ECLI:NL:OGEAC:2021:79

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
CUR202004115
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van factuur en verrekening van tegoed in geschil tussen consument en energieleverancier

In deze zaak heeft eiser, wonende in Curaçao, een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Aqualectra N.V. inzake een geschil over de afgifte van een factuur en de verrekening van een tegoed. Eiser heeft op 2 januari 2020 twee bedragen gestort via Pagafasil, waarvan een bedrag van NAf 270,36 bestemd was voor Aqualectra. Aqualectra heeft echter het totaal gestorte bedrag van NAf 415,36 ten gunste van zichzelf aangeslagen, wat leidde tot onduidelijkheid over het openstaande saldo. Eiser vorderde onder andere de afgifte van de factuur van april 2020 en informatie over de hoge rekening van mei 2020, alsook verrekening van het tegoed met de rekening van april 2020.

Aqualectra voerde verweer en vorderde in reconventie betaling van NAf 1.167,02. Het gerecht heeft de vorderingen van eiser in conventie afgewezen, omdat Aqualectra de factuur van april 2020 had overgelegd en voldoende informatie had verstrekt over de factuur van mei 2020. Eiser werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, omdat hij geen belang meer had bij de gevraagde informatie. De vordering van Aqualectra in reconventie werd toegewezen, waarbij eiser werd veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag.

Het gerecht merkte op dat Aqualectra administratieve fouten had gemaakt, maar dat eiser ook zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan Aqualectra, maar op nihil gesteld vanwege de samenhang met de vordering in conventie. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004115
Vonnis van 22 februari 2021
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. M.A. Koendjbiharie,
tegen
de naamloze vennootschap AQUALECTRA N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigden: mrs. T.E. Matroos en M.H.M. Janssen.
Partijen zullen hierna ook [eiser] en Aqualectra worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, van de zijde van [eiser], van 20 oktober 2010;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van de zijde van Aqualectra, van 23 november 2020;
- de e-mail van 13 januari 2020, met bijlagen, van de zijde van Aqualectra;
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2021, waarbij aanwezig waren: [eiser], bijgestaan door zijn gemachtigde, en mr. M.H.M. Janssen namens Aqualectra. Namens [eiser] is een pleitnota met bijlage ingediend.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 2 januari 2020 heeft [eiser] twee bedragen via Pagafasil gestort, te weten één bedrag van NAf 270,36 ten behoeve van Aqualectra en één bedrag van NAf 145 ten behoeve van Selikor. Pagafasil heeft het totaal gestorte bedrag van
NAf 415,36 ten gunste van Aqualectra aangeslagen.
2.2.
Op de factuur van Aqualectra van 13 januari 2020 staat op de regel van
Pagonan Risibi te fecha 13.01.2020een bedrag van NAf 830,72 vermeld. Als
Saldo Finalstaat op die factuur vermeld NAf 407,08 CR(edit); zijnde het totaal ontvangen bedrag ad NAf 830,72 verminderd met het openstaande bedrag c.q.
‘Saldo inisial’(NAf 270,36) en de kosten van het verbruik van de in rekening gebrachte maand (NAf 153,28).
2.3.
Op de opeenvolgende facturen van 11 februari 2020, 11 maart 2020 en
14 april 2020 worden de kosten van het verbruik van water en elektriciteit (respectievelijk NAf 131,36, NAf 128,69 en NAf 133,97) verrekend met het openstaande tegoed (respectievelijk NAf 407,08, NAf 275,72 en NAf 147,03), dat op de factuur van 14 april 2020 resulteert in een tegoed van NAf 13,06.
2.4.
Op de factuur van mei 2020 staat een
Saldo Inisial(openstaand bedrag) van NAf 402,30. Dit komt niet overeen met het tegoed van NAf 13,06 zoals vermeld op de factuur van 14 april 2020, zoals bij de voorgaande facturen het geval was.

