ECLI:NL:OGEAC:2022:119

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
CUR202102585
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en looncorrectie door voormalig werknemer van Aqualectra N.V. met betrekking tot functiewaardering en goed werkgeverschap

In deze zaak vordert de eiser, een voormalig werknemer van Aqualectra N.V., een verklaring voor recht dat Aqualectra niet in overeenstemming met "good corporate governance" heeft gehandeld en dat zij schadeplichtig is. De eiser is in 1979 in dienst getreden bij Aqualectra en heeft verschillende functiewaarderingen ondergaan. In eerdere procedures heeft de rechter al geoordeeld over de functiewaardering en de rol van Aqualectra als werkgever. De eiser heeft in 2017 een verzoekschrift ingediend waarin hij stelde dat Aqualectra onzorgvuldig heeft gehandeld bij de herwaardering van zijn functie. Dit verzoek werd afgewezen op basis van gezag van gewijsde. In de huidige procedure stelt de eiser dat Aqualectra opnieuw niet correct heeft gehandeld en vordert hij een looncorrectie met terugwerkende kracht vanaf 1996. Aqualectra voert aan dat de eiser niet ontvankelijk is omdat hij de verkeerde entiteit in rechte heeft betrokken, aangezien de rechtsvoorgangster van Aqualectra, KAE N.V., niet meer bestaat. Het Gerecht oordeelt dat Aqualectra geen rechtens te respecteren belang heeft bij het beroep op niet-ontvankelijkheid. Het Gerecht komt tot de conclusie dat de vordering van de eiser moet worden afgewezen op basis van gezag van gewijsde, aangezien de eerder genomen beslissingen bindende kracht hebben. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202102585
Vonnis d.d. 9 mei 2022
inzake
[EISER],
wonende te Curaçao,
eiser,
procederend in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap
AQUALECTRA N.V.rechtsopvolgster van
KOMPANIA DI PRODUKSHON DI AWA I ELEKTRISIDAD DI KORSOU (KAE) N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
Partijen zullen hierna [eiser] en Aqualectra genoemd worden. De rechtsvoorgangster van Aqualectra zal KAE worden genoemd of eveneens Aqualectra.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 15 september 2021 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord met producties van 13 december 2021;
  • de conclusie van repliek met productie van 21 februari 2022;
  • de conclusie van dupliek van 21 maart 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Eiser] is op 21 mei in 1979 in dienst getreden van Aqualectra in de functie van engineer D. Vanaf 1 maart 1996 werd [eiser] als Information Technology Engineer ingedeeld in salarisschaal 10, later in 11.
2.2.
Op 1 juli 2002 is door Aqualectra het USB functiewaarderingssysteem ingevoerd.
2.3.
In 2006 is de functiebeschrijving van [eiser] opnieuw vastgesteld en werd hij met terugwerkende kracht tot 1 juli 2002 in schaal 12 (ofwel schaal E) geplaatst.
2.4.
Bij brief van 19 juli 2012 van Aqualectra is aan [eiser] meegedeeld dat er weer een herwaardering was uitgevoerd met als resultaat dat zijn functie per 1 augustus 2012 werd ingedeeld in schaal F. Dit heeft geleid tot een salariswijziging naar voornoemde schaal met terugwerkende kracht tot 1 januari 1999.
2.5.
In 2014 heeft [eiser] een verzoekschrift ingediend bij dit Gerecht waarin is verzocht om voor recht te verklaren dat de door hem beklede functie van Information Technology Engineer dient te worden beschouwd als ingeschaald in G. Het Gerecht heeft bij beschikking van 26 september 2014 (EJ 69191/2014) het verzochte afgewezen.
2.6. [
Eiser] is in hoger beroep gegaan. Het Hof heeft de beschikking van het Gerecht bevestigd bij beschikking van 14 april 2015 ((EJ 69191/2014 – H 392/14). Van deze beschikking is [eiser] niet in cassatie gegaan.
