2021 op het standpunt gesteld dat eventuele schade in de zin van strafinteresten zonder verrekening aan (gedaagde) moet worden toebedeeld. Dit omdat hij zou weigeren de huuropbrengsten van de boedel aan te wenden om de hypothecair verzekerde schulden af te lossen. Kennelijk baseert zij zich daarbij op het door (gedaagde) ter zitting van 20 november 2020 overgelegde overzicht van “loan & fee payments (2017-2020)” waaruit volgt dat verschillende keren “late payment fees” in rekening zijn gebracht. Dat verweer is tardief. (eiseres) was immers al vanaf die datum bekend met voornoemd overzicht. Het totaalbedrag daarvan heeft zij desondanks ook zelf gehanteerd in de door haar bij haar akte van 1 maart 2021 als productie 29 overgelegde bijgewerkte berekening.
schuld aan United Distributors
4.36. (
eiseres) heeft ter onderbouwing van haar betwisting dat de door (gedaagde) opgevoerde schuld bij United Distributors tot de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap behoort het volgende aangevoerd. Het betreft een schuld van de naamloze vennootschap (naam) N.V., die (onder meer) handelde onder de naam (naam) Minimarket. De schulden van deze vennootschap vallen niet in de gemeenschap. Bovendien zijn de aandelen in die vennootschap nog voor de peildatum, op 4 november 2016, verkocht aan een zakenpartner van (gedaagde) die als stroman optrad. Dit om (eiseres) te benadelen. De aandelen zijn immers verkocht voor NAf 50.000 terwijl de vennootschap op dat moment meer dan een miljoen aan activa had tegenover een schuld van ongeveer NAf 400.000. In de akte is niet vermeld dat schulden niet mee overgingen, dus deze zijn ongeclausuleerd mee overgegaan. (gedaagde) heeft zijn stroman vervolgens de eenmanszaak (gedaagde)’s Distribution laten oprichten om de groothandelsactiviteiten van (naam) N.V. te laten overnemen. Ter onderbouwing daarvan heeft (eiseres) verwezen naar een aantal uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel. Zij heeft ter zitting van 28 augustus 2020 een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel getoond (overgelegd als productie 3 bij het verweerschrift in de EJ-procedure) waarin is vermeld dat de vennootschap (naam) N.V. vanaf 1 december 2017 in liquidatie was en dat de registratie bij de Kamer van Koophandel op 7 juni 2019 is beëindigd.
4.37. (
gedaagde) erkent dat de aandelen in de vennootschap (naam) op 4 november 2016 zijn verkocht. De koopovereenkomst van die datum heeft hij op 17 november 2020 als productie 5 overgelegd. Hij stelt zich echter op het standpunt dat partijen na de peildatum producten zijn blijven afnemen bij United Distributors omdat zij hun groothandelsactiviteiten hebben voortgezet. Daarvoor werd volgens hem de door hen al langer gebruikte – niet geregistreerde – naam ‘Cash (naam)’ gebruikt en zijn partijen in overleg met de koper de bankrekening op naam van (naam) Minimarkt blijven gebruiken. (gedaagde) heeft in dat kader bankafschriften overgelegd van een MCB-bankrekening op naam van (naam) Minimarket die betrekking hebben op de periode september 2016 tot en met september 2020. Volgens (gedaagde) heeft de schuld bij United Distributors betrekking op geleverde producten waarvoor (eiseres), die volgens hem na de peildatum nog in de woning woonde, en (gedaagde) voor ontvangst hebben getekend.
4.38.
In reactie daarop heeft (eiseres) het volgende aangevoerd. (eiseres) heeft na de peildatum niet meer getekend voor de ontvangst van producten. Zij heeft de echtelijke woning op 30 november 2016 verlaten en heeft daarna nooit meer zaken gedaan met (gedaagde). ‘Cash (naam)’ is geen bedrijf, maar een aantekening van de eigenaar van United Distributors waarmee werd bedoeld dat alleen contant kon worden betaald. Dit omdat (gedaagde) zijn rekening niet betaalde. (gedaagde) probeert een opzetje te maken om deze schuld onder de te verdelen gemeenschap te scharen. (eiseres) heeft daartoe verwezen naar de door haar – voorafgaand aan de zitting van 7 december 2020 – als productie 27 overgelegde verklaring van directeur van United Distributors, (naam). Zij heeft bewijs aangeboden van die stelling door middel van het horen als getuige van die directeur.
4.39.
