ECLI:NL:OGEAC:2022:133

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
CUR202101247
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid hypothecaire restschuld na openbare verkoop van onroerend goed in het kader van echtscheiding

In deze zaak, uitgesproken op 23 mei 2022 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een geschil tussen een eiseres in conventie en de Centrale Hypotheekbank (CHB) over de aansprakelijkheid voor een hypothecaire restschuld na de verkoop van onroerend goed. De eiseres, die in persoon optreedt, heeft een lening van NAf 211.000,- afgesloten met CHB, waarvoor een hypotheek is gevestigd op een perceel grond. Na een openbare verkoop op 20 maart 2018, waarbij de opbrengst niet voldoende was om de volledige schuld te dekken, resteerde er een schuld van ongeveer NAf 100.848,51. De eiseres vordert dat de restschuld wordt gesplitst tussen haar en haar ex-echtgenoot, die ook hoofdelijk aansprakelijk is voor de lening. Ze beroept zich op redelijkheid en billijkheid, stellende dat haar ex-echtgenoot niet meewerkt aan de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en dat zij daardoor alleen verantwoordelijk is voor de restschuld.

CHB verzet zich tegen de vordering van de eiseres en stelt dat de onderlinge verhouding tussen de eiseres en haar ex-echtgenoot niet relevant is voor de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het gerecht oordeelt dat de eiseres en haar ex-echtgenoot beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld en dat de vordering van de eiseres om de restschuld te splitsen niet kan worden toegewezen. De rechter concludeert dat het niet onaanvaardbaar is dat de eiseres hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de volledige restschuld, en wijst de vorderingen van de eiseres af. In reconventie wordt de vordering van CHB toegewezen, waarbij de eiseres wordt veroordeeld om de restschuld van NAf 105.447,33 te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202101247
Vonnis van 23 mei 2022
inzake
[EISERES IN CONVENTIE],
wonende op Curaçao,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap
CENTRALE HYPOTHEEKBANK,
gevestigd op Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.A. van den Berg.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie] en CHB worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 19 mei 2021;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie met producties, ingediend op 4 oktober 2021;
- de comparitie van partijen, gehouden op 12 januari 2022, waar zijn verschenen [eiseres in conventie] en namens CHB mw. [naam 1], bijgestaan door haar gemachtigde;
- de verwijzing naar de parkeerrol in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen;
- de e-mail van 31 januari 2022 van [eiseres in conventie];
- de e-mail van 7 april 2022 van de gemachtigde van CHB;
- de verwijzing naar de rol voor vonnis.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1 [
eiseres in conventie] is gehuwd geweest met [naam 2] (hierna: [naam 2]). Bij beschikking van 28 mei 2013 van dit gerecht is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 1 juli 2013 ingeschreven in de daartoe bestemde registers, waardoor het huwelijk is ontbonden.
2.2
De tussen [eiseres in conventie] en [naam 2] bestaande huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld.
2.3 [
eiseres in conventie] en [naam 2] hebben op 10 februari 2006 van CHB een bedrag geleend van NAf 211.000,- en tot zekerheid voor de terugbetaling van dat bedrag, vermeerderd met 50% wegens rente en kosten, aan CHB een recht van eerste hypotheek verleend op
“een perceel grond, gelegen in het derde district van Curaçao, te “HOFI ABAO”, bekend als [nummer], ter grootte van tweeduizend vierkante meter (2.000 m²), (…) met het daarop gebouwde plaatselijk bekend als [adres] [nummer]”,
(hierna: de woning).
2.4 [
eiseres in conventie] en [naam 2] zijn volgens de desbetreffende hypotheekakte ter zake de schuld hoofdelijk aansprakelijk jegens CHB.
