ECLI:NL:OGEAC:2021:92

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
CUR201901457
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade na verkeersongevallen met meerdere betrokken verzekeraars

In deze zaak vordert eiseres, die betrokken is geweest bij drie verkeersongevallen, schadevergoeding van de verzekeraars Fatum General Insurance N.V. en Nagico Insurance. Eiseres stelt dat zij als gevolg van de ongevallen aanhoudende pijnklachten heeft in de nek en rug, die haar arbeidsongeschiktheid hebben veroorzaakt. De ongevallen vonden plaats in 2009, 2013 en 2014, waarbij de laatste twee ongevallen onderwerp van deze procedure zijn. Eiseres heeft Fatum en Nagico aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van deze ongevallen. Nagico heeft aansprakelijkheid erkend, terwijl Fatum dit niet heeft betwist.

Het gerecht heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor de gestelde pijnklachten van eiseres, maar er bestaat onduidelijkheid over de oorzaak van deze klachten. De verzekeraars betwisten dat de klachten het gevolg zijn van de ongevallen en wijzen op het ontbreken van medisch objectiveerbaar letsel. Het gerecht heeft besloten dat nader onderzoek noodzakelijk is om het causaal verband tussen de ongevallen en de klachten van eiseres vast te stellen. Een neuroloog zal als deskundige worden benoemd om de klachten van eiseres te onderzoeken en te beoordelen of deze veroorzaakt zijn door de ongevallen.

De zaak is aangehouden voor het nemen van akten door beide partijen en het inbrengen van medische stukken. Het gerecht heeft bepaald dat de kosten voor de deskundige door de gedaagden gezamenlijk voor 50% moeten worden gedragen. De verdere beslissing is aangehouden tot een latere datum.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201901457
Vonnis d.d. 10 mei 2021
inzake
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen

1.de naamloze vennootschap FATUM GENERAL INSURANCE N.V.,

gevestigd in Curaçao,
en
2.de entiteit naar vreemd recht
NAGICO INSURANCE,
gevestigd in St. Maarten, mede kantoorhoudende te Curaçao
gedaagden,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Fatum en Nagico, althans gezamenlijk gedaagden worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 23 april 2019 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitaantekeningen zijdens [eiseres];
  • de akte uitlating zijdens [eiseres];
  • de akte uitlating: deskundige en vraagstelling zijdens gedaagden.
1.1.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.
2.1. [
[eiseres] is op 3 april 2009 betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij haar auto aan de rechter voorzijde is aangereden (ongeval 1). Zij heeft daar bij geen letsel opgelopen. Wel is er sprake van spierpijn in de nek met een verhoogde spierspanning.
2.2.
Op 25 september 2013 is [eiseres] opnieuw betrokken bij een aanrijding waarbij een bij Fatum verzekerde auto achterop de auto van [eiseres] is gereden (ongeval 2). [eiseres] is na dit ongeval onder behandeling geweest voor onder meer pijnklachten in de nek en de bovenrug.
2.3.
Op 4 oktober 2014 is [eiseres] wederom betrokken geweest bij een aanrijding, waarbij een bij Nagico verzekerde auto achterop de auto van [eiseres] is gereden (ongeval 3). [eiseres] is na dit ongeval onder behandeling geweest voor onder meer pijnklachten in de nek en de onderrug.
2.4. [
[eiseres], ten tijde van het ongeval 2 (2013) werkzaam bij de Dolphin Academy, is sedert 25 september 2013 100% arbeidsongeschikt. Sindsdien heeft zij in het kader van het re-integratie traject wisselend een aantal uur per dag gewerkt. In juni 2016 is [eiseres] definitief uitgevallen voor haar werkzaamheden. SOAW heeft de Dolphin Academy op diens verzoek bij beschikking van 27 oktober 2016 toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [eiseres] te beëindigen.
2.5.
Bij brieven van 7 november 2014 zijn Fatum en Nagico aansprakelijk gesteld voor alle schade die [eiseres] stelt te lijden als gevolg van ongeval 2 en ongeval 3. Nagico heeft aansprakelijkheid erkend bij brief van 11 november 2014. Fatum heeft aansprakelijkheid niet betwist. De (letsel)schaderegeling heeft nog niet plaatsgevonden.
