ECLI:NL:OGEAC:2022:113

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
CUR202004393
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen dwanginvordering met betrekking tot eigendomsaanspraken van een derde

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een verzetprocedure tegen een dwanginvordering. Eiseres, de naamloze vennootschap Lourel Corporate & Management Services N.V., heeft verzet aangetekend tegen een dwangschrift dat door de Landsontvanger van Curaçao was uitgevaardigd. Dit dwangschrift was gericht op de inning van belastingaanslagen, waarvan eiseres stelt dat deze abusievelijk zijn opgelegd en waartegen tijdig bezwaar is aangetekend. Eiseres vordert dat het gerecht het verzet gegrond verklaart en de beschikking van de Landsontvanger vernietigt, omdat de invordering volgens haar prematuur is en leidt tot onomkeerbare schade.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn dat op 4 september 2017 door de Landsontvanger roerende zaken in beslag zijn genomen, waarvan eiseres stelt dat deze het eigendom zijn van een derde. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanslagen verjaard zijn en dat de Landsontvanger geen recht heeft om tot executie over te gaan zonder een in redelijkheid te respecteren belang. Het gerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en heeft het verweer van de Landsontvanger verworpen.

In de beoordeling heeft het gerecht vastgesteld dat de derde geen partij is in deze procedure en dat de eigendomsaanspraken van de derde niet in deze verzetprocedure kunnen worden behandeld. Het gerecht heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die aanleiding geven om in te grijpen in de tenuitvoerlegging van de dwangschriften door de Landsontvanger. Eiseres is als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 2.500,= aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 14 februari 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004393
Vonnis d.d. 14 februari 2022
inzake
de naamloze vennootschap
LOUREL CORPORATE & MANAGEMENT SERVICES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. Th. Aardenburg en A.C. van Hoof,
tegen
de
LANDSONTVANGER VAN CURAÇAO,
zetelend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzetschrift ex artikel 4 lid 2 van de Landsverordening Dwanginvordering (hierna: Lv Dwanginvordering) met producties, ingediend op 9 november 2020;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
Vonnis is, mede wegens Covid-19 maatregelen, nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 4 september 2017 heeft gedaagde in beslag genomen roerende zaken die, aldus eiseres, het reële eigendom zijn van een derde.
2.2.
Op 20 juni 2020 heeft gedaagde op de voet van de artikelen 1, 3 en 9 van Lv Dwanginvordering een dwangschrift uitgevaardigd ter inning van winstbelasting ([A] met aanslagnummer [1] en [B] met aanslagnummer [2]) en loonbelasting ([C] met aanslagnummer [3]).
Op 9 oktober 2020 heeft eiseres ex artikel 4 Lv Dwanginvordering aan gedaagde doen betekenen een verzetschrift gedateerd 8 oktober 2020 ingesteld tegen het dwangschrift.
2.4.
Op 14 oktober 2020 is aangekondigd de verkoop bij executie van de in 2.1. bedoelde in beslag genomen zaken.
Op 19 oktober 2020 (dan wel 24 november 2020) is het beroep op verjaring voor de aanslag loonbelasting ([C] met aanslagnummer [3]) ingewilligd.
2.6.
Op 19 oktober 2020 is uitstelbezwaar verleend tot en met 19 juni 2021 voor de aanslagen winstbelasting.
2.7.
Gedaagde heeft de tenuitvoerlegging van haar dwangschriften niet gestaakt.

3.Het geschil

Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
het verzet en beroep tegen het dwangschrift gegrond te verklaren;
de beschikking van gedaagde van 25 juni 2020 te vernietigen en te beschikken dat gedaagde de beschikking ten onrechte heeft uitgevaardigd;
gedaagde te veroordelen in de proceskosten, waaronder het griffierecht.
Eiseres legt het volgende aan de vordering ten grondslag. Het dwangschrift is opgelegd voor aanslagen die abusievelijk zijn opgelegd en waartegen tijdig bezwaar is aangetekend doch nog niet op is beslist. Nu daarop nog niet is beslist, is het invorderen van die aanslagen prematuur. Indien de invordering wordt doorgezet dan zal dat tot onomkeerbare schade leiden, aldus eiseres. Daarnaast zijn de aanslagen verjaard en kunnen die niet meer worden ingevorderd. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat volgens vaste jurisprudentie de executant (gedaagde) niet de bevoegdheid heeft om tot voortzetting van de executie over te gaan indien hij geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid. Eiseres stelt dat het te executeren dwangschrift\bevel klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Tot slot legt eiseres aan haar vordering ten grondslag dat de door gedaagde beslagen roerende zaken het reëel eigendom van een derde betreffen dat gedaagde onvoorwaardelijk dient te respecteren en dat gedaagde de beslagen goederen niet mag uitwinnen (door middel van executoriale verkoop) voor de belastingschulden van eiseres.
Gedaagde concludeert dat het gerecht eiseres niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen althans deze zal afwijzen, met veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure.
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Het betreft hier een verzetprocedure tegen dwanginvordering. Derhalve is het gerecht bevoegd om van deze vordering kennis te nemen. Het daarmee in verband staande niet ontvankelijk verweer van gedaagde wordt verworpen.
4.2.
In het kader van deze verzetprocedure is het bepaalde in artikel 4 lid 3 Lv Dwanginvordering van belang. Daarin is bepaald dat verzet niet gegrond kan zijn op het niet ontvangen van een aanslagbiljet, kennisgeving van te betalen bijdrage of vergoeding of aanmaning en nimmer gericht kan zijn tegen de wettigheid of de hoegrootheid van het gevorderde bedrag.
Gelet op deze bepaling ligt enkel ter beoordeling voor of gedaagde ter zake van het dwangschrift bevoegd is tot de door haar genomen maatregelen. De stellingen ter zake de verjaring van de onderliggende vordering worden buiten beschouwing gelaten, nu uit de vaststaande feiten volgt dat gedaagde dat beroep al heeft gehonoreerd en eiseres in haar conclusie van repliek hierop niet nader is ingegaan.
Het gerecht begrijpt uit de stellingen van eiseres dat het haar gaat om de doorgang van de reeds aangezegde executieveiling te voorkomen (zie 2.2. van de conclusie van repliek) en dat daarin haar belang is gelegen.
4.5.
De derde is geen partij in deze procedure en bij deze verzetprocedure gaat het enkel om eigendomsaanspraken van die derde. Derhalve kan in deze procedure niet worden beslist dat gedaagde niet tot uitwinning van zaken van die derde mag overgaan. Het ligt op de weg van die derde (ex artikel 4 van de Lv Dwanginvordering danwel op grond van artikel 435 Rv en/of 456 Rv) om desgewenst rechtsmaatregelen te nemen om executie van haar eigendom te voorkomen.
Resumerend
4.6.
Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan het gerecht dient in te grijpen in de tenuitvoerlegging door gedaagde van haar dwangschriften. Eiseres wordt als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten veroordeeld, begroot op (tarief 5, 2 punten is) NAf 2.500,= aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het Gerecht:
veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure begroot op NAf 2.500,= aan salaris gemachtigde;
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en op 14 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.