2.5
Een e-mail van 24 oktober 2016 van [eiseres in conventie] aan CHB (prod. 7 van CHB) luidt als volgt:
“[…] Hierbij richt ik mij tot u met het verzoek om het huis aan de [adres], te verkopen, in het kader van echtscheiding/boedelscheiding. Tevens wil ik hierbij aangeven dat wanneer het CHB van potentiele kopers weet, ik het huis bij deze aanbied.
[…]”
2.6 [
eiseres in conventie] en [naam 2] zijn hun betalingsverplichtingen uit de hypothecaire overeenkomst van geldlening jegens CHB niet nagekomen. Daarop heeft CHB haar recht van hypotheek uitgewonnen. De veiling van het onroerend goed heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. De opbrengst van de veiling was niet toereikend om de gehele schuld van [eiseres in conventie] en [naam 2] aan CHB te voldoen. Er resteerde een schuld van NAf 100.848,51 volgens CHB) dan wel NAf 101.490,30 (volgens [eiseres in conventie]).
2.7 [
eiseres in conventie] heeft op 12 oktober 2018 CHB gemachtigd een bedrag van NAf 400,- per maand in te houden ter aflossing van de schuld.

3.Het geschil

in conventie
3.1 [
eiseres in conventie] vordert dat de restschuld in tweeën wordt gesplitst, in die zin dat [eiseres in conventie] en [naam 2] elk voor hun eigen aandeel in de restschuld verantwoordelijk worden gesteld, met veroordeling van CHB in de proceskosten.
3.2 [
eiseres in conventie] legt aan haar vordering de redelijkheid en billijkheid ten grondslag. Zij voert daartoe in het licht van de feiten het volgende aan. In de echtscheidingsbeschikking is de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bevolen en is [naam 2] veroordeeld de hypotheeklasten te blijven betalen tot aan de verkoop van de woning. Dit laatste werd door het gerecht gezien als een voorlopige alimentatie ten behoeve van de toentertijd vijf minderjarige kinderen. [naam 2] werkt niet mee met de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en is gestopt met het betalen van de hypotheeklasten hoewel hij daartoe wel in staat was. In verband met die verdeling loopt thans een gerechtelijke procedure. [eiseres in conventie] kon de hypotheeklasten niet betalen omdat zij andere gemeenschappelijke schulden moest voldoen. Doordat de hypotheeklasten niet zijn betaald, is het verschuldigde saldo blijven stijgen. [eiseres in conventie] draait door de weigerachtigheid van [naam 2] alleen op voor de restschuld. Anders dan [naam 2] neemt [eiseres in conventie] haar verantwoordelijkheid. CHB moet proberen bij beide schuldenaren haar vordering te incasseren, zij heeft niet tijdig ingegrepen. CHB heeft het onroerend goed openbaar laten verkopen zonder met [eiseres in conventie] te overleggen over de mogelijkheid tot overname of in verband daarmee actie te ondernemen. Bij de openbare verkoop heeft CHB [eiseres in conventie] niet ingelicht wat hoofdelijke aansprakelijkheid inhield. De openbare verkoop heeft onvoldoende opgeleverd.
3.3
CHB voert gemotiveerd verweer en concludeert, uitvoerbaar bij voorraad, tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conventie] met haar veroordeling in de proceskosten.
3.4
CHB voert daartoe – samengevat - het volgende aan. [eiseres in conventie] baseert haar vordering gedeeltelijk op vermeende gedragingen van [naam 2] en gedeeltelijk op vermeende gedragingen van CHB. Deze kunnen een ontslag van [eiseres in conventie] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid niet rechtvaardigen. De onderlinge verhouding tussen [eiseres in conventie] en [naam 2] regardeert CHB niet; onduidelijk is waarom [eiseres in conventie] [naam 2] niet in rechte heeft betrokken. CHB heeft beide debiteuren, ook [naam 2], herhaaldelijk en ook toen de betalingsachterstand nog gering was, aangesproken op hun betalingsverplichtingen. Van schending van CHB’s zorgplicht is dan ook geen sprake.
