In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben de eiseressen, AIRO TECH N.V. en COOLTECH AIRCONDITIONING COMPANY N.V., verzet aangetekend tegen een dwanginvordering door de Ontvanger van het Land Curaçao. De eiseressen stelden dat de beslagen roerende goederen eigendom zijn van eiseres 2, COOLTECH AIRCONDITIONING COMPANY N.V., en niet van eiseres 1, AIRO TECH N.V. De Ontvanger had beslag gelegd op de goederen van eiseres 1 ter invordering van belastingschulden. De eiseressen voerden aan dat het beslag onterecht was, omdat eiseres 1 haar activiteiten had gestaakt en de goederen eigendom waren van eiseres 2.
Het procesverloop omvatte verschillende conclusies en producties, waarbij de eiseressen hun verzet tegen de beslaglegging onderbouwden. De Ontvanger voerde aan dat eiseres 1 ten tijde van de beslaglegging nog geregistreerd stond op het adres waar de goederen zich bevonden, en dat het staken van de activiteiten niet betekende dat de onderneming niet meer op dat adres gevestigd was. De rechter oordeelde dat eiseres 1 niet ontvankelijk was in haar vordering, omdat er geen recht en belang was gesteld of gebleken. De eigendom van de goederen door eiseres 2 werd niet voldoende onderbouwd, waardoor het beroep op bescherming van eigendomsrechten niet slaagde.
De rechter verklaarde het verzet ongegrond en veroordeelde de eiseressen in de proceskosten, die op nihil werden begroot. De uitspraak werd gedaan op 7 februari 2022, en de rechter was mr. U.I.D. Luydens.