ECLI:NL:OGEAC:2022:158

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
CUR202003460
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Sociale Verzekeringsbank voor onrechtmatig handelen bij medische spoeduitzending

In deze zaak vordert eiser, wonende in Curaçao, schadevergoeding van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wegens onrechtmatig handelen. Eiser heeft op 2 mei 2014 een aanvraag voor medische behandeling in het buitenland ingediend, nadat een netvliesloslating was geconstateerd. De SVB heeft deze aanvraag niet tijdig behandeld, waardoor eiser te laat is geopereerd. Eiser stelt dat hij hierdoor blijvende schade heeft geleden aan zijn rechteroog. De SVB heeft de aansprakelijkheid betwist en aangevoerd dat eiser zelf verantwoordelijk is voor de vertraging. Het gerecht heeft geoordeeld dat de SVB onrechtmatig heeft gehandeld door de spoedaanvraag niet binnen 48 uur te behandelen. De SVB is aansprakelijk voor de schade die eiser heeft geleden, zowel materieel als immaterieel. Eiser heeft recht op een schadevergoeding van NAf 40.000,- voor immateriële schade en NAf 60.000,- voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De SVB wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202003460
Vonnis van 23 mei 2022
inzake
[eiser],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. M.A. Becher,
tegen
de openbare rechtspersoon
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK (SVB),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.
Partijen zullen hierna ‘[eiser]’ en ‘SVB’ worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 27 augustus 2020 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord van 8 februari 2021;
  • de mondelinge behandeling op 11 augustus 2021 gehouden, alwaar [eiser] is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en SVB zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De gemachtigden hebben mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen het woord gevoerd ter zitting. Zijdens [eiser] zijn ter zitting producties ingebracht;
  • de akte na comparitie zijdens partijen van 10 januari 2022;
  • de akte uitlating producties zijdens SVB van 7 februari 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Uit interne e-mail correspondentie van SVB volgt het volgende:
De verzekeringsarts, tevens Medisch Hoofd Uitzendingen, [verzekeringsarts], stuurt op 29 april 2014 de volgende e-mail:

Besten
Ik ben vanmiddag gebeld door [arts 1].
Hij kan wegens niet opereren omdat de Taams kliniek financiële problemen heeft om de benodigde materiaal in te klaren. Blijkbaar zijn de materialen al op Curaçao maar geen middelen. Zijn wachtlijst loopt op tot 4weken nu
Hij is ten einde raad en geeft aan dat hij wsl over moet gaan tot mensen uitzenden. Dit zou geen goede zaak zijn voor de patienten en onnodige kosten voor de SVB
Gaarne wil hij weten of de SVB kan helpen bij dit probleem
Ik heb hem naar Cure verwezen. Kunnen jullie vrijdag contact opnemen met [arts 1]?
Op 2 mei 2014 wordt voornoemde e-mail als volgt beantwoord:

Beste [naam], en [naam] weten jullie hier iets van
En hoe pakken we dit aan.”.
2.2.
Op vrijdag 2 mei 2014 is bij [eiser], thans 76 jaar, door oogspecialist [arts 2] een netvliesloslating geconstateerd. Diezelfde dag is door de specialist een aanvraagformulier voor medische behandeling in het buitenland ingevuld en aan [eiser] meegegeven ter afgifte bij SVB.
2.3. [
eiser] heeft zich diezelfde dag bij SVB gemeld met het formulier. Het formulier is door SVB niet in behandeling genomen en [eiser] werd verzocht op maandag 5 mei 2014 terug te komen.
2.4. [
eiser] heeft het aanvraagformulier voor medische behandeling in het buitenland op 5 mei 2014 bij SVB ingediend.
2.5.
Bij brief van 13 mei 2014 wordt de aanvraag door SVB afgewezen. In de brief gericht aan de specialist [arts 2] staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Naar aanleiding van uw brief van dd. 2 mei 2014, deel ik u hierbij mee dat uw aanvraag wordt afgewezen.
De reden hier voor is:
De door u aangevraagde behandeling kan volgens ons hier ten lande gebeuren. Inmiddels is er een overeenkomst tussen TAAMS en de SVB bereikt inzake de huidige tekort aan materiaal voor Vitrectomie.
