ECLI:NL:OGEAC:2022:167

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
CUR202004592 en CUR2021I00002
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening door ouders aan ex-schoonzoon en dochter met vrijwaring

In deze zaak hebben ouders hun ex-schoonzoon en dochter aangesproken voor de terugbetaling van een geldlening die zij hebben verstrekt aan de onderneming van hun dochter, Marroy B.V. De geldleningsovereenkomst, die op 22 april 2019 werd gesloten, betrof een bedrag van € 125.000, met een rente van 3,5% per jaar. De ouders vorderden een bedrag van € 109.082, alsmede de buitengerechtelijke kosten en de contractuele rente. Marroy en de dochter hebben verweer gevoerd en stelden dat zij in verzuim waren door de gevolgen van de Covid-19 pandemie, maar het gerecht oordeelde dat zij al in verzuim waren voordat de pandemie uitbrak. Het gerecht heeft de vordering van de ouders toegewezen tot een bedrag van € 107.917,33, vermeerderd met de contractuele rente vanaf januari 2020. Daarnaast zijn Marroy en de dochter veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak heeft de dochter gevorderd dat de gedaagde in vrijwaring, haar ex-man, zou bijdragen aan de terugbetaling, wat ook is toegewezen, voor zover het bedrag dat zij aan de ouders betaalt meer bedraagt dan 1/3 van het totaal.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004592 en CUR2021I00002
Vonnis d.d. 14 februari 2022
in de hoofdzaak inzake:

1.[EISERES SUB 1],

2.
[EISERS SUB 2],
beiden wonend in Nederland,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. L.F. Herben,
tegen

1.de besloten vennootschap MARROY B.V.,

gevestigd te Curaçao,
2.
[GEDAAGDE SUB 2],
wonende te Curaçao,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
en in de vrijwaringszaak inzake:
[GEDAAGDE SUB 2],
wonende te Curaçao,
eiser in vrijwaring,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen
[GEDAAGDE IN VRIJWARING],
wonende te Curaçao,
gedaagde in vrijwaring,
gemachtigde: mr. L.F. Herben.
Partijen zullen hierna [eisers], Marroy, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] worden genoemd
.