[eiseres in conventie] heeft aan CHB nooit voorgesteld dat zij het onroerend goed wilde overnemen. Dit zou bovendien de medewerking van [naam 2] vergen. CHB heeft [eiseres in conventie] ruim de tijd gegeven een koper voor het onroerend goed te vinden. Dat is haar niet gelukt. [eiseres in conventie] was ten tijde van de openbare verkoop op de hoogte van de betekenis van hoofdelijke aansprakelijkheid, zoals volgt uit de hypotheekakte en de akte van de executieveiling. Het onroerend goed is tot driemaal toe ter veiling aangeboden en CHB kan niet worden verweten dat de opbrengst uiteindelijk lager was dan [eiseres in conventie] had gehoopt.
in reconventie
3.5
CHB vordert, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [eiseres in conventie] is gehouden aan CHB de restschuld te voldoen van de in de hypotheekakte van 10 februari 2006 genoemde, oorspronkelijke geldlening, per 31 augustus 2021 begroot op NAf 105.447,33, aldus dat [eiseres in conventie] gehouden zal zijn een bedrag van NAf 105.447,33 aan CHB te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 augustus 2021, kosten rechtens.
3.6
In het licht van de feiten legt CHB aan haar vordering het volgende ten grondslag. [eiseres in conventie] is hoofdelijk aansprakelijk jegens CHB en CHB is niet gehouden en bereid zekerheid prijs te geven door [eiseres in conventie] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. De onderlinge verhouding tussen [eiseres in conventie] en [naam 2] regardeert CHB niet.
3.7 [
eiseres in conventie] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van CHB.
3.8 [
eiseres in conventie] voert daartoe aan hetgeen zij ter onderbouwing van haar vordering in conventie heeft aangevoerd.
voorts in conventie en in reconventie
3.9
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1
Tussen partijen staat vast dat [eiseres in conventie] en [naam 2] beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld uit hoofde van het door CHB aan hen verleende krediet, dus ook voor de restschuld na de openbare verkoop van het onroerend goed.
4.2
De vordering van [eiseres in conventie] dat de restschuld in tweeën wordt gesplitst, in die zin dat [eiseres in conventie] en [naam 2] elk “voor hun eigen aandeel” – waarmee [eiseres in conventie] bedoelt voor de helft van de restschuld – aansprakelijk zijn, impliceert dat, ingeval van toewijzing van die vordering, CHB minder zekerheid zou houden voor de terugbetaling van de restschuld dan zij thans, op grond van de overeenkomst van geldlening, heeft.
4.3
Het beroep van [eiseres in conventie] op de redelijkheid en billijkheid moet kennelijk worden verstaan als een beroep op artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek, dat luidt als volgt:
“Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.”
[eiseres in conventie] bedoelt dus kennelijk dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres in conventie] hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige restschuld.
4.4
Gezien de formulering “naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar” zal de rechter bij de toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid de nodige terughoudendheid moeten betrachten.
4.5 [
eiseres in conventie] onderbouwt haar beroep op de redelijkheid en billijkheid met verwijten jegens zowel [naam 2] als CHB.
4.6
Wat betreft [naam 2] verwijt [eiseres in conventie] hem in het bijzonder dat hij zijn betalingsverplichtingen jegens CHB niet nakomt en niet bereid is zijn medewerking te verlenen aan de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Dat zou van belang kunnen zijn in de relatie tussen [eiseres in conventie] en [naam 2], maar is niet van belang in de relatie tussen [eiseres in conventie] en CHB. De handelwijze van [naam 2] kan immers niet afdoen aan de verplichtingen van [eiseres in conventie] jegens CHB en de omvang daarvan.