Betrokkene staat tentatief bij [arts 1] op de lijst om op maandag, dd. 19/5/14 te opereren. (…)
2.6. [
eiser] is op 19 mei 2014 door [arts 1] op Curaçao aan zijn rechteroog geopereerd. Op 2 juni 2014 is [eiser] wederom door [arts 1] aan zijn rechteroog geopereerd. Op 8 september 2014 heeft er alsnog een medische uitzending plaatsgevonden en is [eiser] in Colombia voor een derde keer aan zijn rechteroog geopereerd.
2.7. [
eiser] heeft op 9 september 2014 een klacht ingediend tegen de SVB bij de Inspectie voor de Volksgezondheid (hierna: de Inspectie).
2.8.
Op 26 oktober 2016 heeft de Inspectie op de klacht beslist. Uit het rapport van de Inspectie volgt, voor zover hier van belang, het volgende:

Conclusies
1. De SVB heeft nagelaten als verzekeraar zich te houden aan de eigen regel zoals aangegeven staat onder punt 1.12 (Basisverzekering ziektekosten) en Artikel 1 lid 2 van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 30ste oktober 2014 ter uitvoering van artikel 5.4., derde lid, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten 1 (Landsbesluit medische uitzendingen), dat de verzekerde verplicht is om medische hulp in het buitenland te krijgen indien dit door een specialist wordt aangevraagd. Voor de vertraging in de administratieve afhandeling die zich verhoudt tot de door de aanvragend medisch specialist genoemde termijn van 48 uur, Naar de mening van de Inspectie heeft SVB in de persoon van verantwoordelijk medisch adviseur, nalatig gehandeld.
2. Door de handelwijze van de medisch adviseur zoals beschreven onder punt 1. van de conclusies, is deze van ‘administrateur’ ‘zorgverlener’ geworden.
3. De literatuur hiervoor volgende, is het zeer aannemelijk dat de mate van herstel beter zou zijn geweest indien de termijn van 48 uur wel in acht zou zijn genomen door SVB. De Inspectie acht dit deel van de klacht terecht.
4. De Inspectie geeft de medisch adviseur een formele waarschuwing voor zijn handelen. Het handelen van de medisch adviseur is klachtwaardig voor het Medisch Tuchtcollege.
Aanbevelingen
1. De SVB dient zijn interne procedure voor aanvragen behandeling buitenland te evalueren en aan te passen.
2. De regels voor communicatie met de aanvragend medisch specialist dient aangescherpt en eenduidig gemaakt te worden.
2.9.
Uit een ongedateerde verklaring van [arts 2], overgelegd ter zitting van 11
augustus 2021, volgt, voor zover hier van belang, het volgende:
“(Punt 13 en 14) Spoeduitzending: dat bij spoed uitzendingen er gebeld moet
worden is een afspraak. Het is geen verplichting dat de verwijzende specialist bij
spoeduitzendingen moet bellen. Daarbij is het ook voorgekomen dat de SVB de
oogspecialist heeft gebeld om een spoed uitzending te verifiëren.
(Punt 15) De SVB heeft vermeld dat het onduidelijk is waarom ik als specialist niet
heb gebeld. Het is echter geen verplichting dat de oogspecialist de SVB moet bellen
zoals hierboven al vermeld. De SVB was op de hoogte dat er geen materiaal was om
de operatie te verrichten op Curaçao, het lijkt me dan logisch dat er een uitzending
plaats moet vinden. Er is een email van 29 april, waarin duidelijk gezegd wordt dat
er geen materiaal is.
(Punt 21) De stelling dat het oog op 8 mei erg achteruit is gegaan, heeft te maken
met het feit dat op 2 mei, de retina half (1/2) losligt, en op 8 mei de retina voor drie
kwart (3/4) losligt. Hoe meer de retina losligt hoe slechter de prognose. Door de
vertraging ontstaat er in het oog verlittekening, welke een slechtere postoperatieve
prognose geeft. Dit is ook de reden waarom er op 30 mei weer geopereerd wordt.
(Punt 24) De reden waarom [arts 1] een week kon wachten met de operatie, heeft
waarschijnlijk te maken met de al slechte status van het ogen mogelijk het binnenkomen van
materiaal in die periode.
Punt 27:
De derde operatie aan het rechteroog is om de silicone olie uit het oog te halen. De artsen in
Colombia adviseren om de olie er niet uit te halen.