1.Het procesverloop

in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 24 november 2020 ingediend;
  • de conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties zijdens Marroy en [gedaagde sub 2];
  • de conclusie van antwoord in het incident zijdens [eisers];
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 7 juni 2021, waarin onder meer is bepaald dat de vordering van Marroy en [gedaagde sub 2] om de oproeping in vrijwaring van [gedaagde in vrijwaring] te gelasten wordt toegewezen;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie in de hoofdzaak zijdens Marroy en [gedaagde sub 2];
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring, tevens houdende eis in reconventie met producties zijdens [gedaagde in vrijwaring];
  • een aanvullende productie zijdens Marroy en [gedaagde sub 2] ten behoeve van de te houden comparitie na antwoord van 22 september 2021;
  • de comparitie na antwoord in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak van 22 september 2021, alwaar zijn verschenen Marroy, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring], bijgestaan door hun gemachtigden. [eisers] zijn bij hun gemachtigde verschenen.
  • een e-mailbericht zijdens [eisers] van 18 oktober 2021 waarin wordt meegedeeld dat partijen niet tot een regeling buiten rechte zijn gekomen en waarbij het gerecht wordt verzocht om vonnis te wijzen.
1.2. [
gedaagde in vrijwaring] heeft in haar conclusie van antwoord in vrijwaring een eis in reconventie geformuleerd. Zij heeft deze reconventionele vordering tijdens de comparitiezitting ingetrokken, zodat het gerecht deze vordering niet zal beoordelen.
1.3.
De gemachtigde van Marroy en [gedaagde sub 2] heeft zowel in de conclusie tot oproeping in vrijwaring, als in de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie verzocht om onderhavige zaken gevoegd te behandelen met zaaknummer CUR202100440 die betrekking heeft op de scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring]. Aan partijen is tijdens de comparitiezitting meegedeeld dat de zaken niet gevoegd zullen worden behandeld. Afgezien van het feit dat een andere rechter reeds met de behandeling van de verdelingszaak is aangevangen, gaat het in de verdelingszaak (deels) om andere partijen en spelen er andere belangen dan in de onderhavige zaken die zich niet voor gezamenlijke behandeling lenen.
1.4.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
2.1.
Marroy is op 11 april 2019 opgericht en heeft als handelsnaam Frietboetiek Jan Thiel. [gedaagde sub 2] is directeur van Marroy.
2.2. [
[gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring], die de dochter is van [eisers], zijn op […] 2016 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.3.
Op 22 april 2019 hebben [eisers] een geldleningsovereenkomst gesloten met Marroy, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] gezamenlijk, als ook met ieder afzonderlijk. In de geldleningsovereenkomst worden [eisers] leninggever genoemd en worden Marroy, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] zowel gezamenlijk als ook afzonderlijk, leningnemer genoemd. In de geldleningsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
In aanmerking nemende:
 Dat leninggever bereid is een geldlening te verstrekken ter financiering van Frietboetiek Jan Thiel, welke leningnemer wenst te aanvaarden;
(…)
Artikel 1: bedrag
De leninggever heeft op 22 april 2019 aan leningnemer een lening van € 125.000,-- (zegge: éénhonderdvijfentwintigduizend euro) verstrekt, in delen uit te betalen, welk bedrag leningnemer in leen heeft aanvaard. (…)
Artikel 2: rente
De geldlening draagt een rente van 3,50% per jaar over de periode ingaande bij ondertekening van deze overeenkomst en geldt gedurende de looptijd van de lening.
Artikel 3: aflossing
Betaling van rente en aflossing geschiedt in 60 maandelijkse annuïteiten van elk
€ 2.273,97 te voldoen per de ultimo van elke maand door middel van overboeking ten gunste van de bankrekening van leninggever (…), voor het eerst op 30 juni 2019. De rentevergoeding over de periode van 22 april 2019 t/m 31 mei 2019 is bepaald op een bedrag van € 350,-- te voldoen op 31 mei 2019.
(…)
Artikel 5: beëindiging
De overeenkomst van geldlening eindigt van rechtswege en het door de leningnemer alsdan is terstond en zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit opeisbaar in de volgende gevallen:
a. indien de leningnemer in verzuim is met het nakomen van enige verplichting uit hoofde van de deze overeenkomst;
(…)
2.4.
In mei 2019 is door Marroy en [gedaagde sub 2] in totaal een bedrag van € 1.164,88 (€ 598,64 + € 216,24 + € 350) overgemaakt aan [eisers] Vervolgens is in de periode van juni 2019 tot en met december 2019 zeven keer een bedrag van
€ 2.273,97 overgemaakt. In totaal is een bedrag van € 17.082,67 overgemaakt aan [eisers] Na 28 december 2019 zijn er geen betalingen meer verricht.
