In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding na een ongeval op 14 juni 2012, waarbij hij radiculaire klachten had opgelopen die leidden tot volledige arbeidsongeschiktheid. Eiser, een politieagent, stelde dat hij door het ongeval schade had geleden in de vorm van gemiste overuren, toekomstige schade door inkomensderving, en immateriële schade. De gedaagden, waaronder de verzekeringsmaatschappijen, betwistten de omvang van de schade en de causaliteit tussen het ongeval en de schade. Het gerecht oordeelde dat het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van eiser vaststond, maar dat er rekening moest worden gehouden met een reeds bestaande predispositie van eiser. De schade werd berekend op basis van de inkomenssituatie na het ongeval vergeleken met de hypothetische situatie zonder ongeval. Het gerecht wees een deel van de vorderingen toe, maar wees ook een aantal schadeposten af wegens onvoldoende onderbouwing. Uiteindelijk werd eiser een totaalbedrag van NAf 148.693,50 toegewezen, inclusief materiële en immateriële schade, en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.