Uitspraak
1.[gerequestreerde sub 1],
[gerequestreerde sub 2],
[gerequestreerde sub 3],
[gerequestreerde sub 4] en
[gerequestreerde sub 5],
1.Het procesverloop
2.Het verzoek
bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker], wonende in Sint Maarten, die werd bijgestaan door de gemachtigden mrs. M.F. Murray en K.A. Doekhi. [Verzoeker] verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir deelgenotenbeslag op de goederen van de gerequestreerden, die allen in Nederland wonen. Het verzoek was gebaseerd op een geldvordering van [verzoeker] op de gerequestreerden in verband met beslag- en accessoire kosten en rente, die hij voorlopig wilde begroten op een bedrag van USD 2.046.408,57.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat [verzoeker] deelgenoot is in de gemeenschap van de nalatenschap van zijn overleden vader en dat hij een vordering heeft op die gemeenschap. [Gerequestreerden] c.s. hebben echter de executie van een eerder vonnis in gang gezet, waardoor [verzoeker] genoodzaakt was om een betaling te verrichten om een executoriale veiling te voorkomen. [Verzoeker] stelde dat hij conservatoir deelgenotenbeslag wilde leggen op de goederen van de gerequestreerden, onder andere om zijn vordering veilig te stellen.
De rechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 733 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat beslag kan worden gelegd op goederen die in aanmerking komen om aan de beslaglegger te worden toegedeeld. Aangezien niet is aangetoond dat [verzoeker] aanspraak kan maken op de gelden die de gerequestreerden onder zich hebben, heeft het Gerecht het verzoek afgewezen. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.