2.5. [
[eisers] hebben Marroy en [gedaagde sub 2] aangesproken op de terugbetalingsverplichting. Marroy en [gedaagde sub 2] zijn op 17 juli 2020 door [eisers] gesommeerd om uiterlijk 31 juli 2020 de betalingsachterstand van € 15.917,79 te zuiveren. Nadat betaling is uitgebleven hebben [eisers] de geldleningsovereenkomst bij brief van 31 juli 2020 beëindigd.
2.6.
Op 27 oktober 2020 is de echtscheiding tussen [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] uitgesproken. De procedure rondom de scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgemeenschap is onder zaaksnummer CUR202100440 aanhangig bij het gerecht.
2.7.
Op 20 januari 2021 is aan [eisers] verlof verleend voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de Maduro & Curiel’s Bank N.V. en de RBC Royal Bank N.V. ten laste van Marroy en [gedaagde sub 2]. Vervolgens heeft de deurwaarder op 26 januari 2021 die conservatoire derdenbeslagen gelegd.
2.8.
In een e-mailbericht van 26 januari 2021 met als onderwerp ‘potentiële koper’ heeft […] van Infocus Accountants & Adviseurs onder meer het volgende aan [gedaagde sub 2] bericht:
Nadat Rob is afgehaakt ben ik om me heen gaan kijken voor een andere koper. Er is iemand bereid om ANG 120.000 te betalen voor de onderneming waarbij daarnaast alleen de huurschuld wordt overgenomen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak in conventie
3.1. [
eisers] vorderen dat het gerecht voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Marroy en [gedaagde sub 2] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 109.082 althans het equivalent daarvan in NAf, te weten NAf 231.610, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen bedrag als voorschot op de door [eisers] nader aan te wijzen bankrekening;
II. Marroy en [gedaagde sub 2] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen de (buitengerechtelijke) kosten ten bedrage van
NAf 10.000,-, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen bedrag, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Marroy en [gedaagde sub 2] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen de contractuele rente van 3,5% over de onder I genoemde hoofdsom tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Marroy en [gedaagde sub 2] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder griffierechten, aanvraag faillissement en deurwaarderskosten, onder de bepaling dat over het bedrag van de toegewezen proceskosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf 14 dagen na de datum van vonniswijzing;
V. Marroy en [gedaagde sub 2] zal veroordelen in de nakosten, onder de bepaling dat over het bedrag van de toegewezen nakosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf 14 dagen na de datum van vonniswijziging.
3.2.
Marroy en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van [eisers], dan wel afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure, alles uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak in reconventie
3.3.
Marroy en [gedaagde sub 2] vorderen:
a. [eisers] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde sub 2] van de somma groot
€ 9.000,- plus NAf 120.000,- of een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 5 juli 2021;
[eisers] te veroordelen tot betaling aan Marroy van de door Marroy geleden schade, alles op te maken bij schadestaat en te bepalen bij wet;
[eisers] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.4. [
eisers] hebben verweer gevoerd.
in de vrijwaringszaak
3.5. [
gedaagde sub 2] vordert om bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in vrijwaring] te veroordelen om aan [gedaagde sub 2], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen het bedrag waartoe [gedaagde sub 2] in de hoofdzaak eventueel veroordeeld wordt te betalen aan [eisers], met inbegrip van een eventuele veroordeling tot betaling van de wettelijke rente, proceskosten en nakosten, met veroordeling van [gedaagde in vrijwaring] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.6. [
gedaagde in vrijwaring] heeft verweer gevoerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1. [
eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat Marroy en [gedaagde sub 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst. Er is sinds december 2019 geen enkele betaling meer gedaan. Gelet op de overeenkomst zijn Marroy, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling. [eisers] stellen dat een bedrag van € 15.917,79 is afgelost op de hoofdsom van € 125.000. [eisers] vorderen het openstaande bedrag (enkel) van Marroy en [gedaagde sub 2], omdat zij hun dochter [gedaagde in vrijwaring] willen ontzien. Marroy en [gedaagde sub 2] zijn naast de hoofdsom hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de achterstallige rente en incassokosten, aldus [eisers]