Gelet op voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de gestelde schuld bij United Distributors in de verdeling moet worden betrokken. Alvorens hierop te beslissen zal de gelegenheid van het horen van de voormalige boekhouder van partijen worden benut om na te gaan of deze een en ander kan ophelderen. Daarbij wordt opgemerkt dat, indien deze schuld al in de verdeling zal worden betrokken, (gedaagde) de hoogte van de door hem gestelde schuld nog dient te verduidelijken. Bij zijn akte van 1 maart 2021 – waarbij hij stelde dat ‘Cash (naam)’ een clandestien gehouden onderneming was, waarvan (eiseres) manager was – stelt (gedaagde) dat hij op de totale schuld van NAf 246.501,35 inmiddels een bedrag van NAf 89.752,56 heeft afbetaald. Daartoe heeft hij verwezen naar het bij die akte als productie 11 overgelegde document. Niet duidelijk is echter hoe dat zich verhoudt met het – in zijn ter zitting van 20 november 2020 overgelegde aanvullende conclusie na comparitie van partijen – ingenomen standpunt dat de hoofdsom NAf 89.752,56 bedroeg, en dat na aflossing van tien van de twaalf termijn nog een bedrag van NAf 14.958,76 open stond. Daarbij verwijst hij naar het bij die conclusie als productie 8 overgelegde document. Deze bedragen heeft hij ter zitting van 7 december 2020 herhaald. Deze komen bovendien overeen met de door (eiseres) als productie 27 (bij e-mail van 4 december 2020) overgelegde verklaring van de directeur van United Distributors.
belastingschulden (eiseres)
4.40. (
gedaagde) heeft aanvankelijk – met verwijzing naar de door hem op 17 november 2020 als productie 4 overgelegde betalingsregeling met de Landsontvanger – aangevoerd dat hij een bedrag van NAf 10.638,62 heeft betaald ter aflossing van een belastingschuld op naam van (eiseres). Ter zitting is echter besproken dat deze betaling geacht moet worden te zijn verrekend met de waarde van de Lexus van partijen, zoals onder 4.11 is overwogen.
4.41.
Voor wat betreft de in het kader van de verdeling te hanteren hoogte van de belastingschulden op naam van (eiseres) (cribnummer …) zijn in de loop van de procedure verschillende bedragen genoemd. Op 28 augustus 2020 stelde (eiseres) dat deze op NAf … moesten worden gesteld. Uit de door haar op 20 november 2020 overgelegde productie 15 volgt dat het totaalbedrag NAf … zou bedragen, waarvan NAf … openstond. In het door haar – voorafgaand aan de zitting van 27 december 2020 – als productie 25 overgelegde overzicht is een openstaand bedrag van NAf … vermeld. Als productie 28 heeft (eiseres) een drietal bewijzen overgelegd van door boekhouder (naam) verrichte betalingen aan de Landsontvanger van in totaal NAf 6.000. In de laatste door (eiseres) overgelegde berekening die zij als productie 29 bij haar akte van 1 maart 2021 heeft overgelegd gaat zij uit van een bedrag van NAf 6.000 aan belastingschulden op haar naam. Dit terwijl (gedaagde) in het door hem bij zijn antwoordakte van 31 mei 2021 overgelegde overzicht van de passiva uitgaat van een bedrag van NAf .... (eiseres) dient op dit punt nog helderheid te verschaffen.
belastingschulden (gedaagde)
4.42. (
gedaagde) heeft ten aanzien van de door hem ter onderbouwing van zijn belastingschulden overlegde stukken toegelicht dat hij twee cribnummers heeft, te weten zijn persoonlijke cribnummer … en het cribnummer … dat betrekking heeft op de eenmanszaak op zijn naam (waarvoor hij voor een bedrag van NAf … is aangeslagen). Hij stelt zich op het standpunt dat daarnaast aan hem persoonlijk schulden worden toegerekend die op naam staan van rechtspersonen die tijdens het huwelijk zijn opgericht en niet operationeel zijn geweest, te weten van NAf … op naam van (naam) B.V. (cribnummer …) en van NAf … op naam van (naam) N.V. (cribnummer …). Daarbij heeft hij opgemerkt dat de schulden op naam van de vennootschap(pen) (naam) niet zijn meegegaan bij de verkoop van (naam). Verder heeft hij erop gewezen dat de door hem aangegane betalingsregelingen mede betrekking hebben op verschuldigde onroerende zaakbelasting en erfpacht.
