4.3.Principaal verweer
De onder 1 en 2 genoemde verzoeken van verzoeker strekken er toe om de verrekening van de door verweerster genomen vakantie opname besluiten terug te draaien. Zij lenen zich derhalve voor gezamenlijke behandeling.
4.4.
Het Gerecht stelt voorop dat voor overeenstemming sprake moet zijn van een aanbod van verweerster als werkgeefster dat moet zijn aanvaard door verzoeker als werknemer. Niet in geschil is dat de vakbond gerechtigd is om namens verzoeker als werknemer afspraken te maken over de te nemen maatregelen, waaronder de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen. Uit de in 2.6. bedoelde brief van 24 april 2020 van de vakbond aan verweerster volgt dat de vakbond, gelet op het (aangepaste) advies van dhr. [naam 2], ingestemd heeft met de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen. Ook ter behandeling is erkend door verzoeker dat de vakbond akkoord is gegaan met de door verweerster te nemen maatregelen en dat de maatregelen vervolgens zijn uitgevoerd.
4.5.
Verzoeker stelt zich op het standpunt, daarin gesteund door de vakbond, dat nooit akkoord is gegaan dat de vakantiedagen verrekend zouden worden. Wellicht staat niet uitdrukkelijk vermeld in de in 2.5. bedoelde brief, dat de vakantiedagen verrekend zouden worden, doch van verzoeker (en zeker van de vakbond die namens verzoeker afspraken heeft gemaakt over de te nemen maatregelen) mocht worden verwacht dat dit wel zo zou worden begrepen. Immers indien dat niet het geval was, dan sorteert de vakantie opname besluiten als bezuinigingsmaatregel geen effect.
4.6.
Op de grond dat sprake is van overeenstemming van de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen worden de verzoeken van verzoeker afgewezen.
4.7.
Indien veronderstellende wijze er vanuit wordt gegaan dat geen sprake was aanbod en aanvaarding tussen verweerster en de vakbond, wordt overwogen als volgt.
4.8.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij gezien de bijzondere omstandigheden (Covid-19 pandemie) ex artikel 29 van de cao gerechtigd was om het vakantierooster aan te passen (in de zin dat verzoeker verplicht is twee weken vakantiedagen te nemen, ook indien die ongevraagd is verleend). Zij verwijst daartoe allereerst naar het in 2.1. bedoelde artikel 29 van de cao, waarin het onderwerp van vakantie geregeld is en waarin in lid 1 is opgenomen dat de Landsverordening Vakantieregeling 1949 (hierna: Vakantieregeling) onverminderd van kracht blijft, tenzij in voornoemd artikel 29 voor de werknemer daarvan wordt afgeweken.
4.9.
Verwezen wordt naar het in 2.1. bedoelde artikel 29 lid 8 van de cao, waarin voor de werknemer is afgeweken van artikel 2 lid 2 van de Vakantieregeling (waarin is bepaald: De werkgever is verplicht de arbeider op diens verzoek de in het vorige lid bedoelde vakantie te verlenen, terwijl de arbeider verplicht is deze vakantie, ook indien ongevraagd verleend, te nemen.). Voornoemd artikel 29 lid 8 van de cao verdraagt zich in beginsel niet met een door verweerster eenzijdig tegen verzoeker’s wil vaststellen van vakantie.
4.10.
Verweerster beroept zich voorts op het beginsel van goed werknemerschap (artikel 7A:1615d BW) en stelt daartoe dat verzoeker gehouden is zich als goed werknemer te gedragen als het bedrijfsbelang vordert dat er door de werkgever zekere vakantie opname besluiten worden genomen (punt 4.7. van de pleitnota).
4.11.
Voorop wordt gesteld dat de door verweerster genomen vakantie opname besluiten, tegen verzoeker’s wil, rechtsgeldig kunnen zijn, als de wens van verzoeker om geen vakantie op te nemen in strijd zou zijn met goed werknemerschap of als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat verzoeker geen vakantie zou opnemen (een en ander beoordeeld naar de maatstaf vastgelegd in het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847: Mammoet/Stoof). 4.12.