2.6.
De verzekerde som van Fatum bedraagt NAf 150.000. De verzekerde som van Nagico bedraagt NAf 150.000. Uit artikel 12 sub 2 van de verzekeringspolis van Nagico volgt dat, indien het verzekerde voertuig wordt bestuurd door een ‘unlicensed or unauthorized licensed driver’, de verzekerde som beperkt is tot NAf 90.000. Fatum heeft na ongeval 2 een bedrag van NAf 745 ten behoeve van de materiele schade aan [eiseres] betaald. Nagico heeft na ongeval 3 een bedrag van NAf 1.853,94 ten behoeve van de materiele schade aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1. [
[eiseres] vordert dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- Nagico en Fatum ieder voor zich hoofdelijk en persoonlijk te veroordelen aan [eiseres] te voldoen, des de een betaald hebbende de ander door die betaling zal zijn bevrijd, een bedrag van NAf 300.000;
- vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 25 september 2013 zijnde de datum van het oudste ongeval, althans (partieel) vanaf een door het gerecht vast te stellen latere datum, tot op de dag der algehele voldoening en over de materiële schade vanaf datum 4 april 2017, zijnde datum waarop aanspraak is gemaakt, tot de dag der algehele voldoening;
- vermeerderd met de kosten voor buitengerechtelijke bijstand ter hoogte van NAf 34.715 eveneens hoofdelijke veroordeling tot betaling daarvan, des de een betaald hebbende de ander door die betaling zal zijn bevrijd;
- kosten rechtens.
3.2. [
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van de ongeval 2 en 3 aanhoudende (toenemende) pijnklachten heeft in de nek, uitstralend naar de armen (ongeval 2 en 3) en pijnklachten in de onderrug, uitstralend naar de onderste ledematen (ongeval 3). Daardoor is zij beperkt ten aanzien van alle nek-, schoudergordel- en rugbelastende activiteiten en kan zij niet meer werken. [eiseres] stelt dat Fatum en Nagico gehouden zijn de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, die het gevolg is van de pijnklachten en beperkingen als gevolg van de ongevallen 2 en 3, hoofdelijk te vergoeden.
3.3.
Fatum en Nagico voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Er is sprake van (tenminste) drie ongevallen, waarvan de ongevallen in 2013 (ongeval 2) en 2014 (ongeval 3) onderwerp van deze procedure zijn. [eiseres] acht Fatum en Nagico hoofdelijk aansprakelijk voor de schade als gevolg van de ongevallen 2 en 3. Fatum en Nagico voeren gezamenlijk verweer. De hoofdelijkheidskwestie is niet door gedaagden betwist, zodat het gerecht daarvan uitgaat.
4.2.
De kern van het geschil betreft de vraag of [eiseres] rechtens vast te stellen gezondheidsklachten heeft als gevolg van de ongevallen 2 en 3.
4.3.
Het gerecht stelt voorop dat het aan [eiseres] is om te stellen en zo nodig te
bewijzen dat zij aan gezondheidsklachten lijdt. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, wat doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van klachten - overigens ook als het niet of moeilijk objectiveerbare klachten betreft - worden uitgegaan (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1661). Vervolgens zal het bewijs van het causaal verband veelal geleverd zijn, indien komt vast te staan dat [eiseres] voor het ongeval de gezondheidsklachten niet had, haar gezondheidsklachten op zich door de ongevallen veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988).