4.43.
Bij akte van 1 maart 2021 heeft (gedaagde) in aanvulling op het voorgaande nog aangevoerd dat hij op 29 januari 2021 naheffingsaanslagen van in totaal NAf .. heeft gekregen. Volgens (gedaagde) heeft boekhouder (naam) het totaalbedrag van belastingschulden van de boedel, inclusief de naheffing en na zuivering van de aanslagen die betrekking hebben op de periode na de peildatum, berekend op in totaal NAf …. Daartoe heeft (gedaagde) verwezen naar de bij zijn akte van 1 maart 2021 als productie 14 overgelegde berekening. (gedaagde) stelt dat hij tot en met mei 2021 een bedrag van NAf … aan belastingschulden van de boedel heeft betaald.
4.44. (
eiseres) erkent dat in de verdeling dient te worden betrokken het openstaande saldo van de belastingschulden op naam van (gedaagde) op de peildatum, voor zover die betrekking hebben op inkomstenbelasting- en sociale verzekeringspremieschulden van voor de peildatum, erfpachtsrechten, grondbelastingen en onroerende zaakbelastingen terzake de tot de boedel behorende registergoederen. Zij betwist echter dat schulden van vennootschappen in de gemeenschap vallen. Daartoe heeft zij (onder meer) het volgende aangevoerd.
  • (naam) N.V. (cribnummer …), (naam) B.V. (cribnummer …) en de eenmanszaak (naam) (cribnummer …) zijn nooit operationeel geweest. De aanslagen waarvoor beslag op de inboedel is gelegd zijn rechtens niet houdbaar. Het had op de weg van (gedaagde) gelegen daartegen in bezwaar te gaan. Hij heeft ze immers opgericht en gesloten. (eiseres) heeft daarmee nooit enige bemoeienis gehad.
  • De vennootschappen, waaronder (naam) N.V., (naam) N.V. en (naam) B.V., zijn als zelfstandige rechtspersonen zelf verantwoordelijk om hun eigen belastingschulden te voldoen. Niet gesteld of gebleken is dat (gedaagde) daarvoor persoonlijk aansprakelijk is gehouden.
  • Als (gedaagde) als vereffenaar van (naam) N.V. de liquidatie heeft voltooid zonder de belastingschulden te vereffenen, valt zijn (eventuele) persoonlijke aansprakelijkheid daarvoor per de datum van voltooiing van de vereffening, zijnde 7 juni 2019, niet in de boedel.
4.45.
Ten aanzien van de door haar als productie 31 overgelegde opgelegde belastingaanslag van NAf … op naam van (gedaagde) aangaande de eenmanszaak met cribnummer … heeft (eiseres) bij akte van 1 maart 2021 bevestigd dat dit een passief van de te verdelen boedel is. Bij haar akte van 31 mei 2021 heeft (eiseres) echter aangevoerd dat deze eenmanszaak nooit, althans niet vóór 21 september 2017, operationeel is geweest en dat – als deze schuld al tot de boedel zou mogen worden gerekend – deze aan (gedaagde) verknocht is en in verband met de redelijkheid en billijkheid zonder verrekening aan (gedaagde) dient te worden toebedeeld. Daarop heeft (gedaagde) nog niet kunnen reageren.
4.46.
Ten aanzien van de door (gedaagde) gestelde naheffingen stelt (eiseres) dat deze het gevolg moeten zijn van het BAB-onderzoek dat bij (gedaagde) is uitgevoerd. Zij stelt zonder kennis van de inhoud van het BAB-rapport niet anders te kunnen dan de naheffingen te ontkennen, dan wel te betwisten dat deze ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. (eiseres) verzoekt om (gedaagde) te gelasten om het BAB-rapport aangaande de aan hem opgelegde naheffingen in het geding te brengen en/of om belastingexperts of inspecteurs te horen. Verder heeft zij voorgesteld om de respectieve administrateurs van partijen hun fiscale status gezamenlijk te laten analyseren.
4.47.
Het Gerecht overweegt als volgt. Zoals (eiseres) terecht heeft aangevoerd vallen (belasting)schulden op naam van zelfstandige vennootschappen (in beginsel) niet in de te verdelen gemeenschap. Dat de – wellicht onterecht opgelegde – aanslagen op naam van opgerichte, maar nooit operationeel geworden vennootschappen wel in de verdeling dienen te worden betrokken heeft (gedaagde), tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door (eiseres), niet (voldoende) nader toegelicht. Het Gerecht acht zich onvoldoende in staat om op basis van de door (gedaagde) overgelegde overzichten van de Landsontvanger vast te kunnen stellen welke posten betrekking hebben op (gedaagde) persoonlijk, en dateren van voor de peildatum. (gedaagde) heeft bovendien in het geheel geen inzicht gegeven in de door hem gestelde naheffingen.
