ECLI:NL:OGEAC:2022:209

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
CUR202200983
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studiekosten en rente door Stichting Studiefinanciering Curaçao

In deze zaak vordert de Stichting Studiefinanciering Curaçao, eiseres, dat gedaagde, wonende in Curaçao, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 23.654,40, vermeerderd met een samengestelde contractuele rente van 10% per jaar, te rekenen vanaf 11 februari 2022. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van geldlening die op 10 februari 2004 is gesloten, met als doel de studie van gedaagde te bekostigen. De overeenkomst bevat bepalingen die de opeisbaarheid van de schuld na zes maanden na beëindiging van de studie regelen, evenals de renteverplichtingen.

Het procesverloop toont aan dat gedaagde in haar conclusie van antwoord geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering van eiseres. Hoewel gedaagde om uitstel heeft verzocht, is dit verzoek afgewezen, omdat eiseres zich verzet tegen uitstel. Het gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde, door geen inhoudelijk verweer te voeren, haar recht om verweer te voeren heeft verloren. De vordering van eiseres wordt door het gerecht niet ongegrond of onrechtmatig geacht, maar het gerecht komt tot een ander te wijzen bedrag van NAf 23.179,09, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.

Gedaagde heeft verzocht om een betalingsregeling, maar het gerecht heeft aangegeven niet bevoegd te zijn om een dergelijke regeling toe te wijzen. Gedaagde wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 4.115,14. Het vonnis is uitgesproken op 23 mei 2022 door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
de stichting
Stichting Studiefinanciering Curaçao,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en E.G. van der Plank,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.

1.1. Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ter griffie ingediend op 3 maart 2022;
- de op 28 maart 2022 ingediende conclusie van antwoord met productie;
- de emailcorrespondentie in de periode 5 tot/met 28 april 2022.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen, NAf 23.654,40, te vermeerderen met de samengestelde contractuele rente van 10% per jaar te rekenen vanaf 11 februari 2022 tot aan de dag van volledige betaling van het verschuldigde bedrag, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten en de nakosten.
Eiseres legt aan de vordering ten grondslag de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening van 10 februari 2004 strekkende tot bekostiging van de studie/opleiding van gedaagde. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing onder meer inhoudende dat de studieschuld na 6 maanden na de beëindiging direct opeisbaar is (artikel 6) en dat gedaagde over diende te gaan tot betaling van de totale opeisbare schuld (artikel 7). Over de schuld is 10% rente per kalenderjaar verschuldigd vanaf de datum van de opeisbaarheid (artikel 7 lid 6).
In totaal heeft gedaagde NAf 10.149, als lening ontvangen, vermeerderd met de verschenen rente ad NAf 11.530,09 (NAf 13.255,09 minus NAf 1.735 aan deelbetaling). Derhalve bedraagt de hoofdsom NAf 21.679,09. Daarnaast stelt eiseres kosten te hebben gemaakt ter zake buitengerechtelijke incassokosten begroot conform het liquidatietarief op NAf 1.500.
Het gerecht constateert dat gedaagde in haar conclusie van antwoord geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering van eiseres. Weliswaar is namens gedaagde daarna verzocht om uitstel voor het nemen van een conclusie van antwoord, doch dat is gelet op het verzet van eiseres geweigerd. Daarvoor is redengevend dat op grond van artikel 120 Rv alle verweren, ook het verweer ten gronde, tegelijk naar voren moeten worden gebracht, bij gebreke waarvan het recht om alsnog verweer te voeren komt te vervallen. Nu gedaagde geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, hoewel haar daartoe de gelegenheid is geboden, is het recht om alsnog inhoudelijk verweer te voeren komen te vervallen.
2.4.
De vordering komt het gerecht niet ongegrond of onrechtmatig voor, zij het dat het Gerecht tot een ander toe te wijzen bedrag komt, namelijk (NAf 21.679,09 plus NAf 1.500 is) NAf 23,179,09.
2.5.
Uit de conclusie van antwoord is te lezen dat gedaagde verzoekt om een betalingsregeling te treffen. Gedaagde dient zich daartoe te wenden tot eiseres. Het gerecht is niet bevoegd om een betalingsregeling toe te wijzen, terwijl eiseres daartoe overigens ook niet verplicht is.
2.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde worden veroordeeld in de proceskosten, begroot op:
Explootkosten (NAf 396,64+272,50+369,50+324,50 =) NAf 1.365,14
Griffierechten NAf 750 (NAf 450 ter zake beslag en NAf 300 voor de hoofdzaak)
Gemachtigdensalaris
NAf 2.000,=(tarief 4, 2 punten)
NAf 4.115,14.

3.De beslissing

Het Gerecht:

3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van NAf 23.179,09, te vermeerderen met de samengestelde contractuele rente van 10% per jaar te rekenen vanaf 11 februari 2022 tot aan de dag van volledige betaling van het verschuldigde bedrag;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op NAf 4.115,14;
3.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op NAf 250 zonder betekening en NAf 400 in geval van betekening, en indien deze kosten niet binnen veertien dagen zijn betaald te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.