Naar het oordeel van het gerecht is dat hier het geval. Daartoe is het volgende redengevend:
- De (wereldwijde) Covid-19 pandemie was aanleiding voor de regering van Curaçao om vanaf medio maart 2020 achtereenvolgend diverse vergaande maatregelen te treffen om de verspreiding van het virus onder de bevolking van Curaçao zoveel mogelijk te beperken. Ook voor verweerster hadden deze maatregelen verstrekkende gevolgen. In verband met haar vitale functie en gelet op het maatschappelijk en macro-economisch belang voor Curaçao diende zij de bedrijfscontinuiteit van de cruciale havenketen (onder meer bij de aanvoer van levensmiddelen) te verzekeren, zonder de gezondheidsrisico’s van haar werknemers uit het oog te verliezen. In dat verband diende zij de in de ministeriele beschikkingen voorgeschreven maatregelen voor het waarborgen van sociale afstand en hygiëne op te volgen. Daarnaast is onweersproken dat er in die periode minder schepen Curaçao aandeden en dat het laden en lossen alleen in de ochtenduren plaatsvond.
- Met verweerster is het gerecht van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van (het management van) verweerster was, juist met het oog op haar vitale functie - en daarmee ook de belangen van haar werknemers – om terstond na het afkondigen van de maatregelen door de regering van Curaçao haar bedrijfsvoering aan te passen aan de veranderde omstandigheden c.q. dalende bedrijfsomzet.
- Verweerster heeft over de te nemen maatregelen overleg gevoerd met de vakbond, die gerechtigd is om namens verzoeker als werknemer van verweerster afspraken te maken over de te nemen maatregelen. Vast staat dat de vakbond met die maatregelen (waaronder de vakantie opname besluiten en de verrekening van de vakantiedagen) aanvankelijk akkoord is gegaan.
- De door verweerster in het kader van de maatregelen voorgestelde vakantie opname besluiten is, zeker in het licht van andere mogelijk nog ingrijpendere maatregelen voor werknemers een redelijk (en dus minder nadelig voor de werknemers) voorstel. Er is niet gekort in het personeelsbestand, in de salarissen noch in de secundaire arbeidsvoorwaarden. Het recht op vakantie is verzoeker niet ontnomen en zijn vakantiewensen zijn gehandhaafd.
- De vakantie opname besluiten betreft het incidenteel vaststellen van 10 vakantiedagen. In verhouding met het aan verzoeker toegekende aantal vakantiedagen, te weten 25, raakt deze maatregel enkel de bovenwettelijke vakantiedagen.
- Daarnaast is verweerster, ook naast de aan verzoeker toegekende vakantiedagen, tegemoet gekomen aan de additionele vakantiewensen van verzoeker.
Gelet op al deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat sprake is van een zwaarwichtig (bedrijfs)belang bij de door verweerster genomen vakantie opname besluiten en kon in alle redelijkheid van verzoeker als goed werknemer gevergd worden met voornoemde vakantie opname besluiten akkoord te gaan.
4.13.
Met verzoeker is het gerecht van oordeel, zij het anders verwoord, dat het doel van het toekennen van vakantie is om de arbeider in staat te stellen in fysiek en psychisch opzicht te laten herstellen van het werk. Ook gedurende de Covid-19 pandemie was fysiek en psychisch herstel van het werk, zij het aangepast aan de beperkingen gedurende de pandemie, mogelijk. Daaraan doet niet af dat verweerster, juist gelet op de uitzonderlijke omstandigheden rondom de Covid-19 pandemie en haar vitale functie, van verzoeker verwachtte dat hij zich gedurende deze periode beschikbaar hield voor het geval verweerster een beroep op hem mocht doen.
4.14.
Gelet op al het voorgaande worden de verzoeken van verzoeker afgewezen.
4.15.
In de arbeidsrelatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.