4.48.
Alvorens vast te kunnen stellen welke (belasting)schulden tot de gemeenschap moeten worden gerekend en welke daarop afgeloste bedragen moeten worden verrekend acht het Gerecht het, gelet op hetgeen partijen in dit kader over en weer hebben aangevoerd, van belang dat – zoals (eiseres) heeft verzocht – inzage zal worden gegeven in de BAB-rapportage of andere onderliggende stukken aangaande de (naheffing op) belastingschulden op naam van (gedaagde), en/of dat de respectieve administrateurs van partijen – bij voorkeur gezamenlijk – de fiscale status van partijen analyseren en daarvan een rapportage uitbrengen. Er zal een mondelinge behandeling worden bepaald teneinde de – vooraf toe te sturen – nadere gegevens gezamenlijk te kunnen bespreken. Met verwijzing naar hetgeen onder 4.30 is overwogen ten aanzien van de hoogte van de te verdelen huuropbrengsten worden partijen verzocht ervoor zorg te dragen dat hun (voormalige) boekhouder genaamd (naam) daarbij aanwezig zal zijn. Partijen kunnen deze gelegenheid tevens benutten voor de indiening van verklaringen van (andere) getuigen aangaande de hoogte van de huuropbrengsten en/of de schuld bij United Distributors.
brandverzekering
4.49.
Na kennisname van het door (gedaagde) als productie 12 overgelegde overzicht heeft (eiseres) erkend dat (gedaagde), aangaande tot de boedel behorende onroerende zaken, over de jaren 2019 en 2020 een bedrag van NAf 14.605,52 aan verzekeringspremies heeft voldaan en dat dit bedrag dient te worden verrekend. Dat de verzekeringspremies in de daaraan voorafgaande jaren onbetaald zouden zijn gelaten heeft (eiseres) niet onderbouwd en blijkt nergens uit. (gedaagde) heeft ter zitting van 7 december 2020 ook terecht opgemerkt dat een brandverzekering een vereiste bij een hypotheeklening. Niet gesteld of gebleken is dat de bank aan de bel heeft getrokken over de niet naleving daarvan. Het wordt er dan ook voor gehouden dat de premies zijn voldaan. Wel heeft (eiseres) terecht opgemerkt dat de verzekeringspremies over 2017 voor het grootste deel betrekking hadden op de periode voor de peildatum. Aangezien dergelijke premies over het algemeen bij vooruitbetaling dienen te worden voldaan, wordt er vanuit gegaan dat de premies over het jaar 2017 voor de peildatum uit gemeenschapsgelden zijn voldaan, zodat deze niet voor verrekening in aanmerking komen. Het voorgaande geeft aanleiding om de verzekeringspremies over de jaren 2018, 2019 en 2020, deels schattenderwijs omdat betalingsbewijzen over het jaar 2018 ontbreken, vast te stellen op een bedrag van NAf 20.000. Aldus heeft (gedaagde) een regresvordering op (eiseres) tot een bedrag van NAf 10.000. Deze zal conform hetgeen onder 4.9 is overwogen in de verdeling worden betrokken.
leningen bij de ouders van partijen
4.50. (
gedaagde) heeft ter onderbouwing van de door hem gestelde lening bij zijn vader het volgende aangevoerd. Partijen hadden een lening nodig voor de financiering van de minimarkt met bovenwoning. De vader van (gedaagde) heeft – onder de voorwaarde van terugbetaling van de waarde – de woning te (wijk) aan hen overgedragen zodat die als onderpand kon dienen. Aan de vader zou vanaf het moment dat hij zestig werd, een bedrag van NAf 3.000 per maand worden betaald. Verder heeft (gedaagde) opgemerkt dat de overdracht als een soort voorschot op de nalatenschap moet worden beschouwd. Hij heeft daartoe verwezen naar de als productie 8 bij zijn conclusie van antwoord overgelegde verklaring van zijn vader.
