In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. I.F. Moeniaralam, betaling van achterstallige huurpenningen van NAf 8.500,= van gedaagde, die in persoon procedeerde. De huurachterstand was ontstaan door een betalingsachterstand die begon in november 2018, nadat gedaagde de huurprijs had geaccepteerd die door eiser was verhoogd van NAf 600,= naar NAf 750,= per maand. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat de huurverhoging onrechtmatig was en dat hij teveel had betaald. Hij stelde dat hij recht had op verrekening van het teveel betaalde bedrag.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 mei 2022, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten. Het Gerecht oordeelde dat gedaagde de huurverhoging had geaccepteerd door deze zonder protest te betalen. Het beroep op verrekening werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de huurverhoging in strijd was met de wet of onredelijk was. Het Gerecht veroordeelde gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en wees ook de buitengerechtelijke incassokosten toe. Het vonnis werd uitgesproken op 27 juni 2022.