4.7
Hoewel uitsluitend van belang in de relatie tussen [naam 2] en [eiseres in conventie] en niet in die tussen [naam 2] en CHB, merkt het gerecht op dat, anders dan [eiseres in conventie] stelt, de echtscheidingsbeschikking van 28 mei 2013 geen veroordeling van [naam 2] inhoudt om de hypotheeklasten te blijven betalen tot aan de verkoop van de woning en evenmin een veroordeling tot betaling van kinderalimentatie. Ten aanzien van de betaling van de hypotheeklasten lijkt zij overigens in haar genoemde e-mail van 31 januari 2022 terug te komen op die stelling.
4.8
Indien [eiseres in conventie] meent dat zij in verband met de betaling van de hypotheeklasten door haar een vordering heeft op [naam 2], zal zij kunnen trachten die vordering te incasseren. In onderhavige procedure speelt die echter geen rol.
4.9
Wat betreft de verwijten van [eiseres in conventie] aan het adres van CHB moet worden geconcludeerd dat de juistheid daarvan minst genomen niet is komen vast te staan en dat deze in elk geval niet zo zwaarwegend zijn dat deze kunnen leiden tot de toewijzing van de vordering. Daartoe wordt het volgende (r.ov. 4.10-4.14) overwogen.
4.1
Het verwijt aan CHB dat zij onvoldoende actief heeft getracht haar vordering bij [naam 2] te incasseren, gaat niet op. Uitgangspunt is, in het licht van de hoofdelijke aansprakelijkheid van [eiseres in conventie] en [naam 2] jegens CHB, dat CHB binnen de grenzen van de wet en de overeenkomst van geldlening een grote vrijheid heeft ten aanzien van de wijze van verhaal van haar vordering. Indien CHB in de ogen van [eiseres in conventie] onvoldoende heeft getracht haar vordering te verhalen op [naam 2], hetgeen CHB overigens betwist doordat zij (onweersproken) heeft aangevoerd dat zij ook [naam 2] al in een vroeg stadium buiten rechte heeft aangesproken tot betaling, kan dat – behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan de aanwezigheid is gesteld noch gebleken - niet leiden tot de conclusie dat CHB de grenzen van die vrijheid te buiten is gegaan.
4.11 [
eiseres in conventie] verwijt CHB niet aan haar zorgplicht te hebben voldaan door niet te hebben bevorderd dat [eiseres in conventie] het onroerend goed kon behouden. Daaromtrent wordt overwogen dat, indien [eiseres in conventie] het onroerend goed had willen behouden door toedeling, overname o.i.d., het op haar weg had gelegen daartoe het initiatief te nemen en niet op die van CHB. Dit heeft [eiseres in conventie] niet gedaan, integendeel. In de in r.ov. 2.5 geciteerde e-mail van 24 oktober 2016 heeft zij aan CHB bericht de woning te willen verkopen en het huis aan te bieden, zonder enige indicatie te geven zelf geïnteresseerd te zijn in een toedeling, overname o.i.d. van de woning. Niet is gesteld of gebleken dat zij CHB daarvan op enig tijdstip anderszins op de hoogte heeft gesteld. Eveneens zonder grond is het verwijt dat CHB een pro-actieve rol had dienen te spelen omdat haar bekend was dat [naam 2] onwillig was de boedelscheiding te realiseren, reeds omdat niet is gesteld of gebleken dat CHB bekend was met de wens van [eiseres in conventie] eigenaar te worden van de woning. CHB staat bovendien buiten de boedelscheiding tussen [eiseres in conventie] en [naam 2].
4.12
Overigens had [naam 2], zo voert CHB terecht aan, zijn medewerking moeten verlenen aan een toedeling, overname o.i.d. van de woning aan [eiseres in conventie]. [naam 2] was op dat moment immers (mede)eigenaar.