4.51. (
eiseres) heeft ter betwisting van de lening bij de vader van (gedaagde) het volgende aangevoerd. Partijen hebben een woning gebouwd op een perceel dat op naam stond van de vader van (gedaagde). Daardoor was de vader van (gedaagde) verrijkt en om dat recht te zetten heeft hij de onroerende zaak aan (gedaagde) overgedragen. Daartoe heeft zij verwezen naar de door haar op 20 november 2020 als productie 16 overgelegde notariële akte van levering van 19 september 2011 met betrekking tot de onroerende zaak te (wijk) .. kavel B en C, waarin is vermeld dat “
de overdrager wegens de bouw van een opstal op na te melden perceel grond-welke bouw voor rekening en risico werd verricht door de verkrijger- aan de verkrijger een bedrag in contanten schuldig is” en
“(…) dat overdrager ter delging van voormelde schuld in betaling zal geven aan de verkrijger na te melden onroerende zaak”. Deze akte heeft dwingende bewijskracht.
4.52. (
gedaagde) betwist de inhoud van de notariële akte. Daartoe heeft hij aangevoerd dat (eiseres) de constructie in de notariële akte heeft bedacht om notariskosten te ontwijken, en dat (gedaagde) en zijn vader de Nederlandse taal niet machtig zijn.
4.53. (
eiseres) heeft ter nadere onderbouwing van de door (gedaagde) betwiste lening bij de moeder van (gedaagde), ter zitting van 7 december 2020, een handgeschreven berekening getoond die volgens haar door (gedaagde) is opgemaakt. Ter vergelijking van het handschrift heeft zij een schrift getoond van een van de kinderen van partijen waarin (gedaagde) iets heeft geschreven. Zij heeft bewijs middels onderzoek door een handschriftdeskundige en middels het horen van haar moeder als getuige aangeboden. (gedaagde) betwist dat hij het document heeft opgemaakt en persisteert bij zijn betwisting van het bestaan van deze lening.
4.54.
Over de hoogte van de gestelde leningen bij de ouders van partijen bestaat onduidelijkheid. Volgens het door (gedaagde) als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde overzicht en het door hem ter zitting van 28 augustus 2020 overgelegde overzicht bedroeg het openstaande saldo van de lening bij zijn vader NAf …. In het bij zijn akte van 31 mei 2021 als productie A overgelegde overzicht heeft hij echter een openstaand saldo van NAf … vermeld. En met betrekking tot het saldo van de lening bij haar moeder heeft (eiseres) in het door haar op 28 augustus 2020 overgelegde overzicht een bedrag van NAf … vermeld, terwijl zij ter zitting van 7 december 2020 heeft aangevoerd dat de lening NAf … bedroeg.
4.55. (
eiseres) heeft zich bereid verklaard om de door haar gestelde schuld bij haar moeder voor haar eigen rekening te nemen, (onder meer) indien (gedaagde) afziet van inbrenging van de door hem gestelde schuld bij zijn vader. Alvorens te beoordelen of aan (tegen)bewijslevering wordt toegekomen, geeft het Gerecht (gedaagde) in overweging zich te beraden op het voorstel van (eiseres) om de inbrenging van de door hen gestelde leningen bij hun respectieve ouders over en weer te laten vallen. In dit kader wordt nog opgemerkt dat voor zover partijen bij het opstellen van de notariële akte – en datzelfde geldt voor de hiervoor reeds besproken huurovereenkomsten – bewust onjuistheden hebben vermeld om belastingen en/of kosten te ontwijken c.q. besparen, dit in beginsel voor hun eigen rekening en risico dient te komen. Zij kunnen zich in deze procedure dan ook niet zonder meer jegens de ander op die onjuistheid beroepen.
gebruiksvergoeding
4.56.
Op grond van artikel 3:169 BW is iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed. Indien een deelgenoot het goed met uitsluiting van de andere deelgenoten gebruikt, kan dat aanleiding vormen om laatstgenoemde een vergoeding ter zake van gederfd gebruiksgenot toe te kennen (Hoge Raad 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:156). Een dergelijke gebruiksvergoeding wordt doorgaans gesteld op één twaalfde (om tot een bedrag per maand te komen) van 4% van de helft (zijnde het aandeel van ieder van partijen) van de waarde op de peildatum.
4.57.