Punt 28: Er is geen 4e operatie verricht, alleen controle in het buitenland. Met het advies:
afblijven
Punt 30: Er was bij meneer [eiser] geen predispositie voor een retina loslating.
Punt 31: De SVB heeft het over een veel te ver verband tussen de uitzending
aanvraag van 2 mei en een onderliggende oorzaak (welke er niet was), en de
complicaties die ook zonder vertraging zouden zijn opgetreden.
Meneer [eiser] had geen onderliggen lijden die de oorzaak waren van zijn
netvliesloslating. De regel is, dat hoe eerder er geopereerd wordt, hoe minder kans
op complicaties en een hogere kans op een beter resultaat. Het is om deze reden dat
er bij de eerste aanvraag een uitzending wordt aangevraagd van binnen 48 uur.
Punt 35/36:
De visus van meneer [eiser] bij binnenkomst, van het rechteroog 1/60 of te wel 1%,
en van het linkeroog 70%, dat is een duidelijk verschil.
Zijn visus in het rechteroog wordt na de operaties niet beter, maar alleen maar
slechter. Hij ziet bij de laatste meting bij [arts 1], alleen maar handbewegingen
op 50 centimeter van het oog.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
( i) hem verlof verleent om kosteloos te procederen;
(ii) voor recht verklaart dat SVB jegens [eiser] aansprakelijk is wegens een onrechtmatige daad;
(iii) voor recht verklaart dat SVB gehouden is de schade die [eiser] als gevolg van de onrechtmatige daad heeft geleden en zal lijden te vergoeden;
(iv) SVB – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – veroordeelt tot vergoeding van door [eiser] geleden materiële en immateriële schade ad NAf 502.560 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente;
( v) SVB veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Door niet tijdig op het verzoek om een medische spoeduitzending van [eiser] te beslissen, heeft SVB onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en is zij daarom aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg van dat onrechtmatig handelen geleden schade.
3.3.
SVB heeft de stellingen van [eiser] weersproken en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen, dan wel afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de door [eiser] overgelegde kaart rechtgevende op kosteloze rechtsbijstand is voldoende van zijn onvermogen gebleken en zal hem toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of de SVB onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door het ten behoeve van hem op 2 mei 2014 gedane verzoek om medische behandeling in het buitenland op 13 mei 2014 af te wijzen en SVB dientengevolge aansprakelijk is voor alle door [eiser] geleden schade.
4.3. [
eiser] heeft daarvoor gesteld dat er door de oogspecialist [arts 2] op 2 mei 2014 een netvliesloslating in zijn rechteroog was geconstateerd. Na een second opinion te hebben gevraagd bij [arts 1] waren beide specialisten van oordeel dat [eiser] met spoed diende te worden geopereerd aan zijn rechteroog. De operatie kon echter niet op Curaçao worden uitgevoerd omdat er geen operatiemateriaal beschikbaar was. Hierover had [arts 1] al op 29 april 2014 contact gehad met SVB en kenbaar gemaakt dat hierdoor de noodzaak was ontstaan mensen naar het buitenland uit te zenden voor medische behandeling. Om die reden heeft [arts 2] dezelfde dag, namelijk 2 mei 2014, een aanvraagformulier voor medische behandeling in het buitenland ingevuld en op dat formulier aangekruist dat het om een spoedgeval ging waarbij binnen 48 uur behandeling vereist was. Dit formulier is aan [eiser] meegegeven ter indiening bij SVB. [eiser] stelt dat hij zich diezelfde dag omstreeks 12 uur ’s middags bij SVB heeft gemeld ter indiening van het formulier. Bij de SVB werd hem geïnformeerd dat de aanvraag niet in behandeling kon worden genomen omdat aanvragen voor medische uitzending alleen tot 12 uur ’s middags in behandeling worden genomen. [eiser] trachtte tevergeefs uit te leggen dat het om een spoedgeval ging, maar de aanvraag werd desondanks niet in ontvangst