ECLI:NL:OGEAC:2022:103

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
CUR202103931
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over partiële verdeling van huwelijkse gemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee voormalige echtelieden. Eiseres heeft op 8 december 2021 een verzoekschrift ingediend, waarna op 28 januari 2022 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben beide partijen, met hun gemachtigden, hun standpunten toegelicht. Eiseres heeft haar eis gewijzigd en gedaagde heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingediend. De zaak betreft de verdeling van de huwelijkse gemeenschap, die nog niet is uitgevoerd sinds de echtscheiding in 2003. Gedaagde, die met pensioen is, heeft zich verzet tegen de eis van eiseres om een deel van zijn pensioenuitkering te betalen, en heeft zelf een vordering in reconventie ingesteld.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiseres geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Eiseres heeft gesteld dat zij emotioneel lijdt onder de situatie, maar dit werd niet als voldoende rechtens relevant belang beschouwd. Bovendien is het Gerecht van mening dat een partiële verdeling van de gemeenschap in een kort geding niet kan worden toegewezen, vooral omdat er geen overeenstemming is tussen partijen over de omvang en waarde van de gemeenschap. Het Gerecht heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar verwezen in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 1.000.

De beslissing van het Gerecht is op 11 februari 2022 openbaar uitgesproken, waarbij eiseres in het ongelijk is gesteld en de proceskosten aan gedaagde zijn toegewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Kleinmoedig,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Bloem.

1.Verloop van de procedure

Eiseres heeft op 8 december 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Vervolgens heeft, na aanhouding, op 28 januari 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij eiseres in persoon, gedaagde via video-verbinding (via de telefoon van zijn gemachtigde) en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, mede aan de hand van overgelegde pleitnotities. Van te voren hebben partijen producties ingediend. Daarnaast heeft eiseres haar eis gewijzigd en heeft gedaagde een voorwaardelijke eis in reconventie ingediend.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Partijen zijn voormalige echtelieden. Bij beschikking van 4 februari 2003 is de echtscheiding uitgesproken en is de verdeling van de huwelijkse gemeenschap bevolen. De echtscheidingsbeschikking is op 19 maart 2003 in het register van de burgerlijke stand ingeschreven.
2.2.
Gedaagde is op 1 januari 2015 met pensioen gegaan. Sindsdien ontvangt hij een pensioenuitkering.
2.3.
Sinds 2018 is gedaagde teruggekeerd naar de echtelijke woning en wonen zij daar afzonderlijk van elkaar.
2.4.
De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (hierna: de gemeenschap) is nog niet verdeeld. Daarover is reeds een procedure aanhangig gemaakt door eiseres, welke op 14 februari 2022 dient voor behandeling/conclusie van antwoord.

3.Het geschil in conventie en in voorwaardelijke reconventie

3.1.
Eiseres vordert, na eiswijziging, in dit kort geding dat gedaagde (geboren in 1954) wordt veroordeeld aan eiseres 50% van de door gedaagde ten laste van het Vidanova Pensioenfund te ontvangen maandelijkse pensioenuitkering te betalen, dat voor zover gedaagde daaraan geen medewerking zal verlenen dit vonnis in de plaats treedt van de door gedaagde te verlenen toestemming aan het Vidanova Pensioenfund, met benoeming van een onzijdige persoon.
3.2.
Gedaagde heeft onder meer het verweer gevoerd dat hij de gehele gemeenschap verdeeld wenst te zien en heeft zich er met verwijzing naar artikel 3:179 BW tegen verzet dat slechts één bestanddeel - het pensioen - eruit wordt gelicht.
3.3.
Indien de vordering van eiseres wordt toegewezen vordert gedaagde in voorwaardelijke reconventie bij wijze van voorschot eiseres in reconventie te veroordelen tot betaling van NAf 74.849,35 dan wel een bedrag van NAf 2.000,= per maand.
3.4.
Daaraan legt gedaagde ten grondslag dat hij schulden en kosten van de gemeenschap 100% heeft afbetaald en dat eiseres bij wijze van voorschot minimaal 50% aandeel heeft. Hij begroot de door hem gedane betalingen op NAf 149.698,71.
3.5.
Eiseres voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Na afloop van de behandeling heeft het gerecht reeds een voorlopig oordeel geven inhoudende dat de vordering van eiseres met betrekking tot het pensioen om meerdere redenen niet toewijsbaar is. Het gerecht blijft bij dat oordeel. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
Allereerst ontbreekt het eiseres aan een (spoedeisend) belang aan het gevorderde. Zij heeft daartoe gesteld dat zij thans 4 uur per dag werkt, hetgeen door gedaagde gemotiveerd is weersproken. In ieder geval heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar inkomen dusdanig is verminderd dat daarin een spoedeisend belang is gelegen. Daarnaast stelt zij een emotioneel belang te hebben bij het gevorderde omdat zij iedere dag gaat werken en telkens weer geconfronteerd wordt dat gedaagde van zijn pensioen geniet. Een dergelijk emotioneel belang kan niet worden aangemerkt als een voldoende rechtens relevant belang als bedoeld in artikel 3:303 BW. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad heeft te gelden dat een zuiver emotioneel belang slechts onder bijzondere omstandigheden een voldoende belang in de zin van 3:303 BW oplevert. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is hier geen sprake.
4.3.
Echter, ook indien zou worden aangenomen dat eiseres wél een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde, dient die te worden afgewezen, en wel op grond van het volgende.
4.4.
Wat eiseres vordert is een partiële verdeling van de gemeenschap. In beginsel kan op grond van artikel 3:179 BW slechts de verdeling van een gehele gemeenschap worden gevorderd en kan enkel bij gewichtige redenen een gedeeltelijke verdeling worden gevorderd. Dat er sprake is van gewichtige redenen is echter niet gesteld. In ieder geval kunnen de hiervoor genoemde belangen niet dienen als gewichtige redenen.
4.5.
Bovendien kan een vordering tot verdeling in beginsel niet worden toegewezen in een kortgedingprocedure, zeker niet in het onderhavige geval waarbij partijen het niet eens zijn over de omvang en de waarde van de gemeenschap (en de te verrekenen vorderingen) en (dus) het ook niet eens zijn over de wijze van verdeling daarvan. Het is niet aan de kort geding rechter om bij gebreke van overeenstemming tussen partijen over de verdeling, vooruitlopend op het resultaat in de aanhangig gemaakte bodemprocedure, als ordemaatregel een (partiele) verdeling tot stand te brengen.
4.6.
Eiseres wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen in de proceskosten begroot aan de zijde van gedaagde op NAf 1.000,=.

3.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagde begroot op NAf 1.000,=;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.