Dat de voormalige echtelijke woning aan de (....weg) door (gedaagde) wordt gebruikt met uitsluiting van (eiseres) is niet in geschil. (eiseres) heeft zich bij haar akte van 1 maart 2021 op het standpunt gesteld dat partijen ter zitting een gebruiksvergoeding van NAf 1.000 per maand zijn overeengekomen. Een dergelijke afspraak wordt door (gedaagde) betwist en blijkt niet uit de in het proces-verbaal en in de e-mails vastgelegde afspraken tussen partijen. (eiseres) heeft in haar verweerschrift in de gelijktijdig behandelde EJ-procedure (CUR202001554) tussen partijen, dat in de onderhavige procedure op 20 november 2020 als productie 21 is overgelegd, uitgelegd hoe zij tot dat bedrag is gekomen. Daarbij werd, uitgaande van een totale waarde van het pand van NAf …, uitgegaan van een waarde van de woning (de bovenverdieping) van NAf … x 4% : twaalf maanden. Daarover heeft (gedaagde) zich nog niet uitgelaten. Bovendien kan uit hetgeen partijen – in het kader van de schuld bij United Distributors – hebben opgemerkt over de datum waarop (eiseres) de echtelijke woning heeft verlaten worden afgeleid dat partijen het niet eens zijn over de ingangsdatum van de gebruiksvergoeding. Volgens (eiseres) heeft zij de woning op 30 november 2016 verlaten, terwijl zij volgens (gedaagde) tot na de peildatum in de woning woonachtig was. Partijen dienen zich op deze punten dan ook nog nader uit te laten.
resumerend
4.58.
Alvorens te kunnen beslissen heeft het Gerecht op de volgende punten nog behoefte aan nadere informatie:
  • Over het openstaande saldo van de hypotheeklening met betrekking tot de onroerende zaak te (wijk) .. om de hoogte van de overwaarde daarvan te kunnen vaststellen (overweging 4.19);
  • Over de termijn waarbinnen degene aan wie een onroerende zaak wordt toegedeeld ervoor zorg dient te dragen dat de ander wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op die onroerende zaak betrekking hebbende hypotheeklening (overweging 4.20);
  • Over de status van het beslag op en de waarde van de inboedel van de voormalige echtelijke woning aan de (....weg) .. (overweging 4.22);
  • Over eventuele activa van (een) eenmansza(a)k(en) op naam van (gedaagde) (overweging 4.23);
  • Over de feitelijk huurinkomsten met betrekking tot (in ieder geval) de winkelruimtes aan de (....weg) .. en ..B (overweging 4.26 tot en met 4.30);
  • Over het al dan niet verdelen van (fictieve) huurinkomsten met betrekking tot de woning op de bovenverdieping van de onroerende zaak te (wijk) .. (overweging 4.31);
  • Over de (hoogte van de) schuld bij United Distributors (overwegingen 4.36 tot en met 4.39);
  • Over de hoogte van de belastingschulden op naam van (eiseres) (overweging 4.41) en die op naam van (gedaagde) (overwegingen 4.42 tot en met 4.48);
  • Over het al dan niet handhaven van de gestelde leningen bij de ouders van partijen (overweging 4.55), en als zij die handhaven over de hoogte van die leningen (overweging 4.54);
  • Over de hoogte en de ingangsdatum van de door (eiseres) gevorderde gebruiksvergoeding (overweging 4.57).
4.59.
Zoals reeds onder 4.48 is overwogen zal een datum worden bepaald voor een nieuwe mondelinge behandeling. Partijen dienen – tijdig voorafgaand aan die zitting – de ontbrekende nadere informatie in het geding te brengen. Zoals reeds is overwogen worden partijen verzocht ervoor zorg te dragen dat hun (voormalige) boekhouder bij die gelegenheid aanwezig zal zijn. Dit zodat hij, en eventuele andere meegebrachte getuigen (zoals bijvoorbeeld de directeur van United Distributors of een of meer huurder(s) van een tot de gemeenschap behorende onroerende zaak)) – al dan niet onder ede – een (nadere) toelichting/verklaring kunnen geven/afleggen. De stukken waarop partijen zich ter comparitie wensen te beroepen dienen tijdig daaraan voorafgaand aan het Gerecht en de gemachtigde van de wederpartij te worden toegestuurd, zodat daarop ter zitting over en weer kan worden gereageerd en nadere stukkenwisseling nadien achterwege kan blijven.
4.60.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
beveelt een mondelinge behandeling op de terechtzitting van ondergenoemde rechter in het Gerechtsgebouw (“Kas di Korte”), Emancipatie Boulevard Domenico F. “Don” Martina 18, alhier, op
donderdag 25 november 2021 om 09:15 uur;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter, en op 25 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.