genomen en aan [eiser] werd medegedeeld dat hij die maandag moest terug komen, nog steeds aldus [eiser]. [eiser] is op maandag 5 mei 2014 opnieuw naar SVB gegaan met het formulier, waar hij werd geïnformeerd dat de aanvraag met stukken binnen de dokterscommissie zou worden behandeld ter advisering alvorens kon worden beslist op de aanvraag. Op 6 mei 2014 heeft [eiser] gebeld naar SVB om te vragen naar de status van zijn aanvraag. Toen hij hierover geen uitsluitsel kreeg heeft hij zich op 8 mei 2014 gemeld bij de praktijk van [arts 1], die verbaasd was over het feit dat [eiser] nog niet was uitgezonden voor medische behandeling. [arts 1] informeerde [eiser] na onderzoek van zijn rechteroog, dat de conditie van het oog erg achteruit was gegaan. Toen [eiser] ook hierna niets vernam van SVB, heeft hij op 14 mei 2014 met de toenmalige medisch adviseur, [medisch adviseur] gebeld. [medisch adviseur] informeerde hem dat hij eerst wilde nagaan wat de reden was dat de operatie niet bij Taams kliniek kon worden uitgevoerd, alvorens het uitzendingsverzoek te ondertekenen. [medisch adviseur] adviseerde [eiser] om weer terug te gaan naar [arts 1]. Terug bij [arts 1] werd [eiser] geïnformeerd dat na een gesprek met [medisch adviseur] was besloten dat de operatie op Curaçao op 19 mei 2014 zou worden uitgevoerd. Dit was rijkelijk te laat, volgens [eiser]. [arts 1] constateerde dat er op 26 mei 2014 opnieuw een netvliesloslating bij [eiser] had plaatsgevonden, dit doordat er bij de eerste netvliesloslating niet binnen 24 uur was geopereerd. Achteraf is gebleken dat SVB de aanvraag van [eiser] op 13 mei 2014 had afgewezen. [eiser] heeft totaal drie keer moeten worden geopereerd aan zijn rechteroog en is uiteindelijk het gezichtsvermogen van zijn rechteroog toch kwijt. Het handelen van SVB levert een onrechtmatige daad op jegens [eiser]. Nu de onrechtmatige daad te wijten is aan de schuld van SVB of aan een oorzaak die krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van SVB komen, kan deze aan SVB worden toegerekend, aldus [eiser].
4.4.
SVB heeft het door [eiser] gestelde onrechtmatig handelen betwist. Volgens SVB had [eiser] zich op 2 mei 2014 niet rond het middaguur gemeld bij SVB maar pas rond 16:00 uur in de namiddag. De balies van SVB zijn op vrijdagmiddag na 16:00 uur gesloten en worden dan bemand door de bewaking. Het is [eiser] geweest die zelf, onverrichter zake, is weggegaan zonder verdere actie te ondernemen. Volgens [eiser] ging het om een spoedgeval, maar handelde [eiser] daar zelf niet naar. Het lag immers op zijn weg, volgens SVB, om zijn specialist [arts 2] of [arts 1] in te schakelen om te bemiddelen bij de uitzending. Volgens SVB heeft [eiser] zelf nagelaten de uitzending tijdig te regelen en betekent dit dat hij zelf verwijtbaar heeft gehandeld. Daarnaast voert SVB aan dat het standaardpraktijk is bij spoeduitzendingen dat de medisch specialist naar SVB belt. Hier houden ook alle medisch specialisten zich aan, volgens SVB. Zeker als het om een aanvraag op een vrijdagmiddag voor een uitzending die binnen 48 uur moet plaatsvinden gaat. De telefoonnummers waarnaar gebeld moet worden staan ook bovenaan het formulier vermeld. SVB voert aan dat het voor haar onduidelijk is waarom [arts 2] niet heeft gebeld om de spoeduitzending aan te kondigen, zeker nu het een operatie betrof die gewoon op Curaçao kon plaatsvinden en de grondslag dus ongebruikelijk was. Daar komt bij, volgens SVB, dat er intussen ontwikkelingen gaande waren ter zake van de invoer van de noodzakelijke hulpmiddelen die benodigd waren voor het uitvoeren van de operaties op Curaçao, zoals gebruikelijk. Op 5 mei 2014 is er direct contact opgenomen met [arts 1] die belast was met het uitvoeren van de netvliesoperaties op Curaçao. De reden voor uitzending was voor de behandelaar van de aanvraag namelijk niet duidelijk. In dat gesprek zou [arts 1] hebben aangegeven dat hij over het materiaal beschikte om de operatie uit