4.4.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat er bij [eiseres] sprake is van aanhoudende pijnklachten. In de overgelegde medische stukken en de toelichtingen daarop door de medisch adviseur van [eiseres], dr. W.C.G. Blanken, en de medisch adviseur van gedaagden, drs. E.H. Groenewegen, zijn voldoende aanwijzingen voor de gestelde pijnklachten. Uit de stukken blijkt namelijk dat [eiseres] (in ieder geval) vanaf de ongelukken in 2013 en 2014 te kampen heeft met diverse gezondheidsklachten, waaronder spiergebonden (pijn)klachten aan de nek en pijnklachten in de rug. Deze klachten worden onder meer genoemd door de Cesar therapeut, fysiotherapeut, neuroloog en revalidatiearts. Uit het attest van de huisarts volgt het gebruik van pijnstilling gedurende meerdere jaren. Aldus is voldoende gebleken van een plausibel klachtenpatroon als bedoeld in r.o. 4.3.
4.5.
Partijen twisten over de oorzaak van de lichamelijke klachten. [eiseres] stelt, onder verwijzing naar de medische adviezen van Blanken, dat de chronische pijnklachten zijn ontstaan door de ongevallen 2 en 3. Daartegenover staat de gemotiveerde betwisting door Fatum en Nagico. Zij voeren aan dat [eiseres] nog steeds niet het volledig medisch dossier ter beschikking heeft gesteld. Er is slechts een deel van het huisartsenjournaal verstrekt, de informatie van de verzekeringsarts van de SVB ontbreekt, alsmede de recente informatie van de specialist. Voorts voeren gedaagden, onder verwijzing naar de adviezen van Groenewegen, aan dat er na de ongevallen geen structureel letsel is opgetreden. De ongevallen hebben dus enkel geleid tot spierkneuzingen aan boven- en onderlichaam met steeds vergelijkbare, aspecifieke spiergebonden klachten aan diverse lokalisaties van het houdings- en bewegingsapparaat. Gelet op het ontbreken van een medische verklaring vanuit de ongevallen, alsmede gelet op de beperkte impact van de ongevallen, kan slechts een beperkte duur van de klachten aan de ongevallen worden toegeschreven, aldus Groenewegen. De aanhoudende pijnklachten kunnen dan ook niet door de ongevallen worden verklaard. Er zijn wel alternatieve verklaring voor de klachten volgens Groenewegen. Zo is na röntgendiagnostiek in 2013 en aansluitend een MRI in 2014 gebleken dat er bij [eiseres] sprake is van degeneratieve afwijkingen aan de hals en onderrug. Aan de nek en onderrug spelen radiculaire klachten. Het geheel biedt volgens Groenewegen een afdoende verklaring voor de aanhoudende rug- en nekklachten. Verder wijzen gedaagden er op dat [eiseres] in 2009 ook een verkeersongeval heeft gehad met soortgelijke klachten. Voorts was er sprake van reeds vóór de ongevallen bestaande hoofdpijnklachten. Tenslotte wordt er in 2016 er een nekhernia bij [eiseres] vastgesteld. Zo er al sprake is van causaliteit, wordt dat door de nekhernia doorbroken, aldus nog steeds gedaagden.
4.6.
Het gerecht constateert dat onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de aanhoudende lichamelijke klachten van [eiseres], de diagnose en het verloop. Dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van medisch objectiveerbaar letsel als gevolg van de ongevallen, een verschillende verklaring het klachtenpatroon zoals volgt uit de voorhanden medische gegevens en (in mindere mate) het door gedaagden gestelde ontbreken van medische stukken. [eiseres] zal daarom ten aanzien van haar lichamelijke klachten de ontbrekende medische stukken, indien daarvan sprake is, moeten verstrekken, een en ander op de wijze zoals hierna vermeld. Vervolgens is nader onderzoek nodig.
4.7.
Ten aanzien van het nader onderzoek geldt het volgende. Door het ontbreken van medisch objectiveerbaar letsel kan geen medisch causaal verband ten aanzien van de ongevallen 2 en 3 worden vastgesteld. Er zal derhalve moeten worden beoordeeld of er een juridisch causaal verband bestaat tussen de ongevallen 2 en 3 en de klachten en beperkingen die zich daarna voordeden. Nu reeds is aangenomen dat de pijnklachten van [eiseres] plausibel zijn, dient een vergelijking te worden gemaakt van de gezondheidsklachten voor en na de ongevallen, waarna beoordeeld moet worden of de (toename van de) gezondheidsklachten op zich door ongevallen veroorzaakt kunnen worden en of alternatieve verklaringen daarvoor ontbreken.
