ECLI:NL:OGEAC:2022:112
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- U.I.D. Luydens
- Rechtspraak.nl
Vordering tot rekening en verantwoording van huurpenningen in nalatenschap
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers, erfgenamen van de overleden [naam 1] en [naam 2], gedaagde aangesproken tot het afleggen van rekening en verantwoording over de huurpenningen van onroerend goed dat deel uitmaakt van de nalatenschap. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.V.G. Rooijer, hebben gedaagde verzocht om schriftelijk verantwoording af te leggen over de sinds 1 juli 2007 geïncasseerde huurpenningen. Gedaagde, die in persoon procedeerde, heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij pas vanaf januari 2015 huurpenningen heeft geïncasseerd.
Het procesverloop omvatte een inleidend verzoekschrift, een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. Tijdens de comparitie is er een discussie geweest over de verplichting van gedaagde om rekening en verantwoording af te leggen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde vanaf januari 2015 de huurpenningen incasseert en dat hij gehouden is om hierover verantwoording af te leggen. De eisers hebben echter betoogd dat gedaagde ook voor eerdere perioden verantwoording dient af te leggen, wat door gedaagde is betwist.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde binnen vier maanden na de uitspraak schriftelijk rekening en verantwoording moet afleggen, onderbouwd met de relevante documenten. De vordering tot afdracht van de huurpenningen is afgewezen, omdat het Gerecht niet over voldoende informatie beschikte om de omvang van de af te dragen bedragen vast te stellen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierelatie tussen partijen. De uitspraak is gedaan op 21 februari 2022.