te voeren en [eiser] zelf zou opereren in de Taams kliniek op 19 mei 2014. De operatie is ook op die dag uitgevoerd. Uit de stellingen van [eiser] volgt dat hij op 8 mei 2014 nog op consult was bij [arts 1], die het toen niet nodig had geoordeeld de uitzending door te zetten. Ook [arts 1] had toen immers geen actie ondernomen, zodat kan worden geconcludeerd dat er voor uitzending geen medische noodzaak bestond. SVB verwijt [eiser] dat hij heeft nagelaten zijn volledige medische dossier in geding te brengen. Na de eerste operatie trad er na een week opnieuw een netvliesloslating op. Er is toen pas na een week een tweede operatie uitgevoerd. Ook dit heeft bijgedragen aan de huidige toestand van het oog, echter wordt die vertraging door [eiser] niet aan [arts 1] verweten. Na de tweede operatie zijn er nogmaals ernstige complicaties opgetreden. Die complicaties hebben niets van doen met de vertraging bij de eerste operatie, terwijl die wel hebben bijgedragen aan het verlies van visus in het rechteroog. [eiser] is vervolgens nog een derde keer geopereerd en een vierde keer behandeld. Onder genoemde omstandigheden kan [eiser], volgens SVB, zich niet met succes op het standpunt stellen dat SVB aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de huidige toestand van het oog. De huidige schade aan het oog staat niet in medisch causaal verband tot de vertraging die heeft plaatsgevonden tussen 2 mei en 5 mei 2014, terwijl er volgens SVB sprake was van onderliggende ziekte, waardoor complicaties ook zonder de vertraging zouden zijn opgetreden. Ten aanzien van het operatiemateriaal dat niet beschikbaar was in de Taams kliniek om de operatie op Curaçao uit te voeren, voert SVB aan dat het haar verplichting niet was om daarvoor zorg te dragen. Alleen om de continuïteit van de gezondheidszorg te waarborgen, heeft SVB besloten de kosten voor het verkrijgen van het materiaal aan de kliniek voor te schieten. Voor zover de aansprakelijkheid van SVB wel mocht komen vast te staan, betwist SVB het bestaan en de omvang van de schade zoals door [eiser] gevorderd. Volgens SVB is ook de medische toestand van het oog van [eiser] onvoldoende vast komen te staan. Dit is door [eiser] onvoldoende onderbouwd, nog steeds aldus SVB.
de aansprakelijkheid
4.5.
Het gerecht is van oordeel dat de aansprakelijkheid van SVB voldoende is komen vast te staan en daarvoor is het volgende redengevend. [eiser] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat hij zich op vrijdag 2 mei 2014 rond het middaguur bij SVB heeft gemeld en daar met de baliemedewerkster [medewerkster] heeft gesproken. Die medewerkster zou met de afdeling ‘medische uitzendingen’ hebben gebeld en vervolgens aan [eiser] hebben doorgegeven dat hij de daaropvolgende maandag moest terugkomen. SVB heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd weersproken. SVB heeft alleen, zonder verdere onderbouwing, aangevoerd dat [eiser] zich op 2 mei 2014 na 16:00 uur bij SVB zou hebben gemeld bij een medewerker van de beveiliging. Gelet op de onderbouwde stelling van [eiser] wordt aan het verweer van SVB in dit kader voorbij gegaan. Daar komt bij dat SVB de aanvraag van [eiser] ook bij zijn terugkeer op maandag 5 mei 2014 niet voortvarend heeft afgehandeld. Pas op 13 mei 2014 is er door SVB besloten op de spoedaanvraag en is het verzoek afgewezen. Uit het door [eiser] overgelegde rapport van de Inspectie en de overgelegde verklaring van [arts 2], volgt dat SVB nalatig heeft gehandeld door de spoedaanvraag voor medische behandeling in het buitenland van [eiser] niet binnen 48 uur af te handelen. Uit het rapport van de Inspectie volgt voorts dat uit alle literatuur met betrekking tot netvliesloslatingen volgt dat snel operatief ingrijpen noodzakelijk is en dat de prognose door uitstel van de operatie veel minder goed is (10-15% gezichtsvermogen). Ook uit de aantekeningen van [arts 1] volgt dat de prognose voor visus bij vroege ingreep vele malen beter is.