3.Het geschil

3.1. [
[eiser] vordert – samengevat – Aqualectra te bevelen tot:
afgifte van de factuur van april 2020,
het verstrekken van informatie over de hoge rekening van mei 2020 en,
het verrekenen van het tegoed dat [eiser] bij Aqualectra heeft met de rekening van april 2020, op verbeurte van een dwangsom, met een veroordeling van Aqualectra in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aqualectra voert gemotiveerd verweer en vordert in reconventie betaling van het bedrag van NAf 1.167,02, te vermeerderen met de bedragen die [eiser] na indiening van de conclusie verschuldigd wordt tot aan dit vonnis, met een veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang van de vordering in conventie en in reconventie worden deze gezamenlijk behandeld.
4.2.
Nu Aqualectra de factuur van april 2020 reeds heeft overgelegd en in het verweerschrift en ter zitting nadere informatie heeft gegeven over de opbouw van de factuur van mei 2020 wordt [eiser] in zijn vorderingen onder a) en onder b), bij gebrek aan belang, niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [eiser], ter voldoening van de factuur van
11 december 2019, in januari 2020 een bedrag van NAf 415,36 via Pagafasil heeft gestort, te weten een bedrag van NAf 270,36 ten behoeve van Aqualectra en een bedrag van NAf 145 ten behoeve van Selikor. Beide bedragen zijn in het Pagafasil systeem ten gunste van Aqualectra aangeslagen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij na de storting in januari een tegoed heeft opgebouwd bij Aqualectra van NAf 830,72, zoals blijkt uit de factuur van januari. Aqualectra betwist het door [eiser] gestelde tegoed en voert daartoe aan dat sprake is van een omissie, in die zin dat er één keer een bedrag van NAf 415,36 door [eiser] is betaald en door Aqualectra is ontvangen, maar dat het betaalde bedrag twee keer (NAf 830,72 = 2 x NAf 415,36) in het factuur-administratiesysteem is verwerkt. Deze fout heeft Aqualectra pas in april 2020 volledig kunnen corrigeren. Om die reden wijkt het saldo op de factuur van april 2020 af van het openstaande bedrag (saldo inisial) van mei 2020.
4.4.
Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting heeft Aqualectra de stelling van [eiser] voldoende gemotiveerd betwist en staat daarmee vast dat op de factuur van januari een onjuist bedrag staat vermeld bij
Pagonan Risibi te fecha 13.01.2020; dit had het door [eiser] betaalde bedrag van NAf 415,36 moeten zijn in plaats van NAf 830,72 (zijnde tweemaal het betaalde bedrag). Op de facturen van februari, maart en april wordt verder gerekend met dit onjuiste tegoed (NAf 830,72). Hetgeen [eiser] daar tegenover stelt maakt niet dat de door Aqualectra naderhand toegepaste correctie van een vermindering van het tegoed met een bedrag van NAf 415,36, hetgeen ertoe heeft geleid dat de factuur met een saldo van NAf 13,06 in april is aangepast tot een openstaand bedrag van NAf 402,30 op de factuur van mei, onjuist is. De stelling dat Aqualectra van haar macht gebruik maakt en cliënten aan het lijntje houdt, heeft [eiser], bij betwisting daarvan, verder niet onderbouwd en is overigens ook niet gebleken uit de overgelegde stukken. Wel is het gerecht het met [eiser] eens dat Aqualectra eerder en betere informatie aan hem had kunnen verstrekken, zodat inzichtelijk zou worden gemaakt hoe de (correcties op de) facturen tot stand zijn gekomen. In het bijzonder nu dit niet uit de facturen zelf blijkt. Nu Aqualectra het tegoed van [eiser] dat door zijn betaling van NAf 415,36 in januari 2020 is ontstaan reeds heeft verrekend, zal zijn vordering daartoe en de vordering tot het opleggen van een dwangsom, worden afgewezen.
4.5.