2.7. [
Eiser] heeft in 2017 wederom een verzoekschrift ingediend bij dit Gerecht waarin is verzocht om voor recht te verklaren dat Aqualectra jegens [eiser] onzorgvuldig, althans in strijd met goed werkgeverschap, heeft gehandeld bij de herwaardering van zijn functie bij de brief van 19 juli 2012. Voorts is toen verzocht voor recht te verklaren dat Aqualectra op die grond schadeplichtig is en gehouden is tot het betalen van een schadevergoeding. Het Gerecht heeft bij vonnis van 8 oktober 2018 het verzochte afgewezen vanwege een geslaagd beroep op gezag van gewijsde (ECLI:NL:OGEAC:2018:265). Van dit vonnis is [eiser] niet in hoger beroep gegaan.

3.Het geschil

3.1. [
Eiser] vordert thans, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat Aqualectra jegens [eiser] niet in overeenstemming met “good corporate governance” heeft gehandeld;
voor recht te verklaren dat Aqualectra op grond van het vorengaande onder punt a jegens [eiser] schadeplichtig is;
Aqualectra te veroordelen tot het betalen van een looncorrectie met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 1996 en een schadevergoeding;
Aqualectra te veroordelen in de proceskosten van [eiser].
3.2. [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de functie van Information Technology Engineer hem formeel op 1 maart 1996 is aangeboden en dat met terugwerkende kracht per die datum een looncorrectie had moeten plaatsvinden. De door Aqualectra toegepaste salariswijziging met terugwerkende kracht tot 1 januari 1999 is daartoe niet afdoende.
3.3.
Aqualectra heeft primair als verweer gevoerd dat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat hij niet de juiste entiteit in rechte heeft betrokken. Kompania di Produkshon di awa i elektrisidad di Korsou (KAE) N.V. heeft immers als gevolg van een fusie op 3 januari 2018 opgehouden te bestaan. Subsidiair heeft Aqualectra zich beroepen op gezag van gewijsde in verband met de beschikkingen en het vonnis van het Gerecht en van het Hof. Voorts heeft Aqualectra zich voorbehouden een beroep op verjaring te doen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid van [eiser]
4.1. [
Eiser] heeft in zijn verzoekschrift als verweerster de rechtsvoorgangster van Aqualectra aangeduid te weten Kompania di Produkshon di awa i elektrisidad di Korsou (KAE) N.V. die op 2 januari 2018 als gevolg van een fusie heeft opgehouden te bestaan en is opgegaan in Aqualectra N.V.
Voor Aqualectra moet echter van meet af aan duidelijk zijn geweest dat bedoeld werd haarzelf in rechte te betrekken en niet haar rechtsvoorgangster. De onderhavige procedure is immers de derde in een reeks van soortgelijke procedures zijdens [eiser] jegens zijn voormalig werkgeefster waarin laatstgenoemde in de procedure in 2017/2018 ook werd bijgestaan door haar huidige gemachtigde. In die procedure heeft Aqualectra geen punt heeft gemaakt van het feit dat de rechter ook na de fusie de naam van haar rechtsvoorgangster heeft gehanteerd in het vonnis.
Aldus heeft Aqualectra geen rechtens te respecteren belang bij haar beroep op niet-ontvankelijkheid.
Gezag van gewijsde
4.2.
Het Gerecht verenigt zich met de volgende overwegingen uit de onder 2.7. genoemde beschikking en vult die onder 4.6. op onderdelen aan.
4.3.
Artikel 70a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt met betrekking tot gezag van gewijsde:
Beslissingen aangaande de rechtsbetrekking in geschil, vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.
4.4.