Aan de overige verweren van SVB wordt eveneens voorbijgegaan. Zo was het reeds op 29 april 2014 bij SVB bekend dat het materiaal voor het uitvoeren van de operaties niet beschikbaar was op Curaçao, zodat dit argument geen rechtvaardiging oplevert voor het trage handelen van SVB bij de afhandeling van de aanvraag van [eiser]. Het verweer dat er geen causaal verband bestaat tussen het handelen van SVB en de door [eiser] geleden schade wordt evenmin gevolgd. Dat het trage handelen van SVB tot gevolg heeft gehad dat [eiser] te laat aan zijn oog is geopereerd en daardoor niet meer kon worden voorkomen dat hij de visus in zijn rechteroog vrijwel volledig is kwijtgeraakt, is voldoende vast komen te staan. Uit de verklaring van [arts 2] volgt dat [eiser] geen onderliggend lijden had dat de netvliesloslating heeft veroorzaakt. SVB heeft hier niets tegenin gebracht. Het verweer dat de operatie door toedoen van [arts 1] pas op 19 mei 2014 is uitgevoerd kan SVB evenmin baten. Immers volgt uit de stukken dat de aanvraag pas op 13 mei 2014 door SVB is afgewezen. Uit de verklaring van [arts 2] kan worden geconcludeerd dat de status van het oog toen al zodanig verslechterd was, dat een spoedoperatie mogelijk al geen soelaas meer zou bieden. Nog daargelaten dat het handelen van [arts 1] de onrechtmatigheid van het handelen van SVB niet wegneemt. Dat het oog van [eiser] nog gered had kunnen worden indien dit na 13 mei 2014 binnen 48 uur was geopereerd, is niet door SVB gesteld en evenmin anderszins gebleken. Verder volgt uit de verklaring van [arts 2] dat de tweede en derde operatie weldegelijk hebben plaatsgevonden als gevolg van de eerste operatie die te laat werd uitgevoerd. Dit is door SVB niet nader weersproken.
4.6.
De conclusie luidt dat gelet op de voldoende onderbouwde stellingen van [eiser] die door SVB onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, voldoende vast is komen te staan dat SVB onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door de spoedaanvraag tot medische uitzending onvoldoende voortvarend te behandelen en daarop te beslissen. SVB heeft door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op een recht van [eiser] en/of in strijd gehandeld met de wettelijke plicht die op SVB rust. Dit onrechtmatig handelen kan aan SVB worden toegerekend, zodat SVB gehouden is de door [eiser] als gevolg van dat handelen geleden schade te vergoeden.
de schade
4.7. [
eiser] stelt zowel immateriële als materiële schade te hebben geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van SVB. [eiser] heeft gesteld dat de door hem geleden schade NAf 502.560,- bedraagt. [eiser] heeft zijn vordering nader onderbouwd met een door DEKRA opgesteld schaderapport.
4.8.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade overweegt het gerecht als volgt. [eiser] heeft gesteld dat de door hem geleden immateriële schade een bedrag van NAf 40.000,- bedraagt. SVB heeft verweer gevoerd en gesteld dat de immateriële schade aan de hand van de Smartengeldgids ten hoogste een bedrag van € 16.288,- kan bedragen. SVB heeft haar standpunt gebaseerd op een casus ter zake van smartengeld na mishandeling.
4.9.
Ingevolge artikel 6:106 lid 1 onder b BW heeft de benadeelde, voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad dient er bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade met een aantal omstandigheden rekening te worden gehouden, te weten enerzijds de aard van de aansprakelijkheid en anderzijds de aard, de duur en de intensiteit van de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde die voor het slachtoffer het gevolg zijn van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust. Daarnaast zal de rechter rekening moeten houden met de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde. De rechter dient bij zijn begroting tevens te letten op (de maximaal toegekende) bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, waarbij hij de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding in aanmerking moet nemen. Het gerecht is van oordeel dat het handelen van SVB als grovelijk nalatig dient te worden aangemerkt. Dit volgt ook uit het rapport van de Inspectie, die SVB voor haar handelen een formele waarschuwing heeft gegeven en bovendien het handelen van de medisch adviseur klachtwaardig voor het Medisch Tuchtcollege heeft geacht. Ook het leed dat het handelen van SVB heeft veroorzaakt voor [eiser] wordt ernstig geacht. Zo diende [eiser] nog geruime tijd medische behandeling te ontvangen aan zijn rechteroog, terwijl hij de visus in het oog inmiddels ook vrijwel geheel en blijvend is kwijtgeraakt. Bij het bepalen van de hoogte van de door [eiser] geleden immateriële schade neemt het gerecht mede in aanmerking de leeftijd van [eiser] ten tijde van het schadeveroorzakende handelen (68 jaar), de omstandigheid dat er thans sprake is van vrijwel algehele visusuitval in het rechteroog en de omstandigheid dat het linkeroog van [eiser] geen schade heeft geleden. Gelet op die omstandigheden en tevens de jurisprudentie in gelijksoortige zaken betreffende oogletsel na een medische fout in aanmerking nemende, komt het gerecht tot het oordeel dat het door [eiser] gevorderde bedrag van NAf 40.000,- (zoals ter comparitie nader is toegelicht en volgt uit de ter comparitie overgelegde spreekaantekeningen) aan immateriële schadevergoeding redelijk en billijk dient te worden geacht. De vordering zal in zoverre worden toegewezen.