Door [eiser] is erkend dat hij na de storting in januari niet langer betalingen heeft verricht aan Aqualectra, terwijl hij nog wel water en elektriciteit afneemt. Voor het gebruik daarvan moet hij betalen. [eiser] zal dan ook het openstaande bedrag, dat is ontstaan door het na januari niet langer verrichten van betalingen/stortingen, aan Aqualectra moeten betalen. Nu Aqualectra inmiddels de verzochte duidelijkheid over de facturen, de verrekeningen en de ontstane achterstand heeft gegeven, is de door [eiser] gegeven reden om niet te betalen ook vervallen. De vordering van Aqualectra in reconventie zal dan ook worden toegewezen.
4.6.
Dat het bedrag van NAf 145,00 in Pagafasil ten gunste van Aqualectra is aangeslagen en niet ten gunste van Selikor is aangeslagen, zoals door [eiser] was beoogd, maakt niet dat hij niet hoeft te betalen voor de afname van de door Aqualectra geleverde diensten. Het gerecht merkt ter zake wel op dat het uiterst klantonvriendelijk is dat een door Aqualectra ontvangen, maar niet voor haar bestemde betaling, niet kan worden geretourneerd aan de klant indien daarom wordt verzocht. Daar komt bij dat Aqualectra zich ter zake een verrekeningsbevoegdheid heeft toegeëigend, waar zij niet zonder meer toe gerechtigd was. De betaling was immers bestemd voor Selikor en niet voor Aqualectra. Desalniettemin heeft Aqualectra na een onjuiste verwerking in het factuur-administratiesysteem, zich dit bedrag toegeëigend en verrekend met openstaande verbruikskosten van Aqualectra, zulks zonder instemming van [eiser]. Nu [eiser] hier geen juridische gevolgen aan verbonden heeft zal het gerecht volstaan met deze opmerking. Het is aan Aqualectra te bepalen of deze kwestie op een klantvriendelijke manier kan worden opgelost.
4.7. [
[eiser] zou als de in het ongelijk gestelde partij, overeenkomstig artikel 60 Rv, in de kosten van de procedure moeten worden veroordeeld. Echter, in het feit dat Aqualectra pas na het indienen van het verzoekschrift de factuur van april 2020 aan [eiser] heeft overgelegd en hem van nadere informatie heeft voorzien ziet het gerecht reden om Aqualectra in de kosten te veroordelen als hierna vermeld. Het is aan Aqualectra om de administratie op orde te hebben en op korte termijn aan een informatieverzoek van een klant te voldoen, zeker in het geval de onduidelijkheden een gevolg zijn van aan Aqualectra toerekenbare administratieve fouten of beperkingen. Door dit niet te (kunnen) doen, heeft Aqualectra [eiser] onnodig op kosten gejaagd, onder andere voor het starten van deze procedure. De vordering in reconventie om [eiser] te veroordelen in de proceskosten zal worden toegewezen, nu hij de in het ongelijk gestelde partij is. Echter, deze kosten zullen op nihil worden gesteld, gelet op de samenhang met de vordering in conventie en de daarmee gepaard gaande samenhangende werkzaamheden.

5.De beslissing

Het gerecht:
in conventie en in reconventie
5.1.
verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen a) en b) (zie 3.1.);
5.2.
wijst af vordering c) van [eiser] (zie 3.1.);
5.3.
veroordeelt [eiser] om aan Aqualectra te voldoen NAf 1.167,02, te vermeerderen met de bedragen die [eiser] na 23 november 2020 verschuldigd is tot aan de datum van dit vonnis, en beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzuim;
5.4.
veroordeelt Aqualectra om de kosten van deze procedure in conventie te voldoen, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op NAf 450 aan griffiegeld,
NAf 359,82 aan explootkosten, NAf 20 aan zegelkosten en NAf 200 aan gemachtigdensalaris (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor de mondelinge behandeling tegen tarief 1);
5.5.
veroordeelt [eiser] om de kosten van deze procedure in reconventie te voldoen, vanwege de samenhang met de vordering in conventie, vastgesteld op nihil;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gegeven door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 22 februari 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mm