ECLI:NL:OGEAC:2022:207

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
CUR202104038
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen en verrekening

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. I.F. Moeniaralam, betaling van achterstallige huurpenningen van NAf 8.500,= van gedaagde, die in persoon procedeerde. De huurachterstand was ontstaan door een betalingsachterstand die begon in november 2018, nadat gedaagde de huurprijs had geaccepteerd die door eiser was verhoogd van NAf 600,= naar NAf 750,= per maand. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat de huurverhoging onrechtmatig was en dat hij teveel had betaald. Hij stelde dat hij recht had op verrekening van het teveel betaalde bedrag.

De mondelinge behandeling vond plaats op 16 mei 2022, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten. Het Gerecht oordeelde dat gedaagde de huurverhoging had geaccepteerd door deze zonder protest te betalen. Het beroep op verrekening werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de huurverhoging in strijd was met de wet of onredelijk was. Het Gerecht veroordeelde gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en wees ook de buitengerechtelijke incassokosten toe. Het vonnis werd uitgesproken op 27 juni 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202104038
Vonnis d.d. 27 juni 2022
inzake
[EISER],
wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. I.F. Moeniaralam,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 16 december 2021 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling waarbij eiser zijn eis heeft verminderd heeft tot NAf 8.500,=.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2022 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen, waarbij eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet. De gemachtigde van eiser heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde] huurt van [eiser] - in elk geval vanaf 2013 - een driekamerwoning aan de [adres] in Curaçao (hierna: de woning). In februari 2021 heeft [gedaagde] de woning verlaten.
2.2.
Aanvankelijk betaalde [gedaagde] een huurprijs van NAf 600,= per maand voor de woning. Deze prijs is met ingang van 1 juli 2015 door [eiser] verhoogd naar NAf 750,= per maand. Vanaf november 2018 is er een betalingsachterstand ontstaan. Het openstaande bedrag aan huur voor 2019 beloopt NAf 5.000,= en voor 2020 NAf 3.500,=.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurschuld ad NAf 8.500,=, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2021, met veroordeling van gedaagde in de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2. [
Gedaagde] erkent de huurachterstand, maar beroept zich op verrekening. Hij stelt daartoe dat de huurverhoging vanaf 1 juli 2015 onrechtmatig was en dat hij vanaf dat moment NAf 150,= per maand teveel aan huurpenningen heeft betaald. Hij verkeerde destijds in de veronderstelling dat [eiser] gerechtigd was de huur te verhogen naar NAf 750,=, maar hem is onlangs door de huurcommissie te verstaan gegeven dat de huurprijs van een woning met niet meer dan 10% verhoogd mag worden. Volgens [gedaagde] blijft na verrekening met het door hem teveel betaalde bedrag aan huur een bedrag over van NAf 2.950,= dat hij bereid is aan [eiser] te betalen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de erkenning van de huurachterstand door [gedaagde] staat de vordering van [eiser] in rechte vast. Deze vordering ligt voor toewijzing gereed tenzij het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt. Dit beroep slaagt niet. De verhoogde huurprijs is immers aan [gedaagde] aangezegd. Vervolgens heeft [gedaagde] de verhoogde huurprijs zonder vorm van protest of voorbehoud vanaf 2015 betaald. Daarmee heeft hij de huurprijs geaccepteerd, zodat de nieuwe huurprijs tussen partijen is overeengekomen.
4.2. [
Gedaagde] wil deze afspraak terugdraaien, omdat hij zou hebben gedwaald ten aanzien van de huurverhoging. Het Gerecht gaat daaraan voorbij. Niet gebleken is dat de huurverhoging in strijd is met de wet of anderszins niet redelijk is gelet op de staat en of aard van de woning. Dat wil zeggen dat de overeengekomen huurverhoging in stand blijft en [gedaagde] geen beroep op verrekening toekomt.
4.3. [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 321,45
griffierecht NAf 450,=
salaris gemachtigde
NAf 1.000,= (2 punten x tarief 3) +
totaal: NAf 1.771,45
.
4.4.
De buitengerechtelijke incassokosten en nakosten zullen worden toegewezen conform het Procesreglement 2018.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
NAf 8.500,=, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 1.771,45;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 750,=;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van [eiser] begroot op NAf 250,= zonder betekening en NAf 400,= in geval van betekening, en indien deze kosten niet binnen veertien dagen zijn betaald te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, en op 27 juni 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.