4.2.
Ter zitting is door Marroy en [gedaagde sub 2] aangevoerd dat in totaal een bedrag van € 17.082,67 is betaald aan [eisers]. Dat hebben Marroy en [gedaagde sub 2] onderbouwd met betaalbewijzen. [eisers] hebben deze betalingen niet betwist, zodat het gerecht dit bedrag als uitgangspunt neemt. Er resteert dan een bedrag van
€ 107.917,33, in beginsel te vermeerderen met de contractuele rente.
4.3.
Marroy en [gedaagde sub 2] hebben aangevoerd dat de vordering niet opeisbaar is omdat de betalingsverplichting is opgeschort. In dat verband heeft [gedaagde sub 2] ter zitting aangevoerd dat [eisers] er mee hebben ingestemd dat de betalingen zouden worden gestaakt totdat de pandemie voorbij zou zijn. Dat is uitdrukkelijk door [eisers] betwist en ook op geen enkele manier (verder) geconcretiseerd door [gedaagde sub 2], bijvoorbeeld door te stellen wanneer deze afspraak zou zijn gemaakt, wie bij dit (kennelijk) telefonische gesprek betrokken waren en vanaf wanneer deze afspraak zou gelden. Daar komt bij dat de betalingen door Marroy en [gedaagde sub 2] al zijn gestopt voordat de Covid-19 pandemie is uitgebroken, zodat het stoppen met de afbetalingen daarmee in ieder geval geen rechtstreeks verband kan houden. Nu [gedaagde sub 2] en Marroy niet hebben voldaan aan hun stelplicht wat betreft de door hen gestelde opschortingsafspraak, komt het gerecht evenmin toe aan bewijslevering op dit punt.
4.4.
Het voorgaande betekent dat Marroy en [gedaagde sub 2] sinds 31 januari 2020 in verzuim zijn met betrekking tot hun betalingsverplichtingen uit de geldleningsovereenkomst en dat de vordering van [eisers] in beginsel in zijn geheel opeisbaar is. Marroy en [gedaagde sub 2] beroepen zich echter op overmacht en stellen (dus) dat de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst niet toerekenbaar is. Vanwege de Covid-19 epidemie en de als gevolg daarvan afgekondigde lockdowns, heeft de Frietboetiek nauwelijks omzet kunnen genereren, waardoor zij geen aflossingen meer hebben kunnen doen. Ook om die reden kan van Marroy en [gedaagde sub 2] niet worden gevergd dat zij het volledig geleende bedrag ineens aflossen, aldus Marroy en [gedaagde sub 2]. Marroy en [gedaagde sub 2] verzoeken ten slotte, voor zover de vordering wordt toegewezen, de rente op nihil te stellen.
4.5.
Het beroep op overmacht gaat niet op. Het is duidelijk dat de Frietboetiek te lijden heeft gehad onder de door de overheid afgekondigde lockdowns en andere (beperkende) maatregelen. De Frietboetiek is gevestigd in toeristisch gebied en is een aantal maanden geheel gesloten geweest waardoor weinig tot geen omzet is gegenereerd. Zoals hiervoor al is geoordeeld waren Marroy en [gedaagde sub 2] echter al in verzuim voordat de Covid-19 pandemie uitbrak. Daar komt bij dat in de periode vanaf januari 2020 in het geheel niet meer is afgelost op de lening. Ook zijn er geen (concrete) afspraken gemaakt met [eisers] tot uitstel van betaling. Dat Marroy en [gedaagde sub 2] in het geheel niet in staat waren om (deels) aan hun betalingsverplichtingen te voldoen hebben zij onvoldoende gesteld en is evenmin gebleken. De (financiële) gevolgen van de verslechterde situatie van de Frietboetiek komen in deze omstandigheden voor rekening en risico van Marroy en [gedaagde sub 2] en hebben niet tot gevolg dat de tekortkomingen in de nakoming van de geldleningsovereenkomst niet toerekenbaar zijn. Er bestaat evenmin aanleiding om de rente op nihil te stellen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eisers] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 107.917,33, te vermeerderen met de contractuele rente van 3,5% per jaar vanaf januari 2020. De buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen conform het procesreglement, tot een bedrag van NAf 3.000.
4.7.
Marroy en [gedaagde sub 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Daaronder vallen niet de kosten voor de (niet doorgezette) faillissementsaanvraag die door [eisers] is gedaan en die voor hun eigen rekening blijven. De kosten aan de zijde van [eisers] worden tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 332,47
griffierecht NAf 2.320
salaris gemachtigde
NAf 4.000 (2 punten x tarief NAf 2.000) +
totaal: NAf 6.652,47
in reconventie
4.8.
Marroy en [gedaagde sub 2] hebben in reconventie een bedrag van € 9.000 gevorderd in verband met een kippengrill en NAf 120.000 in verband met schade als gevolg van het niet doorgaan van de verkoop van de Frietboetiek. Daarnaast vorderen zij schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
4.9.