4.8.
Partijen verschillen van mening of zoals [eiseres] stelt, een verzekeringsarts als deskundige moet worden benoemd, of zoals gedaagden stellen, een neuroloog als deskundige moet worden benoemd. Gelet op de aard van de door [eiseres] geuite klachten en beperkingen als gevolg van twee ongevallen, het ontbreken van een diagnose en de gestelde degeneratieve afwijkingen in de nek en rug, is het gerecht voornemens een neuroloog tot deskundige te benoemen. Doel van het onderzoek is allereerst om nauwkeurig in kaart te brengen welke klachten [eiseres] heeft gehad vanaf de dag van de ongevallen tot heden (wanneer zijn de klachten begonnen en eventueel geëindigd). Vervolgens kan het onderzoek bijdragen aan een antwoord op de (juridische) vraag of sprake is van causaal verband tussen de vastgestelde klachten van [eiseres] en de ongevallen, waarbij van belang is of de ongevallen deze klachten kan veroorzaken, of [eiseres] voor de ongevallen vergelijkbare klachten had en of, als gezegd, sprake is van een alternatieve medische verklaring van de klachten.
4.9.
De deskundige zal in beginsel de vragen worden gesteld die zijn geformuleerd door de Projectgroep Medische deskundigen in de rechtspleging van de Vrije Universiteit in samenwerking met de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen (IWMD): “Vraagstelling causaal verband bij ongeval”. Het hierboven beschreven onderzoek betreft de vaststellingsfase van het causaal verband en niet de toerekening van de schade. Wanneer een causaal verband zal worden aangenomen, kan in het kader van de toerekening van de schade alsnog sprake zijn van predisponerende factoren die aanleiding zouden kunnen geven (de looptijd van) de schade te beperken. Dit betreft de na ongeval 2 waargenomen degeneratieve afwijkingen van de nek en rug (voor zover het niet aan het causaal verband in de weg staat) en de nekhernia in 2016. Om proceseconomische redenen zouden de vragen met betrekking tot predispositie tevens aan de deskundige kunnen worden voorgelegd.
4.10.
Voordat wordt overgegaan tot benoeming van een deskundige, zal het gerecht partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen medisch deskundige en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Het staat partijen vrij om (in overleg) tot een eensluidende voordracht te komen. Indien partijen niet tot een eensluidende voordracht komen, kunnen partijen zich uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige die hun voorkeur heeft. Mochten er deskundigen zijn met wier benoeming partijen zich op voorhand niet kunnen verenigen, dan moet dat gemotiveerd worden aangegeven. Het gerecht zal met inachtneming van de door partijen verstrekte opgaven zelf een keuze maken, waarbij het gerecht zich vrij acht de deskundige te benoemen waartegen partijen niet op voorhand (deugdelijk gemotiveerd) bezwaar hebben gemaakt.
4.11.
Voorts dient [eiseres] alle medische stukken die in het buitengerechtelijk traject met behulp van de medische machtiging zijn verzameld en voor zover nog niet ingebracht in de procedure, en op basis waarvan de rapporten van de medisch adviseurs tot stand zijn gekomen, bij akte in het geding te brengen. Indien er medische stukken ontbreken, zoals gedaagden stellen, dient [eiseres] deze stukken ook in het geding te brengen, dan wel daarvoor een medische machtiging af te geven aan de deskundige.
4.12.
Nagico heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Fatum heeft aansprakelijkheid niet betwist. De kosten die zijn verbonden aan het inschakelen van een deskundige kan in beginsel worden gekwalificeerd als kosten van de vaststelling van de hoogte van de schade. Het gerecht zal daarom bij het tussenvonnis waarin de deskundige zal worden benoemd, bepalen dat gedaagden ieder voor 50% het voorschot voor de kosten van de deskundige zal moeten betalen.
4.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 juni 2021voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.9. en 4.10. en voor het nemen van een akte overlegging producties door [eiseres] zoals vermeld onder 4.11.;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 10 mei 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.