4.10.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt het gerecht het volgende. [eiser] stelt dat hij als gevolg van het handelen van SVB ernstige inkomstenderving heeft geleden. [eiser] stelt dat hij ondanks zijn leeftijd nog veel arbeidsvermogen had en hij in goede gezondheid verkeerde. Hij werkte als interieurbouwer en kon dit werk, naar eigen zeggen, nog lang blijven uitvoeren. Voor het oogletsel voerde [eiser] alle werkzaamheden zelf uit, nu moet hij voor de uitvoering van het werk derden inhuren. Hierdoor is zijn inkomen drastisch teruggelopen.
4.11.
SVB heeft de hoogte van de door [eiser] gestelde materiële schade weersproken. In dat kader heeft SVB het volgende aangevoerd. SVB betwist de juistheid van de door DEKRA in haar rapport aangehouden berekening. Volgens SVB is er een onjuiste belastingdruk gehanteerd, zijn de inkomsten van [eiser] niet geloofwaardig, heeft [eiser] na de operatie feitelijk niet meer maar ook niet minder werk binnengehaald dan in de jaren daarvoor en blijkt uit de door [eiser] overgelegde stukken dat hij ook al voor de operatie minder werk en dus minder inkomen had. Volgens SVB is het niet aannemelijk dat er meer materiële schade is geleden dan alleen in het jaar 2014.
4.12.
Dat [eiser] materiële schade heeft geleden, staat volgens het gerecht eveneens vast. Aan de hand van de door [eiser] overgelegde stukken acht het gerecht het aannemelijk dat [eiser] over de periode 2011 – 2013 een inkomen had van gemiddeld NAf 15.000,- netto per jaar en dit inkomen is over de periode 2014 – 2019 gedaald tot gemiddeld NAf 3.000,- per jaar. Het verweer van SVB dat die daling volledig te wijten is aan de leeftijd van [eiser], volgt het gerecht niet. Het gerecht acht het aannemelijk dat een deel van die daling mede te wijten is aan het verlies van visus in het rechteroog van [eiser]. Het verweer van SVB dat de exacte vermogensschade op grond van de door [eiser] overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld wordt echter wel gevolgd. Door [eiser] zijn ter onderbouwing van zijn schade enkel een aantal offertes overgelegd. Na de comparitie van partijen is [eiser] alsnog in de gelegenheid gesteld de gevorderde materiële schade nader te onderbouwen. Ook de nadere onderbouwing heeft echter niet de nodige duidelijkheid verschaft. Conform artikel 6:97 BW zal het gerecht de vermogensschade daarom schatten op een bedrag van NAf 60.000,-. Het gerecht houdt daarbij rekening met de relatief hoge leeftijd van [eiser] en het reeds daarom aannemelijk is dat zijn arbeidsvermogen ook zonder het opgelopen letsel aan zijn oog steeds verder zou zijn afgenomen.
eigen schuld
4.13.
SVB heeft aangevoerd dat een deel van de schade voor rekening van [eiser] zelf dient te blijven. Volgens SVB had het op de weg van [eiser] gelegen om zelf actie te ondernemen om zijn medische uitzending mogelijk te maken toen zijn verzoek op 2 mei 2014 niet meteen door SVB in behandeling was genomen. Het had op zijn weg gelegen zijn behandelend arts te alarmeren om te bemiddelen bij de uitzending, nog steeds aldus SVB. [eiser] heeft daarom zelf verwijtbaar gehandeld, zodat een deel van de schade voor zijn eigen rekening dient te komen.