In de tussen [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] lopende boedelverdeling en de in dat verband gehouden zitting is komen vast te staan dat de kippengrill zich bij [eisers] bevindt. Partijen zijn het erover eens geworden dat deze kippengrill onderdeel uitmaakt van de boedel en zal worden toegedeeld aan [gedaagde in vrijwaring], tegen (in beginsel) vergoeding van de helft van de waarde. Deze verdeling zal verder plaatsvinden in de boedelverdeling en de vordering in deze procedure zal, voor zover nog nodig, worden afgewezen.
4.10.
Marroy en [gedaagde sub 2] stellen zich wat de gestelde schade betreft op het standpunt dat het aan [eisers] te wijten is dat verkoop van de Frietboetiek aan geïnteresseerde derden niet is doorgegaan. Die vordering zal worden afgewezen omdat Marroy en [gedaagde sub 2] niet hebben voldaan aan de op hen rustende stelplicht. Marroy en [gedaagde sub 2] stellen weliswaar dat [eisers] (dan wel [gedaagde in vrijwaring]) de verkoop hebben gefrustreerd, maar zij hebben dat niet nader onderbouwd. Ook is niet duidelijk onder welke voorwaarden de (gestelde) biedingen zijn gedaan en of dat reële biedingen zijn (geweest). Daar komt bij dat, ook indien de verkoop voor een bedrag van NAf 120.000 een reëel bedrag zou zijn geweest, dat niet betekent dat Marroy en [gedaagde sub 2] door het niet doorgaan van deze verkoop een schadepost hebben van NAf 120.000 en (mogelijk) meer. Ten slotte hebben Marroy en [gedaagde sub 2] onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat het ‘niet meewerken’ van [eisers] er aan heeft bijgedragen of doorslaggevend is geweest bij de niet gerealiseerde verkoop. De vorderingen tot betaling van NAf 120.000 en tot verwijzing naar de schadestaat zullen worden afgewezen.
4.11.
Marroy en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eisers] begroot op NAf 2.000 (2 punten x 0,5 x tarief NAf 2.000) aan salaris gemachtigde.
in de vrijwaringszaak
4.12. [
gedaagde sub 2] heeft in de vrijwaringszaak het volgende aangevoerd. [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. De aandelen in Marroy maken onderdeel uit van de huwelijksgoederengemeenschap. De geldleningsovereenkomst is aangegaan tussen [eisers] en Marroy, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring], waarbij de geldnemers ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de lening. Het kan niet zo zijn dat alleen [gedaagde sub 2] (en Marroy) nu worden aangesproken tot terugbetaling. Daarom vordert [gedaagde sub 2] dat [gedaagde in vrijwaring] in vrijwaring wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waartoe [gedaagde sub 2] in de hoofdzaak wordt veroordeeld.
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de geldlening. Ter zitting is dat door [gedaagde in vrijwaring] nogmaals erkend en bevestigd. In de onderlinge verhouding zijn [gedaagde sub 2], [gedaagde in vrijwaring] (en Marroy) ieder voor 1/3 deel ten opzichte van elkaar aansprakelijk, in die zin dat zij, voor zover zij meer dan 1/3 deel zouden betalen, regres zouden kunnen nemen op de ander(en). [gedaagde in vrijwaring] kan dus ten opzichte van [gedaagde sub 2] niet worden veroordeeld tot betaling van het gehele bedrag. Zij kan daartoe wel (hoofdelijk) worden veroordeeld ten opzichte van [eisers], maar daarop ziet deze procedure niet.
4.14.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [gedaagde sub 2] wordt toegewezen in zoverre, dat [gedaagde in vrijwaring] wordt veroordeeld tot betaling aan [gedaagde sub 2] voor zover [gedaagde sub 2] aan [eisers] een bedrag heeft betaald dat meer bedraagt dan 1/3 van het bedrag van € 107.917,33, vermeerderd met de toegewezen rente en kosten. Indien en voor zover ook Marroy moet bijdragen dient de onderlinge verdeling daarvan te worden beoordeeld in de aanhangige verdelingsprocedure.
4.15.
Gelet op de relatie tussen partijen en de uitkomst van deze zaak ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

Het gerecht
in conventie
5.1.
veroordeelt Marroy en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, aldus dat wanneer een van hen betaalt de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 107.917,33, vermeerderd met de contractuele rente van 3,5% over dat bedrag vanaf januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Marroy en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op NAf 6.652,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis en vermeerderd met de nakosten van NAf 250 zonder betekening en verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt Marroy en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op NAf 2.000;
in de vrijwaringszaak
5.7.
veroordeelt [gedaagde in vrijwaring] tot betaling aan [gedaagde sub 2] voor zover [gedaagde sub 2] aan [eisers] een bedrag betaalt of heeft betaald dat meer bedraagt dan 1/3 van het bedrag van € 107.917,33, vermeerderd met de toegewezen rente en kosten.;
5.8.
compenseert de proceskosten van de vrijwaringszaak, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 14 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.