Gezag van gewijsde komt toe aan die beslissingen in een vonnis, waarin de rechter aan bepaalde feiten bepaalde rechtsgevolgen heeft verbonden. Dit leerstuk heeft als doel dat een einde wordt gemaakt aan geschillen tussen partijen omtrent dezelfde rechtsbetrekking. Als een partij zich niet kan verenigen met een rechterlijke beslissing dient deze tegen die beslissing in hoger beroep te gaan en niet nogmaals tegen dezelfde partij over dezelfde rechtsbetrekking een procedure aanhangig te maken. Aantasting van een rechterlijke beslissing is namelijk alleen mogelijk door aanwending van een in de wet voorzien rechtsmiddel, tenzij sprake is van aanvulling of verbetering van een uitspraak. Het komt er dus op neer dat partijen niet telkens een eerder door de rechter beslist geschilpunt aan de orde kunnen stellen, zich daarbij beroepend op nieuwe juridische en feitelijke stellingen op grond waarvan thans anders zou moeten worden geoordeeld. Hoewel artikel 70a Rv is geschreven voor vonnissen, leent het zich voor analoge toepassing bij beschikkingen.
4.5.
In het onderhavige geval heeft [eiser] opnieuw een al eerder door de rechter beoordeeld geschilpunt naar voren gebracht. In deze procedure verzoekt [eiser] immers opnieuw dat het Gerecht voor recht verklaart dat Aqualectra niet in overeenstemming met “good corporate governance” heeft gehandeld en voorts dat Aqualectra als gevolg daarvan schadeplichtig is. Het in deze procedure introduceren van de term “good corporate governance” maakt niet dat hiermee sprake is van een nieuw geschilpunt. Naar de kern bezien legt [eiser] immers opnieuw aan dit Gerecht ter toetsing voor of Aqualectra zich als goed werkgeefster heeft gedragen in het geheel van beslissingen omtrent functie(her)waardering en inschaling van [eiser].
4.6.
In de beschikking van het Hof van 14 april 2015 heeft het Hof hierover reeds overwogen onder 2.4. “
de rechter heeft in een geschil als het onderhavige te beoordelen of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven, en, indien dat het geval is, of de werkgever in redelijkheid tot functiewaardering heeft kunnen komen. Daarbij dient tevens betrokken te worden de vraag of de werkgever bij de functiewaardering en inschaling heeft gehandeld als een goed werkgever in de zin van artikel 7A:1614y BW (goed werkgeverschap).”
Onder 2.6 oordeelt het Hof: “
Na advies van Berenschot heeft Aqualectra vervolgens besloten om met terugwerkende kracht tot 1999 de functie van [eiser] hoger in te schalen, namelijk in schaal F. (...) [eiser] heeft niet aangetoond dat Aqualectra buiten de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssyteem is getreden en niet in redelijkheid tot de formele functiewaardering heeft kunnen komen. (…) niet met vrucht gesteld kan worden dat Aqualectra zich daarna niet als goed werkgever jegens [eiser] heeft gedragen door niet mee te gaan met de bezwaren van [eiser](…) Aqualectra is [eiser] zelfs ter wille geweest (…) Aqualectra heeft zonder contractuele verplichting besloten de functie van [eiser] met terugwerkende krqcht tot het jaar 1999 op te waarderen naar schaal F.
Deze beslissingen dragen het afwijzend dictum en aan deze beslissingen komt dus gezag van gewijsde toe. Het beroep van Aqualectra hierop slaagt.
4.7.
Het rechtsgevolg van een geslaagd beroep op gezag van gewijsde is dat de rechter in de latere procedure de standpunten waarvan de juistheid noodzakelijk voortvloeit uit de ingeroepen beslissing honoreert en dat hij elk standpunt dat daarmee onverenigbaar is in de latere procedure verwerpt. [eiser] heeft daarom geen belang meer bij zijn vordering en dit leidt tot afwijzing van de vordering (HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7594).
4.8.
De overige verweren van Aqualectra, waaronder het “voorbehouden” beroep op verjaring, behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking.
4.9. [
Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Aqualectra tot op heden begroot op NAf 2.500,= aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, en op 9 mei 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.