4.14.
Het beroep van SVB op de eigen schuld wordt verworpen. Gelet op alle omstandigheden van het geval, kon van [eiser] niet worden verwacht dat hij wist hoe anders te handelen toen door SVB op 2 mei 2014 werd geweigerd zijn verzoek in behandeling te nemen. Door SVB is alleen gezegd dat [eiser] de daaropvolgende maandag op 5 mei 2014 moest terugkomen. Dat hem door SVB werd geadviseerd zijn behandelend arts of zijn huisarts alsnog te bellen, is door SVB niet gesteld en evenmin gebleken. Daar komt bij dat het verzoek uiteindelijk ook op maandag 5 mei 2014 niet met spoed is behandeld nu het verzoek pas op 13 mei 2014 werd afgewezen. De door [eiser] geleden schade is reeds daarom volledig het gevolg van het nalatige handelen van SVB.
wettelijke rente
4.15.
SVB heeft zich op het standpunt gesteld dat de wettelijke rente over de vermogensschade niet kan worden toegerekend met ingang van 2014, de datum waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. Het gaat hier immers, volgens SVB, om jaarschade waarbij de rente steeds na afloop van het betreffende jaar kan worden berekend tot de dag van algehele voldoening. Voorts voert SVB aan dat de wettelijke rente als standaard is gevorderd, waarmee zou worden gedoeld op de datum indiening verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening.
4.16.
Artikel 6:83 aanhef en onder sub b BW bepaalt dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad. Artikel 6:119 lid 1 BW bepaalt dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest.
4.17.
Ten aanzien van de immateriële schade is het gerecht van oordeel dat deze geacht moet worden te zijn geleden op het moment van de schade toebrengende gebeurtenis. Het gerecht gaat er daarom van uit dat de immateriële schade is geleden op 2 mei 2014 en SVB met vergoeding van die schade dan ook sedert 2 mei 2014 in verzuim is. De wettelijke rente over de immateriële schade zal met ingang van 2 mei 2014 tot de dag der algehele voldoening worden toegewezen.
Het verweer van SVB dat de vordering die ziet op de wettelijke rente alleen strekt tot toewijzing van wettelijke rente per datum van indiening van het verzoekschrift tot algehele voldoening, volgt het gerecht niet. Uit de ter comparitie overgelegde spreekaantekeningen en het nader overgelegde rapport van Dekra volgt dat de wettelijke rente vanaf 2014 tot in ieder geval de datum van indiening van het verzoekschrift als component is inbegrepen in de gevorderde schade. Het gerecht begrijpt de vordering dan ook zo dat de wettelijke rente over de schade wordt gevorderd vanaf de datum van de schade toebrengende gebeurtenis tot de dag van algehele voldoening.
4.18.
Ten aanzien van de materiële schade is het gerecht van oordeel dat dit schade betreft die periodiek moet worden geacht te zijn geleden. Nu het gerecht niet in staat is de exacte hoogte van de schade vast te stellen en deze naar schatting heeft vastgesteld, zal het gerecht de wettelijke rente over dit bedrag toewijzen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
verklaring voor recht
4.19.
Nu SVB zal worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [eiser], heeft [eiser] geen belang bij de door hem afzonderlijk gevorderde verklaringen voor recht, zodat die vorderingen in zoverre zullen worden afgewezen.
proceskosten
4.20.
SVB zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [eiser]. Die worden tot op heden begroot op NAf 5.030,- aan griffierechten en NAf 5.000,- (2 ½ punt x tarief 7) aan gemachtigdensalaris. De griffierechten zijn in debet gesteld en dienen dus aan het gerecht te worden betaald.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
verleent [eiser] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
veroordeelt SVB tot betaling aan [eiser] van het bedrag van NAf 40.000,- ter zake van immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt SVB tot betaling aan [eiser] van het bedrag van NAf 60.000,- ter zake van materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt SVB in de kosten van deze procedure, tot op heden begroot op NAf 10.030, waarvan NAf 5.030,- niet aan [eiser], maar aan de griffie van het gerecht dient te worden betaald;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M Lasten, rechter, en op 23 mei 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.