4.13
Anders dan [eiseres in conventie] aanvoert, was CHB niet gehouden bij de openbare verkoop aan [eiseres in conventie] uit te leggen wat hoofdelijke aansprakelijkheid inhoudt. CHB mocht er vanuit gaan dat dat aan [eiseres in conventie] in elk geval al sedert het passeren van de hypotheekakte duidelijk was. Daarin is immers hoofdelijke aansprakelijkheid opgenomen. Nu die hoofdelijke aansprakelijkheid reeds ver vóór de openbare verkoop was gevestigd, zou een uitleg ten tijde van de openbare verkoop dus ook niets hebben veranderd aan de rechtspositie van [eiseres in conventie], in het bijzonder niet aan haar reeds bestaande hoofdelijke aansprakelijkheid jegens CHB.
4.14
Dat, ten slotte, het onroerend goed bij openbare verkoop geen hoger bedrag heeft opgeleverd, valt gezien het belang van [eiseres in conventie] (en CHB) bij een zo hoog mogelijke opbrengst uiteraard te betreuren, maar op grond van de stellingen van partijen, in het bijzonder de onweersproken stelling van CHB dat het onroerend goed meerdere malen ter veiling is aangeboden en dat de eerste malen geen bod is uitgebracht, niet valt niet in te zien dat die naar [eiseres in conventie] stelt lage opbrengst CHB te verwijten valt. [eiseres in conventie] voert in dit verband wel aan dat CHB niet genoeg moeite heeft gedaan een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, maar dit onderbouwt zij niet en in het bijzonder voert zij niet concreet aan wat CHB anders had moeten doen.
4.15
Ten slotte merkt het gerecht op dat zij vraagtekens plaatst bij de stelling van [eiseres in conventie] dat zij het onroerend goed had willen overnemen, althans bij de haalbaarheid daarvan. Met de overname van het onroerend goed had zij immers ook de daarmee verbonden hypothecaire geldschuld moeten overnemen. Volgens haar eigen stellingen was [eiseres in conventie] niet in staat de uit de restschuld (na openbare verkoop) voortvloeiende financiële lasten te betalen en kan zij deze ook thans niet betalen. Dan rijst de vraag hoe [eiseres in conventie] zich die overneming van de restschuld en de financiering ervan had voorgesteld.
4.16
Op grond van al het bovenstaande luidt de conclusie dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat [eiseres in conventie] jegens CHB hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige (rest)schuld. Daarom zal de vordering in conventie van [eiseres in conventie] worden afgewezen.
in reconventie
4.17 [
eiseres in conventie] heeft de hoogte van het volgens CHB verschuldigde bedrag noch de gevorderde vertragingsrente betwist en mede in aanmerking genomen hetgeen in conventie is overwogen, zal de vordering in reconventie van CHB worden toegewezen, zij het met inachtneming van het volgende.
De strekking van de vordering in reconventie tot het geven van een verklaring voor recht leent zich niet voor dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. In zoverre is de vordering in reconventie dan ook niet toewijsbaar.
voorts in conventie en in reconventie
4.18 [
eiseres in conventie] zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie, gevallen aan de zijde van CHB en tot aan dit vonnis begroot op NAf 4.500,- (3 punten, tarief 6) wegens salaris gemachtigde. Dit bedrag is gebaseerd op tarief 6 van het liquidatietarief, 2 punten in conventie en 1 punt in reconventie, waarbij de puntenwaardering in reconventie is gehalveerd omdat het verweer in conventie en de vordering in reconventie grotendeels op dezelfde stellingen zijn gebaseerd.

5.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
wijst de vorderingen af;
in reconventie
verklaart voor recht dat [eiseres in conventie] is gehouden om aan CHB de restschuld te voldoen van de in de hypotheekakte van 10 februari 2006 genoemde, oorspronkelijke geldlening, zoals begroot per 31 augustus 2021 en aangegeven in prod. 9 bij de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, aldus dat [eiseres in conventie] gehouden zal zijn een bedrag van NAf 105.447,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2021, aan CHB te voldoen;
voorts in conventie en in reconventie
veroordeelt [eiseres in conventie] in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie, gevallen aan de zijde van CHB en tot aan dit vonnis begroot op NAf 4.500,-;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 23 mei 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.